Een avontuur van Christoffel Heldt Wonderen uit het Dierenrijk De oude Boheemse glasblazers, die reeds ln de zestiende en zeventiende eeuw hun bedrijf uitoefenden, waren echte kunste naars in hun vak. Zij leerden de geheimen van het glasblazen van hun vaders, die ze weer op hun beurt van hun vaders hadden afgekeken. En zo schiep iedere glasblazer zijn kunstwerkjes in zijn eigen stijl. Het Boheemse glaswerk was dan ook over de gehele wereld beroemd en menig voornaam en deftig heer uit die dagen betaalde graag veel geld voor een echt Boheems servies of enkele sierlijke glazen pronkvoorwerpjes, die zijn salons moesten opfleuren. Een van de beroemdste glasblazers uit Bohemen was Christoffel Heldt. Hij leefde in het begin van de achttiende eeuw en had van zijn vader en grootvader een glasblazerij ln het Reuzengebergte geërfd. Ieder jaar ging hij met zijn kunstwerken naar Zweden, waar hij vele goede klanten had onder de ^en lande. schiep iedere glasblazer zijn kunstwerkjes. Doch eens geraakte Christoffel ln grote verlegenheid. Toen hij per schip van Dant- zig naar Stockholm wilde varen, vernam hij de jobstijding, dat de kapitein om het slechte weer niet durfde uitvaren. De glasblazer bleef dus een week in Dantzig wachten, doch toen het weer al door maar slecht bleef, besloot hij. een reiswagen te kopen, een koetsier te huren en in plaats van over zee naar Zweden, over land naar de Baltische staten te trek ken, waar, naar hij gehoord had, veel rijke baronnen en graven woonden, die hem zeker wel zijn waar zouden afkopen. Zo gezegd, zo gedaan Hij trok door Oost- Pruisen en over de Memel en bevond zich weldra ln het Baltische land. De reis ver liep voorspoedig. Heldt werd overal goed ontvangen en langzamerhand werden zijn kïster lichter en zijn geldbuidel al zwaar der. Zo had hij ook in het kasteel van graaf X. goede zaken gedaan en zelfs werd hij vóór zijn vertrek uitgenoodigd, met de grafelijke familie het middagmaal te ge bruiken. Bij deze gelegenheid vroeg hij den graaf, of deze hem een aanbeveling voor zijn buurman wilde meegeven. „Heel graag", zei de graaf, „maar voor welken buurman? Het lijkt me het beste, dat u naar baron M. rijdt en daar uw geluk beproeft Hij is schatrijk en is dol op kunst Maar. een beetje vreemd is hij wel. Wanneer u door de bosschen naar Dorpat rijdt, ziet u na ongeveer drie mijlen het kasteel liggen. De baron heeft vroeger in de keizerlijke garde van Rusland gediend en heeft aan de Zwarte Zee of in de Kau- kasus gestreden. Het schijnt dat hij bij die gelegenheid aan gezicht en handen ge wond werd, tenminste hij draagt steeds een leren masker en lange leren handschoe nen. Bovendien mankeert er zeker ook iets aan z'n stem. want hij spreekt nooit een woord Door gebarentaal maakt hij zich voor z'n bedienden verstaanbaar Als dit alles u niet te veel afschrikt, rijdt u dan gerust naar hem toe. Hij heeft veel geld en zal dus stellig wel iets van u kopen". Christoffel Heldt. die langzamerhand genoeg begon te krijgen van al het reizen .en trekken, was blij, dat hij dit alles hoorde en ping direct op weg. Een aanbevelings brief van den graaf kreeg hij mee. Aan het kasteel gekomen, werd hij door een buigenden bediende ontvangen die hem, nadat hij de brief aan zijn meester had gebracht, zwijgend in een groote zaal liet en hem verzocht al zijn glaswerk op de tafels uit te stallen. Dit liet de glasblazer zich geen twee maal zeggen! Vlug pakte hij al z'n kisten uit en zette alles wat hij nog aan kunst werken over had op tafel, terwijl tegelijker tijd de bediende alle kaarsen, die in luch ters aan de muren hingen, begon aan te steken. Toen Heldt ieder vrij plekje had volgezet met glazen bokalen, schotels, schalen, kel ken, bekers, kandelaars en beeldjes van glas, blonk en schitterde dit alles in het kaarslicht, dat het een sprookje leek. Juist op dat ogenblik ging de deur open en de baron trad binnen. HU droeg de uniform van de keizerlijke garde. Voor het gelaat had hü een leren masker en z'n handen staken in leren handschoenen. Achter hem liep eerbiedig op drie pas af- stands een bediende met een volle geld buidel Christoffel Heldt maakte een buiging, dankte den baron voor zUn vriendelijkheid, zijn kunstwerken te komen bezichtigen en begon nu het eene stuk na het andere op te noemen, alle bUzonderheden van het slUpwerk uit te leggen, het tegen het licht te houden en er tenslotte voorzichtig met de nagel tegen te tikken om de fijne klank te laten horen. Telkens echter als hij een stuk weer op de tafel had bezet, nam de baron het op. hield het nogmaals tegen het licht en gaf het aan zijn bediende, die het op een an der tafeltje zette en op de plaats, waar het gestaan had, de gevraagde prUs ln gouden dukaten neertelde. Zo ging het met alle stukken, net zolang tot in plaats van het sprookje van geslepen glas niets dan sta peltjes goud op alle tafels stonden. Vervol gens maakte de baron een lichte buiging voor den glasblazer, keerde zich om en ver liet de zaal even geruisloos als hU geko men was. Christoffel Heldt echter was niet blU. Bij het zien van het vele geld, dat op de tafels lag, voelde hij een centenaarslast op zyn borst drukken. HU deed het vlug in zyn buidel, snelde naar bulten, liet zyn lege kisten inladen en reed weg, zó snel of de duivel hem op de hielen zat. Laat in de nacht kwam hij weer op het kasteel van den graaf aan, waar hij bleef slapen. „En hoe bent u gevaren?" vroeg zUn gastheer hem de volgende dag. „Ik heb alles verkocht en moest dus eigenlUk blU zyn". antwoordde de glas blazer. „Maar bent u dat dan niet?" „Neen", zei Christoffel Heldt. „Ik heb gisteren voor de eerste keer in m'n leven mUn kunst verkocht. Bij u en bU alle an deren heb ik mijn glaswerk ten geschenke gegeven en geld ten geschenke ontvangen. Ik zeg: ten geschenke, want ik voelde een menselijk hart kloppen, telkens als iemand met liefdevolle hand mijn glazen opnam en bekeek Maar gisteren waren daar en kel een masker, handschoenen en een drukkend zwijgen. Ik had het gevoel, of ik mUn kunst verloochende en verried en dat heeft me treijrig gemaakt. Wij, glasblazers, zyn mensen en hebben mensen om ons heen nodig, die ons menselUk behandelen. U lacht me misschien uit, als Ik het zeg, maar o, hoe graag zou ik hem al z'n geld teruggeven, als ik dan m'n glaswerk nog eens verkopen kon aan mensen!" „U hebt gelijk", zei de graaf, „ware kunst is een geschenk en kan nooit worden ver kocht". Toen nam Christoffel hartelUk afscheid en reisde met een bezwaard hart naar zyn vaderland terug. MIMICRY ALS VERDEDIGINGS- EN AANVALSMIDDEL. Je hebt natuurlijk allemaal wel eens ge hoord van het eigenaardige verschijnsel in de dierenwereld, dat mimicry wordt ge noemd en waaronder verstaan wordt het zich aanpassen van de dieren by de om geving, zóó. dat ze hiervan bUna niet te onderscheiden zUn. Zo zUn de sneeuwhaas, de hermelijn en andere bewoners van de koude luchtstreek een gedeelte van h»t jaar wit, woestyndieren daarentegen ver- toonen de kleur van het woestijnzand en vinden hierin een prachtige bescherming tegenover hun vüanden. Ja, zelfs vele dieren gaan met die ver stopmethode nog verder: ze bootsen de meest verschillende voorwerpen in hun om geving volkomen zuiver na, zodat men eigenlijk eerst als hij zich gaat bewegen zien kan, dat er sprake van een dier is. Zo verandert het kameleon van kleur al naar zUn omgeving is: groen, bruin en geel in afwisselende tinten. Ook de wandelende takken en bladeren worden vaak genoemd. Ze hangen boven dien zo vreemd aan de takken, dat je niet op de gedachte komt met dieren te doen te hebben. Dit zUn prachtige voorbeelden van die ren, die plantendelen nabootsen; een ande re keer imiteren de dieren elkaar, dus an dere diersoorten en wel heel vaak die die ren, die zich b.v. door vergif, beter kunnen verdedigen dan zUzelf. Dit verschUnsel vind je vooral onder de insecten. Büen en wes pen, die zich met hun angel goed kunnen verdedigen, worden bij voorkeur nagebootst De onschuldige hommel lijkt sprekend op de gevaarlijke steenhommel, die een ge duchte angel heeft. Zelfs kevers bootsen soms de wespen na: op Borneo komt een grote wesp voor. welks vleugels aan de punt een brede witte vlek dragen. Een ke ver, die in de buurt van deze wespen leeft, heeft dit plekje ook en draagt bovendien zijn vleugels uitgespreid, wat kevers anders nooit doen. En dit alles uit angst om te worden opgegeten! Soms is de mimicry nog opvallender of liever: we zouden haast zeggen, verstan diger uitgedacht. Bepaalde vlindersoorten in Zuid-Amerlka en Afrika vliegen in grote zwermen rond en worden toch door de vogels niet opgegeten, omdat hun vet af schuwelijk smaakt. En nu vliegen tussen hen ln weer andere vlinders, die zich in lichaamsbouw en kleur van de vleugels zo precies bij de eerste hebben aangepast, dat ze er heel moeilijk van te onderscheiden zijn. Zij smaken goed, maar worden toch door de vogels met rust gelaten. Is dit niet een echt natuurwonder? Precies zo doet overigens de koralenboktor van de Zuid- Amerikaanse oerwouden Met zijn schitte rende kleurenpracht bootst hij een kever- soort uit een heel andere familie, die ver giftig is en erg vies ruikt, precies na en gaat hierdoor ook zelf vrij uit, vooral, daar hij zich bij voorkeur in de nabijheid van zijn voorbeeld ophoudt. Een sprekende gelijkenis tussen vergiftige en niet-vergiftige slang. Elke vogel vliegt erin! Ook een klein Zuid-Amerikaans slangetje schijnt te vin den, dat het voordelig is, er vergiftiger uit te zien, dat hij in werkelijkheid is In zijn lichaamstekening bootst hij de mooie zwaar vergiftige koraaladder precies na. Deze laatste wordt door mens en dier geschuwd enhier weet de andere niet-vergif tige slang van te profiteren! Voor den mens is deze sprekende gelijkenis tussen twee slangen gevaarlijk. Immers het kan gebeuren, dat hij meent met het onschul dige slangetje te doen te hebben, terwijl het in werkelijkheid een koraaladder is. Menigeen heeft zo'n kleine vergissing al met de dood moeten bekopen. Een enkele keer maken de dieren ook van mimicry gebruik om andere dieren te benadelen of op hun kosten te leven. Er bestaan b.v. kevers, die als vijandelijke in dringers in mierenstaten leven. Niet alleen lijken deze kevertjes sprekend op mieren wat hun lichaamsbouw betreft, maar ze passen zich ook in de kleur bij hen aan: zó zelfs, dat de kevers in het gezelschap van rode mieren rood en bij zwarte mieren zwart gekleurd worden. Het kan dus best gebeuren, dat de mie ren er een hele tijd geen erg in hebben, dat er „vijanden" in hun midden leven. En als de mieren het soms toch merken, dan hebben de kevertjes nog een laatste ver dedigingsmiddel: ze lopen niet weg, maar drukken hun platte lijfjes tegen de grond. En dan kunnen de mieren met hun kaken geen houvast aan hen krijgen en moeten ze de indringers wel met rust laten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1940 | | pagina 18