Een vredesdebat in het
Britsche Hoogerhuis
IUYLENSPIEGHEL
Rust aan het Westelijk front
Akkertje
80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 14 December 1939 Derde Blad No. 24456
Lord Halifax ontkent de mogelijkheid
Antwoord van Halifax
In den
Twee millioenenlegers liggen werkloos
De geringe activiteit werkt
demoraliseerend op de
manschappen.
Migraine
Het Britsche Haagerhuis heeft debat
ten gewijd aan het BelgischNeder-
landsche vredesinitiatief.
De debatten begonnen met de vraag
van Earl Darnley, of de regeering
tbans wilde verklaren, bereid te zijn
gebruik te maken van dit aanbod, ten
einde een op vrije onderhandelingen
gebaseerden vrede te verzekeren.
Spr. zeide de meening te zijn toe
gedaan, dat Engeland in het verleden
niet altijd de kansen om Duitschland
te verzoenen had uitgebuit en dat
de christelijke leer van kwaad met
goed vergelden in het huidige geval
behoort te worden toegepast.
Na een uiteenzetting te hebben gegeven
tan Hitler's standpunt, zeide Darnley. dat
tr maar één weg scheen te zijn uit de moei
lijkheid, n.l. Nederland en België, of een
ander neutraal land te verklaren, dat En
gland bereid Is om onder hun regie vrije,
niet gecompromitteerde onderhandelingen
te openen, in het geloof, dat het construc
tieve verlangen aan beide kanten een kans
tou kunnen hebben om tot ontwikkeling
te komen en te groeien.
Spr. was van meening, dat Engeland zijn
plicht zou vervullen jegens de kleine neu
tralen, die in gevaar verkeeren te worden
meegesleept in den amalstroom, wanneer
het er in slaagde, hen te bevrijden van den
rampspoed, dien zij niet gezocht hebben.
Lord Arnold (onafhankelijk oppositioneel,
die vorig Jaar uit de labour-parttj getreden
is) gaf eveneens als zijn meening te ken
nen, dat het vooruitzicht op het verzeke
ren van een spoedigen vrede na vrije on
derhandelingen de beste kans hebben, wan
neer de voorwaarden niet van te voren
verden vastgelegd.
Na de kwestie te berde te hebben ge
bracht van het opnemen van Oostenrijk in
den tekst van t Fransche antwoord aan
de beide monarchen, vroeg lord Arnold,
Engeland met Frankrijk overeengeko
men was, dat Duitschland van te voren
moet Instemmen met voorwaarden over
Oostenrijk.
Spr. oefende crltiek uit op het Fransche
«ptreden betreffende het verdrag van Ver-
lallles.
Sprekende over de Britsche ontvangst
ran het aanbod van goede diensten, vroeg
lord Arnold, of Chamberlain goedkeuring
had gehecht aan de radiorede van Chur-
ehtll, waarop spreker eveneens crltiek uit
oefende.
Verder sprak hij de klacht uit, dat Eden
én of twee radioredevoeringen had uitge
broken, terwijl andere belangrijke leden
ier regeering geen radioredevoeringen ge
houden hadden.
Tenslotte zeide sp., dat naar zijn mee
ting thans een veel betere vredesregeling
inkregen zou kunnen worden dan later.
Lord Arnold heeft nog in zijn rede ge-
ïgd, dat Hitier thans in een zeer moei-
l]ke positie verkeert, aangezien Rusland
lijn berekeningen geheel ln de war heeft
i'bracht en hij thans de ondergeschikte
i geworden van Stalln.
Een feitelijke overwinning voor Duitsch
land lijkt onmogelijk en Hitler is thans
liet minder, maar meer verlangend naar
rrede.
Wanneer de vrede eenmaal gevestigd is,
k het niet waarschijnlijk, dat hij weer ver
broken zou worden door Hitler, nu de be
dreiging door Rusland aan zijn oostelijke
irenzen staat.
Arnold besloot zijn rede met te zeggen:
De geheele positie is gewijzigd door de
ipkomst van Rusland als groote mogend
heid met agressieve plannen. Na een tot
het einde uitgevochten oorlog valt een don-
lere schaduw van het communistische
Susland en waarschijnlijk eveneens van
een communistisch Duitschland.
Lord Balfour of Burleigh verklaarde,
dat het hem speet, dat deze debatten
gevoerd werden, aangezien zij slechts
kunnen dienen tot aanmoediging van
vijanden des lands en mogelijk de
openbare meening kunnen misleiden.
8pr. voegde hieraan toe: „Ik maak op
!e krachtigste wijze bezwaar tegen de
Iravestle der geschiedenis, welke de vorige
rpreker gegeven heeft van het verdrag van
Versailles, van andere dingen en tegen de
glorificatie van Hitler".
Verder zeide lord Balfour, dat de Brit-
(he regeering duidelijk gemaakt heeft, dat
ioodra zich wijziging voordeed in het ge-
hioed van Duitschland, zij bereid was tot
«iderhandelingen.
In Duitschland echter is een heerschap-
Jij van geweld en terreur en zoolang die
blijft bestaan, is iedere gedachte, dat er
in wijziging in het gemoed is gekomen,
'•ie (ie omstandigheden oproept, waarin een
Tijelijk besproken vrede mogelijk was,
llusolr.
Pacifisme is heel goed, wanneer dat
"eral rondom heerscht. Het is niet moei-
zich voor te stellen, wat het resultaat
»u zijn van een eenzijdig pacifisme.
Op het oogenblik, aldus spr vechten
bj voor ons leven en onder de huidige om-
"andigheden zijn pacifisten een groot
maar.
Tenslottte verklaarde Balfour, dat naar
Sin meening dit debat een monsterachtig
aisbrulk was van den tijd van het Hooger-
luls.
O® bisschop van Chichester wees er op.
t menschen in neutrale landen, die meer
Duitschland wisten dan Engeland, zei-
j®. dat er groote aantallen Duitschers zijn
den oorlog niet willen.
Wat voor soort waarborgen wenscht de
«jtsche regeering?
Vervolgens voerden nog het woord Noel
™*ton, lord Samuel van de liberale oppo-
Wle en lord Snell van de labour-oppositie
laatste zeide. dat zijn gevoelens uit-
'"Sen naar een poging om lederen oorlog
■J spoedig mogelijk te doen eindigen.
Zijn verstand echter zegt hem, dat het
J'aadzaam is de motie van lord Darnley
eigen vredesplan gepubliceerd en is van
meening, dat dat uitvoerbaar is Tegenover
hetgeen lord Darnley gezegd had van Hit
ler's deugden, stelde spr. andere feiten.
Engeland heeft, aldus spr, niet den
wensch het Duitsche volk te vernietigen.
Het wenscht alleen dat Duitschland zijn
oude gerespecteerde plaats in de wereld
weer Inneemt.
De minister van Buttenlandsche Zaken,
lord Halifax voerde ter beantwoording van
de vorige sprekers, het woord. Hij zeide
o.m.:
Ik ben van meening, dat dit een onge
lukkig debat is geweest. Daarmede zeg ik
slechts wat mij een eenvoudig feit lijkt te
zijn en het is niet noodig dat ik dit ver
klaar, door te zeggen, dat Ik weliswaar den
moed en oprechtheid erken van degenen,
die een andere opvatting zijn toegedaan
en die een zaak verdedigen, die verre in
de minderheid is, maar dat toch sommige
der nu uitgesproken redevoeringen naar
mijn meening schade toebrengen aan de
zaak. die thans de zaak der natie is.
Wat lord Balfour en lord Snell hebben
gezegd, was direct en onmiddellijk nuttig,
doordat zij een correctie aanbrachten op
den indruk dien ik vrees, dat door die rede
voeringen in het buitenland kan worden ge
wekt.
Er is niet veel verbeelding voor noodig
om te zien. hoeveel van wat gezegd ls tij
dens de debatten waarschijnlijk gebruikt
zal werden door degenen, die weinig reke
ning houden met een nauwkeurig ver
plicht zijn jegens de waarheid bij het voe
ren van propaganda in Duitschland op dit
oogenblik.
Ik kan mij voorstellen, dat geen onge
lukkiger indruk gewekt kan worden dan
dat dit land niet wezenlijk eensgezind zou
zijn en dat er daarvoor bewijzen te vin
den zijn in de redevoeringen van degenen,
die verantwoordelijke posities bekleeden.
Niets heeft In het departement van but
tenlandsche zaken meer indruk op mij ge
maakt, dan dat bijna iedere buitenlandsche
vertegenwoordiger hier mij verklaart, hoe
diep hij onder den indruk is gekomen van
de nationale eenheid en vastberadenheid
in alle deelen des lands.
Ik hoop daarom, dat wanneer men elders
de debatten leest, die indruk tenminste
niet verkeerd verstaan zal worden.
Ieder, die niet thuis is in de recente
geschiedenis en die toevallig binnengeko
men zou zijn om de debatten te beluisteren
zou hebben kunnen denken, wanneer hij
luisterde naar de rede van lord Arnold,
dat dit land den oorlog begonnen had. Op
ons is de blaam geworpen, dat wij niet vol
doende gestreefd hebben naar een verzoe
ning tot Duitschland.
Ik ben mij er niet van bewust, dat
Duitschland zich uitgeput heeft om ons te
verzoenen.
Ik weiger volstrekt ons land in de be
klaagdenbank te zien plaatsen in verband
met de internationale zaken en te zien.
hoe Engeland op eenigerlel wijze, verge
leken met Duitschland. een blaam zou
treffen voor de tragedie, waarin de wereld
gedompeld is.
Tijdens de debatten is gezegd, dat Hitler
een man is, die ten zeerste medelijden moet
wekken en die verkeerd begrepen wordt.
Wij worden allen verkeerd begrepen en
men moet medelijden met ons hebben, om
dat sommigen onzer meer reden hebben
om dien eisch naar voren te brengen dan
anderen.
Er is iets gezegd over strijd tot het
einde.
Het speet mij den bisschop van Chiches-
ter dit te hooren herhalen, omdat al weet
ik, wat hij bedoelt, een groot aantal men
schen niet anders zullen denken dan dat
dit beteekent, dat het volk vecht om te
vechten. Dat is niet het standpunt van de
regeering of van dit land.
Wij zijn steeds bereid geweest om te
onderbandelen. Wij waren daartoe be
reid voor den oorlog en wij hebben
nooit de deur gesloten voor onderhan
delingen, bij wat wij ook zeiden of
deden sedert de oorlog is begonnen. In i
feite hebben wij bij meer dan één j
gelegenheid er den nadruk op gelegd,
dat, mits essentieele voorwaarden van
internationale orde in Europa verkre
gen konden worden, wij bereid zouden
zijn om Duitschland volledige samen
werking met ons zelve te verleenen in
het streven om die orde op te bouwen,
verre van een wensch te voeden om
Duitschland te verpletteren en een
groote natie te berooven van haar
gerechtigde plaats.
Natuurlijk zijn wij ons bewust van de
moeilijkheden van het sluiten van vrede
na een langeren bitteren oorlog, maar ik
ben er niet van overtuigd, dat die moeilijk
heden grooter zijn, dan die welke Europa
te wachten zullen staan, wanneer het
tracht een opgelapten vrede te sluiten, die
in Duitschland verkeerd uitgelegd zou kun
nen worden als het besluit van een oorlog,
die niet geheel zonder succes is geweest en
niet al te kostbaar was en daarom naar
Duitsche gedachte niet al te ontmoedigend
voor de toekomst.
Wat vanmiddag gezegd is berust op de
praemisse, dat er op het oogenblik een
redelijke mogelijke basis bestaat voor suc
cesvolle onderhandelingen. Juist die prae
misse heb ik getracht de vorige week te
bestrijden.
Met grooten spijt en niet zonder kennis
van zaken twijfel ik er aan, of Hitler's rede
voor den rijksdag is aangehaald om aan te
toonen dat hij zeer verlangend was naar
vrede. Ik ben er volkomen zeker van dat
Hitier zeer verlangend is naar vrede op
zijn eigen voorwaarde
Ik ben er niet zoo zeker van, dat hij ver
langt naar een vrede op voorwaarden, die
een vrede voor Europa zouden vormen.
Wij allen zijn van gevoelen, dat het
prachtig zou zijn wanneer wij zouden kun
nen gaan onderhandelen. Niemand meer
dan ik kan de ontzetting en tragedie van
den oorlog gevoelen, of er zich bewust van
zijn, hoe misdadig verkeerd het zijn zou
om eenige werkelijke kans op vrede te mis
sen.
Maar komt gij niet terug tot de funda-
menteele kwestie: hadt gij of hadt gij geen
gelijk om op te komen voor de zaken, die
u drie maanden in den oorlog leidden?
Wanneer gij gelijk hadt, zou het dan niet Als nietige aardwurmen zijn wij, twintig-
verkeerd zijn op te houden alvorens gij uw ste-eeuwers, in de klauwen der technische
uiterste best zoudt hebben gedaan om de
zaken veilig te stellen, waarvoor gij in den
oorlog gingt?
Niemand kan zeggen ln hoeverre gij zult
kunnen slagen. Maar als gij gelijk hadt,
dan is het niet juist, wanneer gij uw stre
ven opgeeft voor gij er van overtuigd zijt,
dat gij niet meer kunt doen.
huishoudelijke apparatuur.
Veronderstelt U, lezer, dat gij aanspoel-
det op een onbewoond eiland met een blikje
sardines zónder sleuteltje. En dat op het
gansche onbewoonde eiland geen steen te
vinden ware. waaruit gij, als wijlen Uw
verre voorvader, de holbewoner, een beitel
kondet vervaardigen, om genoemd blikje
.mee te forceeren
welke redenen Wat zoud(. gij doen?
Gij zoudt het blikje tegen een boom smij
ten. Het zou geen druppel olie zelfs prijs
geven.
Gij zoudt er op gaan staan dansen, tot
Uw bloote voeten bloedden.
Gij zoudt Uw tanden er tenslotte op bre
ken en verhongeren met het blikje sar-
een dines aan Uw boezem geklemd
En thans?
Even rommelen in de keukenla en de
sardientjes liggen op een schoteltje!
I Ontneemt den huidigen mensch het blik-
Voortgaande verwees Halifax naar sleuteltje^ en den kroonkurkenverwijderaar
de twee voorwaarden, die hij de vorige
week noodzakelijk had genoemd voor
het succes van een conferentie.
Hieraan voegde hij toe: „Ik wil geen
wijziging brengen in die voorwaarden,
omdat ik van mecning ben, dat zij
goed gegrond waren".
Daarom vraag ik
zijn er voor den indruk, dat de voor
waarden, waarop gij vrede zoudt kun
nen sluiten, een vrede, dien gij met
eenige hoop zoudt kunnen beschouwen
als veilig, in feite aanwezig zijn?
Ik geloof niet, dat op het oogenblik
die bewijzen voldoende zijn om
rechtvaardiging te geven voor den
koers, die aanbevolen is door Lord
Darnley.
kent U een beter woord? en hij is
hulpeloos gelijk een zuigeling, gelijk een
deurwaarder zonder dwangbevel, gelijk een
opperbevel in oorlog zonder dementi
Daar is het fleschje bier bij de stokvisch.
Men zit aan tafel, men roert gebakken uien
door de rijst en de rijst door de aardappe
len en de gebakken uien met rijst en aard
appelen door de stokvisch, men begiet het
geheel met boter en na den eersten hap
Halifax herinnerde er aan dat de vre- krijgt men een benden dorst!
desoproep van de Koningin der Nederlan
den en den Koning der Belgen gericht was
tot de drie regeeringen ln Engeland, Frank
rijk en Duitschland.
„Ik denk niet, dat men eerlijk zal kun
nen zeggen, dat ons antwoord en dat van
de Fransche regeering de deur sloten voor
de mogelijkheid van verdere onderhande
lingen.
Spr. citeerde een deel van het Britsche
antwoord, zeggende, dat het Fransche ant
woord niet anders was.
Wat was het antwoord van de Duitsche
regeering, zoo vroeg hij vervolgens. De
antwoord en zelfs geen officieele ont
vangstbevestiging.
In verneem, aldus de minister, dat het
officieele Nederlandsche persbureau be
kend gemaakt heeft op 15 November, dat
de gezanten van Nederland en België in de
Wllhelmstrasse zijn ontvangen, waar von
Ribbentrop hen uit naam van den rijks
kanselier er van in kennis stelde, dat na de
abrupte verwerping door de Engelsche en
Fransche regeeringen van hun diensten,
ook de Duitsche regeering het onderwerp
aLs afgedaan beschouwde.
Met het oog op die verklaring, beken ik
het moeilijk te achten, om hetzelfde be
lang als lord Darnley er aan te hechten,
wanneer hij zegt, dat het aanbod nog open
staat.
Om die reden en om vele anderen, die ik
al gegeven heb, vrees ik, dat geen enkel
nuttig doel gediend ls door deze debatten
en spreek ik de hoop uit, dat, als en wan
neer zij ln het buitenland gelezen worden,
zij gelezen zullen worden als een geheel.
Na deze rede van lord Halifax werd het
debat gesloten.
Onze defensiemedewerker schrijft ons:
De afgeloopen weken kenmerkten zich
door het uitblijven van elke actie van mili
tair belang op het Westfront.
Wanneer wij de Fransche en Duitsche
communlqué's van 15 November tot heden
nog eens aandachtig beschouwen, dan zien
wij, dat, wat de gevechten op den grond
betreft ln alle berichten slechts sprake is
van plaatselijke werkzaamheid van de ar
tillerie. Als belangrijkste handeling in deze
periode meldt het Duitsche communiqué
van 19 November, activiteit van mitrail
leurs en geweervuur aan den Rijn en op 23
November een aanval van een Fransche
compagnie op Duitsche voorposten, welke
aanval werd afgeslagen.
De Fransche legerleiding weet als be
langrijkste feit te melden, dat op 5 Decem
ber door den vijand enkele kleine aanval
len werden ondernomen, welke eveneens
werden afgeslagen.
Gedurende bijna een maand van oorlog
voeren door twee millioenenlegers is de
grootste inzet van krachten alzoo blijkbaar
een compagnie geweest: voorwaar een uit
militair oogpunt mager resultaat. Nu, zoo
als wij reeds ln een vorig artikel meenden
te mogen verwachten, de actie op den
vleugel, d.w.z. een opmarsch door België en
Nederland, uitbleef, kon welhaast ook niet
anders worden verwacht. De tientallen ge-
vechtskrachtige divisies liggen werkloos
achter het front op de vleugels. Van alle
ln liet Westen aanwezige krachten staat
globaal geschat slechts 1/4 gedeelte werke
lijk ln de gevechtszone; de rest ligt in de
dorpen van Noord-Frankrijk of in de
plaatsjes en eindeloos vervelende barak
kenkampen van het Rijngebied. Vanzelf
sprekend moet deze toestand uit militair
oogpunt hoogst onbevredigend genoemd
worden. Wij Nederlanders weten met onze
iange mobilisatie-ervaring uit den wereld
oorlog. hoe demoraliseerend het hangen,
het eindeloos nietsdoen in kleine gehuch
ten en dorpen is. Natuurlijk, men kan
oefenen, men kan sport doen. er zijn vele
wegen om den geest van een onderdeel op
peil te houden, doch de lange winteravon
den met hun verveling, zij blijven niette
min. Wanneer een soldaat in actie is. wan
neer hij bij een verdediging een bepaalde
verlof toont hem dit duidelijker zijn
aanwezigheid thuis zoo dringend wordt ge
vorderd, dan kan dit niet anders dan na-
deelig op zijn gemoedstoestand werken.
Het zal wellicht tot de moeilijkste taken
van de legerleidingen behooren om onder
deze omstandigheden den goeden geest van
de troepen te handhaven. Vooral voor de
Franschen met hun critischen zin en le-
vendigen geest belooft de winter in dit op
zicht moeilijk te worden. Dat, ondanks de
censuur, reeds nu zelfs bladen als de
„Temps" hieromtrent hun bezorgdheid uit
spreken, is in dezen veelzeggend.
Bescheiden optreden van de
luchtstrijdkrachten.
Hoewel evenzeer bescheiden, biedt de
luchtoorlog tóch gedurende de laatste we
ken Iets meer levendigheid- Afgaande op de
daaromtrent gegeven officieele commu
nique's is het vooral de Duitsche lucht
macht, welke hierbij actief optreedt. Van
15 November af werd niet minder dan 6
maal melding gemaakt van uitgevoerde
verkenningen tot boven Midden-Frankrijk,
en 5 maal tot boven Engeland: deze laatste
verkenningen gingen bovendien veelal ge
paard met aanvallen op zeestrijdkrachten.
De Engelsche luchtmacht trachtte een
drietal malen tot de Duitsche kust door te
dringen: van ouds het gebied, hetwelk En
geland in de eerste plaats interesseert.
Daartegenover krijgt men den indruk, dat
de Fransche luchtmacht zich wat terug
houdt: slechts een enkele maal kwam een
melding voor omtrent Fransche verken
ningen tot boven Duitsch gebied. De lucht
oorlog staat dus nog steeds in het teeken
van de verkenningen: de inzet van de
hoofdkrachten heeft ook hier nog niet
plaats gevonden. Het komt ons voor, dat
dit alleszins logisch is.
De idee van den zelfstandigen luchtoor
log verwerpende, zien wij de operaties in
de lucht in de eerste plaats ln verband met
die op den grond. Nu de inzet van de
hoofdkrachten op den grond is uitgeble
ven, heeft inzet van het gros van de lucht
strijdkrachten evenmin zin.
Dat de Duitsche luchtmacht actiever zou
zijn dan die van de tegenpartij is evenmin
vreemd. Zooals wij reeds vroeger aangaven,
is Duitschland ln het Westen ln dit sta
dium van den oorlog op den grond en in de
lucht sterker. Zal er gedurende deze phase
in het Westen iets gebeuren, dan is het
initiatief daartoe van Duitsche zijde te
verwachten. Het is logisch, dat de Duitsche
Het bier sluimert in de bruin-glazen
flesch en op de flesch is een gekarteld
blikje geklemd.
Kroonkurk heet dat!
„Waar is dat ding-je-weet-wel?"
„Wat voor een ding?"
„Nou zoo'n ding om die blikken doppen
mee te vermoorden
Het ding is natuurlijk wég.
Hónderd keer zocht ik een langen schroef
of zoo in de keukenla, en hónderd keer
kwam dat ding-U-weet-wel in mijn vingers.
Kwaad slingerde ik het telkens wég
niet wetend hoe bitter ik er eens naar zou
verlangen.
Ach, als wij alles vooruit wisten
Ik peuter met een vork aan de kroon
kurk.
„Het was een aardige vorkmerkt
een gelaten stem eindelijk op.
Ik zet een més tegen de kroonkruk.
Ik haal het toovervoorwerp, genaamd
„combinatietang" voor den dag.
Terzijde moge ik opmerken, dat alléén
het feit al, dat dit voorwerp bij de hand
was, mij had moeten waarschuwen, dat
combinatietangen ondeugdelijke middelen
zijn bij het forceeren van flesschen bier.
Enfin, ik tart het noodlot en probeer het
tóoh.
,Jk druk die flesch op tafel en jij
Ik druk. De kroonkurk vliegt omhoog
maar zij neemt de flesch méé.
Ongelooflijk. De stokvisch wordt koud,
het bier wordt warm.
„Sla den hals van die flesch!"
„Om de scherven in m'n maag te krijgen
zeker
Doch laat ik het kórt maken.
Ik héb bier gekregen, doch niet, dan na
dat ik de kroonkurk had klém-gezet tus-
schen de kelderdeur en gelijk een wilde aan
de flesch had getrokken.
Nu heb ik óók bier in den kelder maar
dat zal morgen wel zijn opgedroogd
Zijn wij nietige aardwormen of niet?...
Neem
'n
4296
(Insez. Med.)
oordeel te vormen: de berichten spreken
elkaar daaromtrent te veel tegen. Volgens
de Duitsche berichten zouden de eigen
verliezen sedert 15 November slechts 4 toe
stellen hebben bedragen, terwijl 4 andere
door noodweer op zee zouden hebben moe
ten dalen. Daarentegenover geven zij voor
hun tegenstanders Verliezen op van 6
Fransche en 4 Engelsche toestellen. De
Franschen melden echter de vernieling van
17 Duitsche toestellen, terwijl zelf slechts
het verlies van 2 vliegtuigen wordt erkend.
De waarheid zal wel in het midden liggen.
Niettemin achten wij het waarschijnlijk,
dat de Duitsche verliezen hooger zullen
zijn dan die van de geallieerden, zulks al
was het alleen maar omdat degene, die
boven vijandelijk gebied vliegt niet alleen
strijd moet voeren met de vijandelijke
luchtstrijdkrachten, doch bovendien bloot
staat aan het vuur van de zoo bijzonder
werkzame luchtdoelartillerie.
Felle strijd ter zee.
Het eenige gebied, waar de oorlog met
volle kracht wordt gevoerd, is de zee. Hier
zien wij aan geallieerde zijde een inzet
van alle middelen om de blokkade van
Duitschland zoo volledig mogelijk te ma
ken en aan de andere zijde een inzet van
de geheele kracht om de scheepvaart op
Engeland te bemoeilijken. Voorloopig is het
resultaat van den hier gevoerden weder-
zljdschen krijg nog niet af te meten; vast
staat alleen, dat de neutralen hierbij wel
een groot gedeelte van de tol moeten be
talen. Het recht, zoo gaarne als vaandel
boven de oorlogsdoeleinden opgeheven,
wordt wel zeer gemakkelijk terzijde ge
steld, wanneer dit toevallig eens in strijd
komt met het belang van groote mogend
heden!
De tragedie van Finland.
Wij mogen dit overzicht niet besluiten
zonder een oogenblik stil te staan bij den
strijd ln Finland. Wanneer er één oorlog
onsympathiek is, dan is het wel deze; een
oorlog waarbij een groote mogendheid on
der valsche voorwendsels en zonder eenig met korte oefeningstijden
redelijk motief een aanval doet op een euvel in te halen,
kleinen, edelen buurstaat Bijzonder in het Zuidelijk gedeelte, een
Wat de sterkteverhoudingen betreft ligtstrook van pl.m. 90 k.m. zal het lot van
met slechts weinig troepen: ln West-Euro
pa weinig ruimte met opgehoopte massa's.
Gelukkig voor Finland is het begrip ruimte
echter niet identiek met gunstig operatie-
terrein. Tusschen het Ladogameer en de
Barentszzee in het Noorden ligt een einde
loos gebied, begroeid met bosschen en be
zaaid met honderden meren. Vooral ln een
jaargetijde als thans, nu alles dik onder de
sneeuw ligt. leent dit terrein zich al zeer
slecht voor operaties op groote schaal. De
strijd zal ln dit gebied het karakter van
den kleinen oorlog dragen: kleine zelfstan
dige afdeelingen zullen trachten elkaar
wederzijds afbreuk te doen zonder dat
daarvan een beslissing verwacht mag wor
den.
De werkelijke operaties spelen zich af in
het gebied, gelegen tusschen de Finsche
golf en het Ladoga-meer en de streek ge
legen onmiddellijk ten Noorden van ge
noemd meer. Een nevenactie vindt voorts
in het Noorden plaats ter overmeestering
van de haven Petsamo. Het is in deze ge
bieden, dat de Finnen hun krachten dan
ook hebben geconcentreerd. Als gelukkige
omstandigheid geldt hierbij dat de Finnen
het gevaar tijdig hebben voelen aankomen,
zoodat niet alleen hun mobilisatie en con
centratie zich rustig hebben kunnen vol
trekken doch dat aan hen bovendien eeni
ge tijd is gelaten om den achterstand in
oefening een veelvuldig bij kleine staten
voorkomend
de figuur van Finland al zeer ongunstig.
Aan de eene zijde een land van pl.m.
4.000.000 inwoners; aan de andere zijde een
wereldrijk met een bevolking van pl.m.
170.000.000 zielen.
Al zal vanzelfsprekend slechts een ge
deelte van de Russische weermacht tegen
Finland beslist worden. De Finsche hoofd
krachten, steunende op van te voren ter
verdediging ingerichte terreinen (de Man-
nerheimlinie) zullen hier den Russischen
hoofdstoot hebben op te vangen.
Hoewel het terrein in dit gebied gunstig
voor een hardnekkige verdediging ls. blijft
het kleine Finland opmarcheeren. dat dc dc beschikbare troepensterkte voor de te
krachten aan Russische zijde meervoudig verdedigen lijn ook hier gering. Tot dus-
sterker zijn dan de Finsche is zeker. Is dit verre maakten de Russen wel vorderingen
taak heeft te vervullen dan wel wanneer legerleiding dan ook in de eerste plaats
hij opgenomen is in de spanning van een haar verkenningsorganen actief moet hou-
opmarsch of een aanval, dan zal hij zijn den om gegevens voor eventueele uit te
lot aanvaarden. Doch wanneer het soldaat voeren operaties te verzamelen
al van belang voor het personeel, meer nog
komt dit tot uiting bij den inzet van mate
rieel Het zijn de kleine landen, welke in
het bijzonder arm zijn aan materieele hulp
middelen als vliegtuigen; luchtdoelartille
rie; zware artillerie en vechtwagens. Op dit
gebied zal Rusland zijn groote overmacht
zeker tot uiting brengen
Dc gcographische gesteldheid.
Het beeld, dat Finland biedt is precies
—o.w ,o zijn voor hem alleen beteekent het in zijn Moeilijk is het om zich over de door de i tegenovergesteld aan het beeld in West-
11 aanvaarden. De labourpartU heeft een oog ergens nutteloos hangen terwijl élk luchtstrijdkrachten geleden verliezen een I Europa. In Finland een eindelooze ruimte
in 't voorterrein van deze stelling, doch ner
gens nog bleek, dat de hoofdzone van weer
stand reeds doorbroken zou zijn. Wij mo
gen slechts hopen, dat de Finnen, gedragen
door de sympathie van welhaast de geheele
wereld, ook in de komende weken in staat
zullen zijn om den weerstand vol te hou
den. Het gehalte van de Finsche troepen is
zeker sunerieur aan dat van de Rus=en:
het getal echter speelt ln d— o-»i0- >g
steeds een belangrijke rol. Of op den duur
dus succes voor de Finnen zal zijn wegge
legd, wij vreezen het te moeten betwijfelen.