Burgemeester de Vlugt houdt Nieuwjaarsreceptie - IJspret in Nederland
80ste JaargangLEIDSCH DAGBLADTweede Blad
Geen bericht van
Hamilton
FEUILLETON
IN HET STEDELIJK MUSEUM TE AMSTER
DAM HIELD BURGEMEESTER DR. W. DE
VLUGT NIEUWJAARSRECEPTIE. DS. VAN
HOOGENHUYZB, LID VAN DEN VOOGDIJ
RAAD BIEDT ZIJN GBLUKWENSCHEN AAN
ZEER VELEN PROFITEEREN VAN HET
PRACHTIGE IJS OP DE GOUWZEE, OM
DEN TRADITIONEELEN TOCHT NAAR
MARKEN TE MAKEN. DE PLAATS VAN
AANKOMST OP MARKEN.
MEJ. HEEMSKERK, SCHAAKKAMPIOENE VAN NEDERLAND trad te Amsterdam
in het huwelijk met den heer Koomen, bekend in hoefdstedelijke schaakkringen. Tus-
schen een eerehaag van schaakborden, verlaat het jonge paar het stadhuis.
VAN MONNIKENDAM UIT VERTREKKEN DE
VELE SCHAATS ENTHOUSIASTEN NAAR MAR
KEN EN VOLENDAM. DE DRUKTE BIJ
DEN „START".
OP DE BANEN VAN DE VOORBURGSCHE IJSCLUB AAN DE VAN WOUDEN
STRAAT werden wedstrijden gehouden voor militairen, georganiseerd door O.
en O. De finish van een der spannende kampen.
DE OMSTANDIGHEDEN waaronder de verbindingstroepen aan het
Westfront moeten werken, zijn niet altijd even gemakkelijk. Een koud kar
weitje hebben deze Fransche soldaten bij het aanleggen van
telefoondraden.
door
HANS HIRTHAMMER.
5)
Floyd wilde juist een toestemmend ant
woord geven, toen hij plotseling ineen dook
en opgewonden Cookerel's arm greep.
Toevallig was zijn blik langs den Noor
delijken rotswand gegleden en daarbij had
hij iets zeldzaam merkwaardigs ontdekt.
„Kijk daar eens naar boven, James! Pre
cies langs den voorkant van het draagvlak,
ongeveer vijftig meter onder den kam. Zie
je daar niets?"
Het duurde niet lang, of ook Cookerel
bemerkte de witte gedaante, die zich daar
boven tusschen de rotsen bewoog en dui
delijk tegen den donkeren rotswand af
stak.
Hamilton haalde een verrekijker uit de
cockpit en richtte hem op de, in deze om
geving wel zeer ongewone verschijning.
„Het is een man met een togavormig,
wit kleed. Hij schijnt ons geen moment uit
het oog te verliezen. Hier, kijkt u maar
eens, professor!"
Floyd nam het instrument en kon zich
nu overtuigen van de juistheid van deze
mededeeling. Een lange, magere gestalte
in een wapperend, wit gewaad, kroop tus
schen de rotsen rond. Af en toe richtte de
man zich op, waarbij hij dan, zijn hand
beschermend boven zijn oogen, onafgebro
ken naar het dal staarde.
Plotseling was de spookachtige gestalte
verdwenen.
De professor gaf Hamilton den kijker
terug. „Het begint er op te lijken," zei hij
ernstig, „dat wij dezen tocht toch niet te
vergeefs hebben gemaakt. Die witte meneer
daarboven zal daar wel niet toevallig ver
dwaald zijn geraakt. Het wil mij voorko
men, dat wij ons in de onmiddellijke nabij
heid van de door u ontdekte geheimzinnige
stad bevinden, mister Hamilton. Vermoe
delijk heeft, men vannacht ons vliegtuig
gehoord en is er nu een spion uitgezonden
om te zien, of wij ons in de nabijheid be
vinden."
James Cookerel voelde zich weer geheel
de ontdekkingsreiziger. Hij dacht niet meer
aan slaap. „Ik geloof, dat het de moeite
waard is om daar eens naar boven te klim
men. Hoe denk jij daarover. Francis?"
Professor Floyd had Hamilton nog eens om
den kijker gevraagd en zocht reeds naar
de geschikte plaats om den_ rotswand te be
klimmen.
Hij wees op een plek. welke iets meer
naar het Westen laig. De rotswand was
daar opvallend gespleten en vertoonde ver
scheidene kloven en scheuren,
„Ik geloof, dat wij van daar uit den
berg gemakkelijk zullen kunnen beklim
men," zei hij en zich daarop tot Hamilton
wendend: „Dan zult u wel tot den avond
alleen moeten blijven, want ik vrees, dat
u met uw gekneusden arm wel niet in
staat zult zijn om u bij ons aan te slui
ten."
De piloot vertrok zijn gezicht tot een
grijns. „Om u eerlijk de waarheid te zeg
gen, voel ik maar een bitter beetje voor die
klimpartij. Ik blijf liever bij mijn kist.
Stoort u zich maar niet aan mij; ik zal
mij in mijn eentje best weten te amusee
ren tot u terug komt."
De beide mannen der wetenschap waren
spoedig gereed om te vertrekken. Een laat
ste handdruk, een paar schertsende af
scheidswoorden en het volgende oogen-
blik liepen zij met groote stappen in de door
Floyd aangeduide richting.
Noch de beide vertrekkenden, noch de
eenzaam achterblijvende dachten ook maar
een moment aan de mogelijkheid, dat op
dit korte afscheid geen weerzien meer zou
kunnen volgen.
5.
Miss Anny Hugsley, die met haar braven
two-seater niets vermoedend door Bombay's
straten toerde, geraakte op den hoek van
Temple Road geheel onverwachts in een
relletje tusschen Muzelmannen en Hindoes
verzeild.
Zij was hevig ontsteld, toen zij zich plot
seling door de elkaar fel bestrijdende par
tijen ingesloten zag. Er werd gejoeld en ge
schreeuwd, steenen en dergelijke in alle
haast bijeen geraapte projectielen, vlogen
over en weer en aangezien de geweldige
menigte zich rijen dik om haar wagen ver
drong, bleef haar niet veel anders over dan
te stoppen en haar hoofd onder het dash-
bord te laten verdwijnen.
Toen evenwel eenige inlanders onder luid
gekrijsch op de treeplank sprongen en met
omvangrijke pistolen op hun vijanden be
gonnen los te knallen, werd het miss Hugs
ley langzamerhand duidelijk, dat de positie,
waarin zij verkeerde, min of meer naar het
hachelijke begon over te hellen.
Eindelijk echter weerklonken hoornsigna
len: een afdeeling lanciers naderde in ga
lop en bereikte op haar flinke paarden
weldra het terrein van den strijd. De Indiërs
stoven schreeuwend en wild gesticuleerd
naar alle richtingen uiteen en het duurde
niet lang, of de straat was gezuiverd,
Anny Hugsley kwam voorzichtig met haar
hoofd onder het dashbord vandaan en keek
met knipperende oogen in het gezicht van
een officier, die zijn paard had ingehouden
en zich over het portier van de auto boog.
„Gelukkig!" lachte de militair, terwijl hij
twee rijen hagelwitte tanden liet zien. „Ik
was al bang, dat u iets overkomen was. Ko
lonel Macpherson van het 20ste regiment
lanciers! Mag ik u mijn geleide aan
bieden?"
Miss Hugsley bracht den motor op gang.
„Als u daar bijzonder prijs op stelt, sir, zal
het mij aangenaam zijn! Papa zal het zeker
genoegen doen, kennis met u te maken."
Macpherson droeg het commando aan een
anderen officier over, gaf zijn paard aan
een ondergeschikte en nam naast miss
Hugsley in den wagen plaats.
„Altijd datzelfde theater!" begon hij.
„Telkens als de Muzelmannen een van hun
ontelbare feestdagen hebben, maken zij
herrie met de Hindoes."
Anny gevoelde echter weinig lust met den
kolonel een gesprek te beginnen en zij wijd
de daarom al haar aandacht aan het bestu
ren van den wagen, die nu uit de nauwe
straten van de binnenstad den weg naar
Subhadija insloeg.
Het huis van dr. Lionel Ebenezer Hugsley
was op een heuvel gebouwd en lag verbor
gen achter een dichte haag van breedbla-
derige planten en slanke palmen, zoodat
het van den weg af nauwelijks te zien was.
Op het zelfde oogenblik, dat Anny haar
wagen voor den inrit deed stoppen, ver
scheen een inlandsche bediende, die het
portier met een diepe buiging voor zijn
meesteres opende.
Lionel Ebenezer Hugsley trad zijn doch
ter en Macpherson in de hal tegemoet. Hij
maakte, ondanks zijn zesenvijftig jaren,
nog een zeer vlotten indruk. Het slanke,
bijna fragiele lichaam droeg een markanten
geleerdenkop met licht grijzend haar.
Nadat Anny den officier had voorgesteld
en met eenige woorden de oorzaak van hun
ontmoeting uiteen had gezet, begroette
hij zijn gast met bijzondere hartelijkheid.
„Het verheugt mij kennis met u te maken,
sir!" zei hij met zijn melodieuze stem. „U
komt juist op tijd om mij uw meening eens
te zeggen over mijn nieuwste cocktail
brouwsel. Mister Been vindt het buitenge
woon. Ach ja, dat had ik bijna vergeten
te vertellen, Anny: we hebben bezoek. Een
jonge Hollandsche collega, die je zeker zal
bevallen. Maar flirt niet te veel met hem,
want je weet, dat die Hollanders alles ver
schrikkelijk ernstig opvatten."
Dr. Hugsley liet zijn grapje vergezeld
gaan van een ondeugend lachje, waarmee
de kolonel, die een antipathie had tegen
eiken vreemdeling, van harte instemde.
Toen zij het door een breed zonnescherm
overdekte terras betraden, sprong een jon
geman uit een rieten stoel overeind om
hen tegemoet te gaan.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).