t
bevroren inundatie ontoegankelijk gemaakt - Finsche oorlogsbuit
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede
n bericht van
Hamilton
FEUILLETON
NA DE FINSCHE OVERWINNING BIJ SUOMUS-
SALMI. Een gedeelte van het op-de Russen
veroverde materiaal.
DE R1J.N
ZIT DICHT.
Tot Panner-
den is de
rivier bevro
ren en het
veer tusschen
deze plaats
en Doornen
burg heeft
men uit de
vaart moeten
nemen.
EROM IS TE HUISDUINEN EEN AANGESPOELDE MIJN ONT-
T en weer is veel schade aangericht. Het Badhotel dat net eenigs-
I zins hersteld was, na de vorige ontploffing, werd zwaar getroffen.
DE.PONTJESBAAS VAN HET PONTJE IN DE SGHIE TE ROTTER
DAM HEEFT VEEL MOEITE OM ZIJN „VAAR-
GEUL" OPEN TE HOUDEN.
DE UIT DE NOORDZEE in de Am-
sterdamsche haven binnenkomende
schepen zijn met een dikke ijslaag
bedekt
ERLAND WERKT AAN ZIJN INUNDATIËN. Links: Een tot gemotoriseerde ijszaag getransformeerde zware trekker zaagt met groote snelheid en verbluffend gemak ijs van
0:" ^an 30 cm- dikte in reepen. Het ijszaagsel spuit hoog op. Rechts: met ijshaken en planken worden de zware schotsen op de bevroren inundatie gesleept, teneinde nog een
VÖ
if
extra tankhindernis te vervaardigen.
VON CR A MM (rechts) de bekende
Duitsche tennisser, speelde*te,Amsterdam
eenige vriendschappelijke partijtjes tegen
Nederlandschespeiers. Links: van SwoL
door
HANS HERTHAMMER.
>el
ribt immers van de galerij af je zak-
v? levensmiddelen naar omlaag ge-
Hoe lang duurde het voor je ze
fallen? Tot hoever zou je in dien
itijd hebben kunnen tellen?"
ra probeerde het eens. „Een
[B driemompelde ze. „Tot vier,
,;rs nog al wat! Als je tenminste
[g plotseling en hief luisterend het
„Hoorde je daar ook niet wat?"
jor Vischwa kon antwoorden, weer-
lit.n een oorverdoovend lawaai.dat
muren van het gewelf veelvuldig
erkaatst.
w kroop snel naar de opening en
,1 hoofd naar bulten,
tzelfde oogenblik werd het reus-
hol in een vaal licht gezet,
rofessor zocht naar den oorsprong
(S lawaai, dat van dezelfde plaats
e komen, van waar ook het licht-
de in het hol heerschende duister-
boorde.
loven, ongeveer dertig meter boven
den grond, op een smalle vooruitspringen
de rots, renden verschillende gedaanten
wild door elkaar, terwijl zij met angstwek
kend knetterende oude voorladers in de
diepte schoten.
Floyd kon er zich aanvankelijk geen
beeld van vormen, wat dit oproer te be-
teekenen had, maar toen hij het opwin
dende schouwspel wat nauwkeuriger gade
sloeg, ontdekte hij iets, dat hem het bloed
bijna In de aderen deed stollen.
Ongeveer halverwege tusschen de galerij
en den grond bungelde een menschelijk
lichaam, dat aan een touw in de diepte
werd neergelaten.
Floyd volgde geboeid het huiveringwek
kende intermezzo, maar nog vóór het
slachtoffer aan het touw den grond be
reikt had, werden de fakkels daarboven ge
doofd en verstomde het geknetter der ge
weren.
,.Wa'. was dat?" klonk angstig Visch
wa's stem achter hem.
Maar de professor was reeds bezig door
de opening te kruipen. „Ik moet er heen!"
riep hijDaarna verdween hij in de duister
nis.
15.
Floyd had de richting van de plaats on
der de galerij goed in zijn geheugen ge
prent.
Zoo snel mogelijk spoedde hij zich er
heen. voortgedreven door een vermoeden,
dat hem een nieuwe kracht schonk.
Af en toe bleef hij luisterend staan, maar
er was niets te booren, dat op de nabij
heid van een levend wezen kon duiden.
Eindelijk bereikte hij den muur. Volgens
zijn schatting ken hij - niet ver meer
van de plek ciji waar de man moest zijn
neergekomen. Voorzichtig ging hij verder,
eiken vierkanten meter van den grond af
zoekend.
Plotseling stiet hij met zijn voet tegen
een hindernis. Hij bukte zich en voelde het
dikke, grof gevlochten touw. dat hij kort
tevoren van de galerij had zien afhangen.
Het was daarboven los gemaakt en in de
diepte geslingerd. Nu lag het in een ver
ward kluwen op den grond.
Francis Floyd mompelde een verwen
sching, want in stilte had hij gehoopt, dat
men vergeten zou hebben het touw te ver
wijderen. Op deze wijze zou hem dan ten
minste de kans zijn geboden dit lugubere
graf te ontvluchten.
Het bleek echter, dat zijn verwensching
in dit geval toch nog eenig effect sorteerde,
want nauwelijks had hij haar geuit, of hij
hoorde een stamelende stem in zijn on
middellijke nabijheid. De volgende seconde
stak hij zijn beide handen naar de op den
grond liggende gestalte uit.
„James, old boy, ik wist immers dat ik
Je hier zou vinden!"
De aangesprokene stamelde verheugd den
naam van zijn vriend. „Ik dank den hemel
dat ik je gevonden heb, Francis. Om je
eerlijk de waarheid te zeggen, vreesde ik
het ergste. toen ik je niet meer zag."
Floyd's handen gleden bezorgd over het
lichaam van zijn metgezel. „Hoe staat het
met je? Ben je gewond?"
„Dat valt nogal mee. Mijn linker been.
Een beetje verstuikt, denk ik. Gelukkig
was ik al vrij dicht bij den grond, toen zij
boven dat touw doorsneden." En op geër-
gerden toon vervolgde hij: „Ik wilde je
hier uithalen. Francis! Ik had mijn ooren
goed open gehouden en was er achter ge
komen, dat je hier moest zijn. In plaats
daarvan zitten we nu belden in de soep.
Een gezellig avontuur! Ik geloof, dat we
ons testament wel kunnen maken, wat?
Onder ons gezegd, had ik mij mijn eindje an
ders voorgesteld dan in zoo'n ellendig mui-
-enhol te verhongeren."
„Voorloopig is het nog niet zoo ver'
meende Floyd, terwijl hij zijn arm onder
Cookerel's schouder schoof. „Denk je, dat
je kunt loopen, als ik je ondersteun?"
„Waarvoor is dat noodig? Laat me hier
maar liggen!"
„Komaan, James, een beetje flink! Lig
gen kunnen we nog lang genoeg. Ik heb
daar aan den overkant een plaatsje ge
vonden, waar het voorloopig met goeden
wil nog wel is uit te houden. Kom, we zul
len eerst je voet eens onderhanden moeten
nemen. Het is niet ver!"
Cookerel liet zich willoos op de been hel
pen. Weliswaar slaakte hij een kreet van
pijn, toen hij op zijn geblesseerden voet
trachtte te staan, maar toen Floyd hem
meer droeg dan steunde, kwamen zij toch
vooruit.
,We.t is dat hier voor een afgrijselijk
hol? Dat groote aantal lijken, verschrikke
lijk! Toen ik zooeven bij die feestelijke ver
lichting een blik in de diepte wierp, liet
ik van schrik bijna het touw los!"
Floyd deelde hem mee. wat hij tot dus
ver ontdekt had. „Wat mij het meest frap
peert, is, dat geen enkel van deze lijken
tot ontbinding cvergaat. Zij drogen als het
wa-e uit en waarschijnlijk duurt het eeuwen
voor ze in stof uiteen vallen."
„Dat is inderdaad merkwaardig. En weet
je daar een verklaring voor?
„Nee. hoogstens een veronderstelling."
„En die is?"
„Als je goed oplet, zul je bemerken, dat
de bodem op verschillende plaatsen van
tijd tot tijd een nauwelijks zichtbaren,
blauwachtigen lichtglans vertoont!"
„Aha, je vermoedt dus de aanwezigheid
van bepaalde aardstralen, waardoor de
ontbir.dingskiemen wjrden verdelgd?"
„Ja! ik zou tenminste geen andere op
lossing voor dit raadsel weten. Een geolo
gisch onderzoek zou misschien een sterk
uraniumgehalte aan het licht brengen."
„Dat is tenminste één troost!" antwoord
de Cookerel met een wrang lachje. „Nu
hebben we althans de zekerheid, dat onze
stoffelijke resten voor het nageslacht be
waard zullen blijven!"
„Ik voel er voorloopig nog niets voor in
een mummie te veranderen. Zoo we
zijn er, James! Hier zul je een behoorlijk
rustbed vinden en de noodige verpleging."
Nog voor hij Vischwa's naam had ge
roepen, stond zij reeds naast hem, daarmee
bewijzend, hoe nauw zij hun lot verbonden
voelde.
„Ik heb mijn vriend gevonden", zei hij,
zich in stilte afvragend, hoe zij de komst
van dezen derden man. die haar beperk
ten voedselvoorraad nog sneller zou doen
slinken, opvatten. „Hij heeft zijn voet ver
stuikt!" voegde hij er aan toe en het klonk
als een excuus. „Wil je mij helpen om een
legerstede voor hem in orde te maken?"
Vischwa toonde zich onmiddellijk een en
al bereidwilligheid en hielp dapper mee het
slachtoffer door het gat in den muur naar
binnen te hijschen.
Cookerel scheen van verbazing zijn spraak
te hebben verloren. Hoewel bij het moei
lijke transport zijn geblesseerde voet her
haaldelijk op onzachte wijze met den muur
in aanraking kwam, gaf hij geen kik.
(Nadruk verboden). .(.Wordt vervolgd).