- \v' \GIa( ide wegen - H in de „Colu. mbus" - Afscheid Hore Belisha et einde üt LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Geen bericht van Hamilton 80ste Jaargang FEUILLETON ntr- 1 GLADDE WEGEN-MISERE IN NEDERLAND. Vele auto's zijn gehavend uit den strijd tegen de gladheid te voorschijn gekomen. Boven: De requieieten- auto van het tooneelgezelschap „Het Masker" tracht men door dekzeil voor de wielen te leggen, weer midden op den weg te krijgen. Onder: Een weg met ge strande auto's, die alle min of meer beschadigd werden. De voorste auto heeft een paar ingedeukte spatborden opgeloopen. WINTERMODE IN ZWITSERLAND. Een bontjas in Klu Klux Klan-stijl, waarbij plus four en bontschoenen worden gedragen. NIEUW BANKGEBOUW TE BATAVIA. HET NIEUWE GEBOUW VAN DE NED.-IND. HANDELSBANK IS THANS GEREED GEKOMEN. ,ai t m d «f* HET AFTREDEN VAN HORE BELISHA. Een groote menigte juichte hem toe,-toen hij, na afscheid van zijn medewerkers te hebben genomen, het depar tement van Oorlog te Londen verliet. HET EINDE VAN DE „COLUMBUS". H Door zijn schip in brand te steken voorkwam de kapitein van het Duitsche stoomschip „Columbus", dat het in Engelsche handen viel. De bemanning werd gered door den Amerikaanschen kruiser „Tuscaloosa" en naar New York overgebracht. door HANS HIRTHAMMER. 9) Dr. Been keek even toe, hoe haar kleine, scherpe tanden zich met bijna teedere be hoedzaamheid in het vleesch van de ba naan begroeven en vertelde daarna met groote bereidwilligheid een en ander van zijn werk. Elk uur belde Anny Hugsley de Lucht vaartmaatschappij op, maar 'telkens ont ving zij hetzelfde antwoord: Het ter opspo ring uitgezonden vliegtuig kruiste boven het gebied, dat mister Hamilton als doel van zijn nachtelijke vlucht had opgegeven, maar er was toch noch van hem, noch van machine en zijn beide passagiers ook maar een spoor te ontdekken, Anny's gezicht werd steeds zorgelijker. „Ik moet er niet aan denken!" klaagde zij. „Wat zou hun toch overkomen kunnen zijn?" Dr. Been voelde zich intusschen eveneens elke minuut onrustiger worden. Hij hield het in zijn stoel niet meer uit, maar ijs beerde met groote stappen over het terras tot het hem zelf begon te irriteeren en hij zich weer in zijn fauteuil liet vallen. Bloedrood verdween de zon in zee. Wederom kwam miss Hugsley uit de stu deerkamer van haar vader. „Zij hebben het opgegeven. Het vliegtuig is terug geroepen". Haar stem beefde. Been's gezicht nam een vastberaden uit drukking aan. Hij perste zijn lippen opeen, fronste zijn wenkbrauwen en staarde voor zich uit. Plotseling legde Ellen Boyard haar hand op de zijne. „Ik ga mee!" zei zij vastbeslo ten „Aangenomen, dat u het goed vindt." Been knikte. Het scheen hem niet in het minst te verwonderen, dat zij zijn plan de vermisten te gaan zoeken, had geraden. „Morgenmiddag kan alles voorbereid zijn. Wij gaan met den trein tot het Gainer meer en trekken van daar in Oostelijke richting de woestijn in." „Uitstekend! Dat was ook mijn plan. De Maharadja van Jipar. Rai Vlohan Chandra, zal zeker graag bereid zijn ons te helpen, als ik hem daarom verzoek." „Kent u hem?' „Tot dusver had ik nog niet de eer per soonlijk met hem kennis te maken, maar mijn vader heeft hem eens het leven gered, toen hii ernstig ziek was en ziin lijfarts hem reeds had opgegeven." „Weest u voorzichtig!" mengde dr. Hugs ley, die tot dusver zwijgend had toegehoord zich thans in het gesprek. „Mohan Chandra is een verbitterde vijand van Albion. Het is een publiek geheim, dat hij bij den jong- sten overyal op den militairen post aan het Gainermeer mede de hand in het spel heeft gehad, al kon dat dan helaas niet overtui gend worden bewezen." Ellen Boyard keek haar gastheer een oogenblik verbaasd aan, maar dan schudde zij lachend het hoofd. „Mijn vader heeft mij den Maharadja altijd beschreven als een zeer innemenden ouden heer. U kunt mij niet bang maken, mr. Hugsley." De dokter haalde zijn schouders op. „U schijnt Indië nog slecht te kennen!" was alles, wat hij antwoordde. In den kortst mogelijken tijd daalden Floyd en Cookerel den berg af en toen zij het dal bereikt hadden, spoedden zij zich in looppas naar de plek, waar zij dienzelf den ochtend van hun reismakker afscheid hadden genomen. Aanvankelijk vonden zij niets, dat als aanknoopingspunt zou kunnen dienen. In troostelooze en voor de beide mannen schier angstwekkende verlatenheid lag het dal onder de heete stralen van de middagzon. Floyd liet zijn armen radeloos langs het lichaam vallen. „Het is het onbegrijpelijk- ste raadsel, dat mij ooit ter oplossing is voorgelegd." Cookerel stampte van woede met zijn voet op den grond. „Belachelijk gewoon! Hamilton kan dat vliegtuig toch niet in zijn broekzak hebben gestopt en naar het Gainer meer zijn gaan loopen!" Het volgende oogenblik echter bukte hij zich met een verbaasd: „Hallo, wat is dat dan?" Zijn in het zand woelende voet was op iets hards gestooten. „Wat heb je?" vroeg Floyd, toen hij zag, hoe Cookerel zich op zijn knieën liet val len en opgewonden met zijn handen het zand begon weg te graven. „Wat ik heb? Hier, waarde heer, bekijk dat maar eens nauwkeurig! Wat denk je daarvan?" Hij had een stuk van een half verkoolde houten lijst blootgelegd. Uit Floyd's gezicht scheen alle kleur plot seling te zijn geweken. „Nu!" hielp Cookerel hem op weg. „Ik geloof, dat we dat ding wel eens als een souvenir aan ons brave vliegtuig mee naar huis kunnen nemen. De kist is, zooals men dat zoo kernachtig pleegt uit te drukken, een prooi der vlammen geworden." „Zij is verbrand!" antwoordde Francis Floyd, daarbij in het bijzonder den klem toon leggend op het laatste woord. „Opzet telijk in brand gestoken! Ons avontuur be gint een bedenkelijken kant te krijgen, James. Het zou mij niets verwonderen, als we hier ergens in de buurt het lijk van onzen braven Hamilton vonden. Hij is on getwijfeld overvallen, daarna is het vlieg tuig in brand gestoken en tenslotte zijn alle sporen van deze lafhartige daad zorg vuldig uitgewischt." Cookerel stak zijn handen diep in zijn zakken. „Ik vrees, dat je gelijk hebt, old chap. Zoo'n vervloekte bende!" Zij begonnen nu den lossen zandbodem '..ris kras te doorzoeken en daarbij kwa men nog eenige spandraden, wat metalen onderdeelen en dergelijke resten te voor schijn. Het gebeurde bleek de beide mannen veel meer te hebben aangegrepen dan zij tegenover elkaar wilden toonen en daarbij kwam nog, dat zij door een steeds ondraag lijker wordenden dorst werden geplaagd. James Cookerel was de eerste, die het op gaf. „Ik kan niet meer!" steunde hij. ter wijl hij zich languit op het gloeiende zand liet vallen. Floyd kroop naar hem toe. „Wees ver standig, James Je wilt je hier toch niet tot een beefsteak laten bakken. Ik zou een flinke teug water waarschijnlijk ook niet weigeren, als ze mij werd aangeboden, maar verdraaid-nog-aan-toe, Cook, wil het dan heelemaal niet meer?" Cookerel drukte zijn metgezel de hand. „Ach, laat maar, Francis!" „Nonsens! Als je dan persé een tukje wilt doen, laten we dan tenminste eep wat schaduwrijker plaats daar tegen den berg wand opzieken. Als we hier blijven, zijn we binnen een uur zoo dor als een paar ge droogde pruimen. Kom. ik zal je onder steunen." Zijn stem klonk heesch en het leek wel, of hij de woorden slechts met groote moeite over zijn lippen kon krijgen. Cookerel was zijn vriend dankbaar voor diens pogingen hem een riem onder het hart te steken. Hij wilde toonen, dat hij nog niet geheel de wanhoop nabij was. „Maar als zij nu een vliegtuig sturen? Hier zien ze ons direct!" Zonder antwoord te geven, trok Floyd zijn sporthemd uit, oond dit aan de ver koolde lijst, welke zij kort tevoren hadden opgegraven en stak de geïmproviseerde vlag in den grond. Toen hij hiermee ge reed was, boog hij zich over zijn uitgeput- ten reismakker heen en trok hem overeind ,Dat noodsignaal zullen ze wel niet over het hoofd zien. Bovendien kunnen wij al tijd nog de aandacht op ons vestigen, zoo dra de reddende engel aan den horizon zichtbaar wordt." Met inspanning van al hun krachVn ge lukte het het tweetal de brandende hel te ontvluchten en aan den rand van het dal tusschen twee groote. schuin tegen elkaar liggende rotsblokken een eenigszins draag lijke schuilplaats te vinden. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 5