Een vredesdebat in het Britsche Hoogerhuis IUYLENSPIEGHEL Rust aan het Westelijk front Akkertje 80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 14 December 1939 Derde Blad No. 24456 Lord Halifax ontkent de mogelijkheid Antwoord van Halifax In den Twee millioenenlegers liggen werkloos De geringe activiteit werkt demoraliseerend op de manschappen. Migraine Het Britsche Haagerhuis heeft debat ten gewijd aan het BelgischNeder- landsche vredesinitiatief. De debatten begonnen met de vraag van Earl Darnley, of de regeering tbans wilde verklaren, bereid te zijn gebruik te maken van dit aanbod, ten einde een op vrije onderhandelingen gebaseerden vrede te verzekeren. Spr. zeide de meening te zijn toe gedaan, dat Engeland in het verleden niet altijd de kansen om Duitschland te verzoenen had uitgebuit en dat de christelijke leer van kwaad met goed vergelden in het huidige geval behoort te worden toegepast. Na een uiteenzetting te hebben gegeven tan Hitler's standpunt, zeide Darnley. dat tr maar één weg scheen te zijn uit de moei lijkheid, n.l. Nederland en België, of een ander neutraal land te verklaren, dat En gland bereid Is om onder hun regie vrije, niet gecompromitteerde onderhandelingen te openen, in het geloof, dat het construc tieve verlangen aan beide kanten een kans tou kunnen hebben om tot ontwikkeling te komen en te groeien. Spr. was van meening, dat Engeland zijn plicht zou vervullen jegens de kleine neu tralen, die in gevaar verkeeren te worden meegesleept in den amalstroom, wanneer het er in slaagde, hen te bevrijden van den rampspoed, dien zij niet gezocht hebben. Lord Arnold (onafhankelijk oppositioneel, die vorig Jaar uit de labour-parttj getreden is) gaf eveneens als zijn meening te ken nen, dat het vooruitzicht op het verzeke ren van een spoedigen vrede na vrije on derhandelingen de beste kans hebben, wan neer de voorwaarden niet van te voren verden vastgelegd. Na de kwestie te berde te hebben ge bracht van het opnemen van Oostenrijk in den tekst van t Fransche antwoord aan de beide monarchen, vroeg lord Arnold, Engeland met Frankrijk overeengeko men was, dat Duitschland van te voren moet Instemmen met voorwaarden over Oostenrijk. Spr. oefende crltiek uit op het Fransche «ptreden betreffende het verdrag van Ver- lallles. Sprekende over de Britsche ontvangst ran het aanbod van goede diensten, vroeg lord Arnold, of Chamberlain goedkeuring had gehecht aan de radiorede van Chur- ehtll, waarop spreker eveneens crltiek uit oefende. Verder sprak hij de klacht uit, dat Eden én of twee radioredevoeringen had uitge broken, terwijl andere belangrijke leden ier regeering geen radioredevoeringen ge houden hadden. Tenslotte zeide sp., dat naar zijn mee ting thans een veel betere vredesregeling inkregen zou kunnen worden dan later. Lord Arnold heeft nog in zijn rede ge- ïgd, dat Hitier thans in een zeer moei- l]ke positie verkeert, aangezien Rusland lijn berekeningen geheel ln de war heeft i'bracht en hij thans de ondergeschikte i geworden van Stalln. Een feitelijke overwinning voor Duitsch land lijkt onmogelijk en Hitler is thans liet minder, maar meer verlangend naar rrede. Wanneer de vrede eenmaal gevestigd is, k het niet waarschijnlijk, dat hij weer ver broken zou worden door Hitler, nu de be dreiging door Rusland aan zijn oostelijke irenzen staat. Arnold besloot zijn rede met te zeggen: De geheele positie is gewijzigd door de ipkomst van Rusland als groote mogend heid met agressieve plannen. Na een tot het einde uitgevochten oorlog valt een don- lere schaduw van het communistische Susland en waarschijnlijk eveneens van een communistisch Duitschland. Lord Balfour of Burleigh verklaarde, dat het hem speet, dat deze debatten gevoerd werden, aangezien zij slechts kunnen dienen tot aanmoediging van vijanden des lands en mogelijk de openbare meening kunnen misleiden. 8pr. voegde hieraan toe: „Ik maak op !e krachtigste wijze bezwaar tegen de Iravestle der geschiedenis, welke de vorige rpreker gegeven heeft van het verdrag van Versailles, van andere dingen en tegen de glorificatie van Hitler". Verder zeide lord Balfour, dat de Brit- (he regeering duidelijk gemaakt heeft, dat ioodra zich wijziging voordeed in het ge- hioed van Duitschland, zij bereid was tot «iderhandelingen. In Duitschland echter is een heerschap- Jij van geweld en terreur en zoolang die blijft bestaan, is iedere gedachte, dat er in wijziging in het gemoed is gekomen, '•ie (ie omstandigheden oproept, waarin een Tijelijk besproken vrede mogelijk was, llusolr. Pacifisme is heel goed, wanneer dat "eral rondom heerscht. Het is niet moei- zich voor te stellen, wat het resultaat »u zijn van een eenzijdig pacifisme. Op het oogenblik, aldus spr vechten bj voor ons leven en onder de huidige om- "andigheden zijn pacifisten een groot maar. Tenslottte verklaarde Balfour, dat naar Sin meening dit debat een monsterachtig aisbrulk was van den tijd van het Hooger- luls. O® bisschop van Chichester wees er op. t menschen in neutrale landen, die meer Duitschland wisten dan Engeland, zei- j®. dat er groote aantallen Duitschers zijn den oorlog niet willen. Wat voor soort waarborgen wenscht de «jtsche regeering? Vervolgens voerden nog het woord Noel ™*ton, lord Samuel van de liberale oppo- Wle en lord Snell van de labour-oppositie laatste zeide. dat zijn gevoelens uit- '"Sen naar een poging om lederen oorlog ■J spoedig mogelijk te doen eindigen. Zijn verstand echter zegt hem, dat het J'aadzaam is de motie van lord Darnley eigen vredesplan gepubliceerd en is van meening, dat dat uitvoerbaar is Tegenover hetgeen lord Darnley gezegd had van Hit ler's deugden, stelde spr. andere feiten. Engeland heeft, aldus spr, niet den wensch het Duitsche volk te vernietigen. Het wenscht alleen dat Duitschland zijn oude gerespecteerde plaats in de wereld weer Inneemt. De minister van Buttenlandsche Zaken, lord Halifax voerde ter beantwoording van de vorige sprekers, het woord. Hij zeide o.m.: Ik ben van meening, dat dit een onge lukkig debat is geweest. Daarmede zeg ik slechts wat mij een eenvoudig feit lijkt te zijn en het is niet noodig dat ik dit ver klaar, door te zeggen, dat Ik weliswaar den moed en oprechtheid erken van degenen, die een andere opvatting zijn toegedaan en die een zaak verdedigen, die verre in de minderheid is, maar dat toch sommige der nu uitgesproken redevoeringen naar mijn meening schade toebrengen aan de zaak. die thans de zaak der natie is. Wat lord Balfour en lord Snell hebben gezegd, was direct en onmiddellijk nuttig, doordat zij een correctie aanbrachten op den indruk dien ik vrees, dat door die rede voeringen in het buitenland kan worden ge wekt. Er is niet veel verbeelding voor noodig om te zien. hoeveel van wat gezegd ls tij dens de debatten waarschijnlijk gebruikt zal werden door degenen, die weinig reke ning houden met een nauwkeurig ver plicht zijn jegens de waarheid bij het voe ren van propaganda in Duitschland op dit oogenblik. Ik kan mij voorstellen, dat geen onge lukkiger indruk gewekt kan worden dan dat dit land niet wezenlijk eensgezind zou zijn en dat er daarvoor bewijzen te vin den zijn in de redevoeringen van degenen, die verantwoordelijke posities bekleeden. Niets heeft In het departement van but tenlandsche zaken meer indruk op mij ge maakt, dan dat bijna iedere buitenlandsche vertegenwoordiger hier mij verklaart, hoe diep hij onder den indruk is gekomen van de nationale eenheid en vastberadenheid in alle deelen des lands. Ik hoop daarom, dat wanneer men elders de debatten leest, die indruk tenminste niet verkeerd verstaan zal worden. Ieder, die niet thuis is in de recente geschiedenis en die toevallig binnengeko men zou zijn om de debatten te beluisteren zou hebben kunnen denken, wanneer hij luisterde naar de rede van lord Arnold, dat dit land den oorlog begonnen had. Op ons is de blaam geworpen, dat wij niet vol doende gestreefd hebben naar een verzoe ning tot Duitschland. Ik ben mij er niet van bewust, dat Duitschland zich uitgeput heeft om ons te verzoenen. Ik weiger volstrekt ons land in de be klaagdenbank te zien plaatsen in verband met de internationale zaken en te zien. hoe Engeland op eenigerlel wijze, verge leken met Duitschland. een blaam zou treffen voor de tragedie, waarin de wereld gedompeld is. Tijdens de debatten is gezegd, dat Hitler een man is, die ten zeerste medelijden moet wekken en die verkeerd begrepen wordt. Wij worden allen verkeerd begrepen en men moet medelijden met ons hebben, om dat sommigen onzer meer reden hebben om dien eisch naar voren te brengen dan anderen. Er is iets gezegd over strijd tot het einde. Het speet mij den bisschop van Chiches- ter dit te hooren herhalen, omdat al weet ik, wat hij bedoelt, een groot aantal men schen niet anders zullen denken dan dat dit beteekent, dat het volk vecht om te vechten. Dat is niet het standpunt van de regeering of van dit land. Wij zijn steeds bereid geweest om te onderbandelen. Wij waren daartoe be reid voor den oorlog en wij hebben nooit de deur gesloten voor onderhan delingen, bij wat wij ook zeiden of deden sedert de oorlog is begonnen. In i feite hebben wij bij meer dan één j gelegenheid er den nadruk op gelegd, dat, mits essentieele voorwaarden van internationale orde in Europa verkre gen konden worden, wij bereid zouden zijn om Duitschland volledige samen werking met ons zelve te verleenen in het streven om die orde op te bouwen, verre van een wensch te voeden om Duitschland te verpletteren en een groote natie te berooven van haar gerechtigde plaats. Natuurlijk zijn wij ons bewust van de moeilijkheden van het sluiten van vrede na een langeren bitteren oorlog, maar ik ben er niet van overtuigd, dat die moeilijk heden grooter zijn, dan die welke Europa te wachten zullen staan, wanneer het tracht een opgelapten vrede te sluiten, die in Duitschland verkeerd uitgelegd zou kun nen worden als het besluit van een oorlog, die niet geheel zonder succes is geweest en niet al te kostbaar was en daarom naar Duitsche gedachte niet al te ontmoedigend voor de toekomst. Wat vanmiddag gezegd is berust op de praemisse, dat er op het oogenblik een redelijke mogelijke basis bestaat voor suc cesvolle onderhandelingen. Juist die prae misse heb ik getracht de vorige week te bestrijden. Met grooten spijt en niet zonder kennis van zaken twijfel ik er aan, of Hitler's rede voor den rijksdag is aangehaald om aan te toonen dat hij zeer verlangend was naar vrede. Ik ben er volkomen zeker van dat Hitier zeer verlangend is naar vrede op zijn eigen voorwaarde Ik ben er niet zoo zeker van, dat hij ver langt naar een vrede op voorwaarden, die een vrede voor Europa zouden vormen. Wij allen zijn van gevoelen, dat het prachtig zou zijn wanneer wij zouden kun nen gaan onderhandelen. Niemand meer dan ik kan de ontzetting en tragedie van den oorlog gevoelen, of er zich bewust van zijn, hoe misdadig verkeerd het zijn zou om eenige werkelijke kans op vrede te mis sen. Maar komt gij niet terug tot de funda- menteele kwestie: hadt gij of hadt gij geen gelijk om op te komen voor de zaken, die u drie maanden in den oorlog leidden? Wanneer gij gelijk hadt, zou het dan niet Als nietige aardwurmen zijn wij, twintig- verkeerd zijn op te houden alvorens gij uw ste-eeuwers, in de klauwen der technische uiterste best zoudt hebben gedaan om de zaken veilig te stellen, waarvoor gij in den oorlog gingt? Niemand kan zeggen ln hoeverre gij zult kunnen slagen. Maar als gij gelijk hadt, dan is het niet juist, wanneer gij uw stre ven opgeeft voor gij er van overtuigd zijt, dat gij niet meer kunt doen. huishoudelijke apparatuur. Veronderstelt U, lezer, dat gij aanspoel- det op een onbewoond eiland met een blikje sardines zónder sleuteltje. En dat op het gansche onbewoonde eiland geen steen te vinden ware. waaruit gij, als wijlen Uw verre voorvader, de holbewoner, een beitel kondet vervaardigen, om genoemd blikje .mee te forceeren welke redenen Wat zoud(. gij doen? Gij zoudt het blikje tegen een boom smij ten. Het zou geen druppel olie zelfs prijs geven. Gij zoudt er op gaan staan dansen, tot Uw bloote voeten bloedden. Gij zoudt Uw tanden er tenslotte op bre ken en verhongeren met het blikje sar- een dines aan Uw boezem geklemd En thans? Even rommelen in de keukenla en de sardientjes liggen op een schoteltje! I Ontneemt den huidigen mensch het blik- Voortgaande verwees Halifax naar sleuteltje^ en den kroonkurkenverwijderaar de twee voorwaarden, die hij de vorige week noodzakelijk had genoemd voor het succes van een conferentie. Hieraan voegde hij toe: „Ik wil geen wijziging brengen in die voorwaarden, omdat ik van mecning ben, dat zij goed gegrond waren". Daarom vraag ik zijn er voor den indruk, dat de voor waarden, waarop gij vrede zoudt kun nen sluiten, een vrede, dien gij met eenige hoop zoudt kunnen beschouwen als veilig, in feite aanwezig zijn? Ik geloof niet, dat op het oogenblik die bewijzen voldoende zijn om rechtvaardiging te geven voor den koers, die aanbevolen is door Lord Darnley. kent U een beter woord? en hij is hulpeloos gelijk een zuigeling, gelijk een deurwaarder zonder dwangbevel, gelijk een opperbevel in oorlog zonder dementi Daar is het fleschje bier bij de stokvisch. Men zit aan tafel, men roert gebakken uien door de rijst en de rijst door de aardappe len en de gebakken uien met rijst en aard appelen door de stokvisch, men begiet het geheel met boter en na den eersten hap Halifax herinnerde er aan dat de vre- krijgt men een benden dorst! desoproep van de Koningin der Nederlan den en den Koning der Belgen gericht was tot de drie regeeringen ln Engeland, Frank rijk en Duitschland. „Ik denk niet, dat men eerlijk zal kun nen zeggen, dat ons antwoord en dat van de Fransche regeering de deur sloten voor de mogelijkheid van verdere onderhande lingen. Spr. citeerde een deel van het Britsche antwoord, zeggende, dat het Fransche ant woord niet anders was. Wat was het antwoord van de Duitsche regeering, zoo vroeg hij vervolgens. De antwoord en zelfs geen officieele ont vangstbevestiging. In verneem, aldus de minister, dat het officieele Nederlandsche persbureau be kend gemaakt heeft op 15 November, dat de gezanten van Nederland en België in de Wllhelmstrasse zijn ontvangen, waar von Ribbentrop hen uit naam van den rijks kanselier er van in kennis stelde, dat na de abrupte verwerping door de Engelsche en Fransche regeeringen van hun diensten, ook de Duitsche regeering het onderwerp aLs afgedaan beschouwde. Met het oog op die verklaring, beken ik het moeilijk te achten, om hetzelfde be lang als lord Darnley er aan te hechten, wanneer hij zegt, dat het aanbod nog open staat. Om die reden en om vele anderen, die ik al gegeven heb, vrees ik, dat geen enkel nuttig doel gediend ls door deze debatten en spreek ik de hoop uit, dat, als en wan neer zij ln het buitenland gelezen worden, zij gelezen zullen worden als een geheel. Na deze rede van lord Halifax werd het debat gesloten. Onze defensiemedewerker schrijft ons: De afgeloopen weken kenmerkten zich door het uitblijven van elke actie van mili tair belang op het Westfront. Wanneer wij de Fransche en Duitsche communlqué's van 15 November tot heden nog eens aandachtig beschouwen, dan zien wij, dat, wat de gevechten op den grond betreft ln alle berichten slechts sprake is van plaatselijke werkzaamheid van de ar tillerie. Als belangrijkste handeling in deze periode meldt het Duitsche communiqué van 19 November, activiteit van mitrail leurs en geweervuur aan den Rijn en op 23 November een aanval van een Fransche compagnie op Duitsche voorposten, welke aanval werd afgeslagen. De Fransche legerleiding weet als be langrijkste feit te melden, dat op 5 Decem ber door den vijand enkele kleine aanval len werden ondernomen, welke eveneens werden afgeslagen. Gedurende bijna een maand van oorlog voeren door twee millioenenlegers is de grootste inzet van krachten alzoo blijkbaar een compagnie geweest: voorwaar een uit militair oogpunt mager resultaat. Nu, zoo als wij reeds ln een vorig artikel meenden te mogen verwachten, de actie op den vleugel, d.w.z. een opmarsch door België en Nederland, uitbleef, kon welhaast ook niet anders worden verwacht. De tientallen ge- vechtskrachtige divisies liggen werkloos achter het front op de vleugels. Van alle ln liet Westen aanwezige krachten staat globaal geschat slechts 1/4 gedeelte werke lijk ln de gevechtszone; de rest ligt in de dorpen van Noord-Frankrijk of in de plaatsjes en eindeloos vervelende barak kenkampen van het Rijngebied. Vanzelf sprekend moet deze toestand uit militair oogpunt hoogst onbevredigend genoemd worden. Wij Nederlanders weten met onze iange mobilisatie-ervaring uit den wereld oorlog. hoe demoraliseerend het hangen, het eindeloos nietsdoen in kleine gehuch ten en dorpen is. Natuurlijk, men kan oefenen, men kan sport doen. er zijn vele wegen om den geest van een onderdeel op peil te houden, doch de lange winteravon den met hun verveling, zij blijven niette min. Wanneer een soldaat in actie is. wan neer hij bij een verdediging een bepaalde verlof toont hem dit duidelijker zijn aanwezigheid thuis zoo dringend wordt ge vorderd, dan kan dit niet anders dan na- deelig op zijn gemoedstoestand werken. Het zal wellicht tot de moeilijkste taken van de legerleidingen behooren om onder deze omstandigheden den goeden geest van de troepen te handhaven. Vooral voor de Franschen met hun critischen zin en le- vendigen geest belooft de winter in dit op zicht moeilijk te worden. Dat, ondanks de censuur, reeds nu zelfs bladen als de „Temps" hieromtrent hun bezorgdheid uit spreken, is in dezen veelzeggend. Bescheiden optreden van de luchtstrijdkrachten. Hoewel evenzeer bescheiden, biedt de luchtoorlog tóch gedurende de laatste we ken Iets meer levendigheid- Afgaande op de daaromtrent gegeven officieele commu nique's is het vooral de Duitsche lucht macht, welke hierbij actief optreedt. Van 15 November af werd niet minder dan 6 maal melding gemaakt van uitgevoerde verkenningen tot boven Midden-Frankrijk, en 5 maal tot boven Engeland: deze laatste verkenningen gingen bovendien veelal ge paard met aanvallen op zeestrijdkrachten. De Engelsche luchtmacht trachtte een drietal malen tot de Duitsche kust door te dringen: van ouds het gebied, hetwelk En geland in de eerste plaats interesseert. Daartegenover krijgt men den indruk, dat de Fransche luchtmacht zich wat terug houdt: slechts een enkele maal kwam een melding voor omtrent Fransche verken ningen tot boven Duitsch gebied. De lucht oorlog staat dus nog steeds in het teeken van de verkenningen: de inzet van de hoofdkrachten heeft ook hier nog niet plaats gevonden. Het komt ons voor, dat dit alleszins logisch is. De idee van den zelfstandigen luchtoor log verwerpende, zien wij de operaties in de lucht in de eerste plaats ln verband met die op den grond. Nu de inzet van de hoofdkrachten op den grond is uitgeble ven, heeft inzet van het gros van de lucht strijdkrachten evenmin zin. Dat de Duitsche luchtmacht actiever zou zijn dan die van de tegenpartij is evenmin vreemd. Zooals wij reeds vroeger aangaven, is Duitschland ln het Westen ln dit sta dium van den oorlog op den grond en in de lucht sterker. Zal er gedurende deze phase in het Westen iets gebeuren, dan is het initiatief daartoe van Duitsche zijde te verwachten. Het is logisch, dat de Duitsche Het bier sluimert in de bruin-glazen flesch en op de flesch is een gekarteld blikje geklemd. Kroonkurk heet dat! „Waar is dat ding-je-weet-wel?" „Wat voor een ding?" „Nou zoo'n ding om die blikken doppen mee te vermoorden Het ding is natuurlijk wég. Hónderd keer zocht ik een langen schroef of zoo in de keukenla, en hónderd keer kwam dat ding-U-weet-wel in mijn vingers. Kwaad slingerde ik het telkens wég niet wetend hoe bitter ik er eens naar zou verlangen. Ach, als wij alles vooruit wisten Ik peuter met een vork aan de kroon kurk. „Het was een aardige vorkmerkt een gelaten stem eindelijk op. Ik zet een més tegen de kroonkruk. Ik haal het toovervoorwerp, genaamd „combinatietang" voor den dag. Terzijde moge ik opmerken, dat alléén het feit al, dat dit voorwerp bij de hand was, mij had moeten waarschuwen, dat combinatietangen ondeugdelijke middelen zijn bij het forceeren van flesschen bier. Enfin, ik tart het noodlot en probeer het tóoh. ,Jk druk die flesch op tafel en jij Ik druk. De kroonkurk vliegt omhoog maar zij neemt de flesch méé. Ongelooflijk. De stokvisch wordt koud, het bier wordt warm. „Sla den hals van die flesch!" „Om de scherven in m'n maag te krijgen zeker Doch laat ik het kórt maken. Ik héb bier gekregen, doch niet, dan na dat ik de kroonkurk had klém-gezet tus- schen de kelderdeur en gelijk een wilde aan de flesch had getrokken. Nu heb ik óók bier in den kelder maar dat zal morgen wel zijn opgedroogd Zijn wij nietige aardwormen of niet?... Neem 'n 4296 (Insez. Med.) oordeel te vormen: de berichten spreken elkaar daaromtrent te veel tegen. Volgens de Duitsche berichten zouden de eigen verliezen sedert 15 November slechts 4 toe stellen hebben bedragen, terwijl 4 andere door noodweer op zee zouden hebben moe ten dalen. Daarentegenover geven zij voor hun tegenstanders Verliezen op van 6 Fransche en 4 Engelsche toestellen. De Franschen melden echter de vernieling van 17 Duitsche toestellen, terwijl zelf slechts het verlies van 2 vliegtuigen wordt erkend. De waarheid zal wel in het midden liggen. Niettemin achten wij het waarschijnlijk, dat de Duitsche verliezen hooger zullen zijn dan die van de geallieerden, zulks al was het alleen maar omdat degene, die boven vijandelijk gebied vliegt niet alleen strijd moet voeren met de vijandelijke luchtstrijdkrachten, doch bovendien bloot staat aan het vuur van de zoo bijzonder werkzame luchtdoelartillerie. Felle strijd ter zee. Het eenige gebied, waar de oorlog met volle kracht wordt gevoerd, is de zee. Hier zien wij aan geallieerde zijde een inzet van alle middelen om de blokkade van Duitschland zoo volledig mogelijk te ma ken en aan de andere zijde een inzet van de geheele kracht om de scheepvaart op Engeland te bemoeilijken. Voorloopig is het resultaat van den hier gevoerden weder- zljdschen krijg nog niet af te meten; vast staat alleen, dat de neutralen hierbij wel een groot gedeelte van de tol moeten be talen. Het recht, zoo gaarne als vaandel boven de oorlogsdoeleinden opgeheven, wordt wel zeer gemakkelijk terzijde ge steld, wanneer dit toevallig eens in strijd komt met het belang van groote mogend heden! De tragedie van Finland. Wij mogen dit overzicht niet besluiten zonder een oogenblik stil te staan bij den strijd ln Finland. Wanneer er één oorlog onsympathiek is, dan is het wel deze; een oorlog waarbij een groote mogendheid on der valsche voorwendsels en zonder eenig met korte oefeningstijden redelijk motief een aanval doet op een euvel in te halen, kleinen, edelen buurstaat Bijzonder in het Zuidelijk gedeelte, een Wat de sterkteverhoudingen betreft ligtstrook van pl.m. 90 k.m. zal het lot van met slechts weinig troepen: ln West-Euro pa weinig ruimte met opgehoopte massa's. Gelukkig voor Finland is het begrip ruimte echter niet identiek met gunstig operatie- terrein. Tusschen het Ladogameer en de Barentszzee in het Noorden ligt een einde loos gebied, begroeid met bosschen en be zaaid met honderden meren. Vooral ln een jaargetijde als thans, nu alles dik onder de sneeuw ligt. leent dit terrein zich al zeer slecht voor operaties op groote schaal. De strijd zal ln dit gebied het karakter van den kleinen oorlog dragen: kleine zelfstan dige afdeelingen zullen trachten elkaar wederzijds afbreuk te doen zonder dat daarvan een beslissing verwacht mag wor den. De werkelijke operaties spelen zich af in het gebied, gelegen tusschen de Finsche golf en het Ladoga-meer en de streek ge legen onmiddellijk ten Noorden van ge noemd meer. Een nevenactie vindt voorts in het Noorden plaats ter overmeestering van de haven Petsamo. Het is in deze ge bieden, dat de Finnen hun krachten dan ook hebben geconcentreerd. Als gelukkige omstandigheid geldt hierbij dat de Finnen het gevaar tijdig hebben voelen aankomen, zoodat niet alleen hun mobilisatie en con centratie zich rustig hebben kunnen vol trekken doch dat aan hen bovendien eeni ge tijd is gelaten om den achterstand in oefening een veelvuldig bij kleine staten voorkomend de figuur van Finland al zeer ongunstig. Aan de eene zijde een land van pl.m. 4.000.000 inwoners; aan de andere zijde een wereldrijk met een bevolking van pl.m. 170.000.000 zielen. Al zal vanzelfsprekend slechts een ge deelte van de Russische weermacht tegen Finland beslist worden. De Finsche hoofd krachten, steunende op van te voren ter verdediging ingerichte terreinen (de Man- nerheimlinie) zullen hier den Russischen hoofdstoot hebben op te vangen. Hoewel het terrein in dit gebied gunstig voor een hardnekkige verdediging ls. blijft het kleine Finland opmarcheeren. dat dc dc beschikbare troepensterkte voor de te krachten aan Russische zijde meervoudig verdedigen lijn ook hier gering. Tot dus- sterker zijn dan de Finsche is zeker. Is dit verre maakten de Russen wel vorderingen taak heeft te vervullen dan wel wanneer legerleiding dan ook in de eerste plaats hij opgenomen is in de spanning van een haar verkenningsorganen actief moet hou- opmarsch of een aanval, dan zal hij zijn den om gegevens voor eventueele uit te lot aanvaarden. Doch wanneer het soldaat voeren operaties te verzamelen al van belang voor het personeel, meer nog komt dit tot uiting bij den inzet van mate rieel Het zijn de kleine landen, welke in het bijzonder arm zijn aan materieele hulp middelen als vliegtuigen; luchtdoelartille rie; zware artillerie en vechtwagens. Op dit gebied zal Rusland zijn groote overmacht zeker tot uiting brengen Dc gcographische gesteldheid. Het beeld, dat Finland biedt is precies —o.w ,o zijn voor hem alleen beteekent het in zijn Moeilijk is het om zich over de door de i tegenovergesteld aan het beeld in West- 11 aanvaarden. De labourpartU heeft een oog ergens nutteloos hangen terwijl élk luchtstrijdkrachten geleden verliezen een I Europa. In Finland een eindelooze ruimte in 't voorterrein van deze stelling, doch ner gens nog bleek, dat de hoofdzone van weer stand reeds doorbroken zou zijn. Wij mo gen slechts hopen, dat de Finnen, gedragen door de sympathie van welhaast de geheele wereld, ook in de komende weken in staat zullen zijn om den weerstand vol te hou den. Het gehalte van de Finsche troepen is zeker sunerieur aan dat van de Rus=en: het getal echter speelt ln d— o-»i0- >g steeds een belangrijke rol. Of op den duur dus succes voor de Finnen zal zijn wegge legd, wij vreezen het te moeten betwijfelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9