Prins Bernhard in Friesland - Finsche ski-troepen - Regeeringstarwe LEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad 80ste Jaargang FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne door FELIX ODERRICK. 42) Pardon, kapitein, dat hebben we wél. 'n een toontje lager als het even kan, be- jrepen? Als je weer In volle zee bent kun te voor miin part weer de groote mijnheer [Pelen en n'et zoo veel praatjes maken als )e verkiest." Hij wendde zich tot den En- Selschen sergeant. „Mr. Fawcett, geen bensch mag het schip verlaten." Twee polltiebooten kwamen aangevaren draaiden bij. Het zou niet gemakkelijk bllen door dit cordon heen te breken. De speurtocht nam een aanvang. Kapi- *in Parissis en mijnheer Montoureanou 'erden verzocht in de hut van den kapi- te komen, waarna twee man voor de deur postvatten. De heele equipage werd San voor man aan een verhoor onderwor- ten. Een der matrozen keek scheel. De In- ■Pecteur nam hem terzijde: ■Waar zijn Uw papieren? Laat Uw han- "n eens zien." De man had echte zeemanshanden. Hij bocht vertrekken. Iedere hoek, ieder gaatje werd nagezocht "t beambten controleerden alle mogelijke onmogelijke plaatsen. Van Duuren bemoeide zich ln het geheel niet met deze nasporingen. Hij was geen beambte en zijn aanwezigheid werd slechts gerechtvaardigd door zijn hoedanigheid van Journalist. Mistroostig en verveeld slen terde hij rond. Hij had zoojuist zijn tweede ronde over het dek beëindigd, toen hij plotseling bemerkte dat op een bepaalde plek de Ijzeren stangen van de reeling een lichtschijnsel vertoonden, dat met korte, onregelmatige tusschenpoozen weerkeerde. „De Groote Gemakzuchtige" van gisteren zou aan dit phenomeen niet de minste aandacht geschonken hebben. Maar van daag was hij op jacht en permitteerde zich niet de minste achteloosheid. Hij sloop naderbij en sloeg het merkwaardige ver schijnsel gade. Spoedig ontdekte hij dat het geflikker afkomstig was van de com mandobrug, en dat deze lichtstralen door een der ramen naar buiten kwamen. Het liet geen twijfel over of zij werden veroor zaakt door het hanteeren van een spiegel. De lichtsignalen wanneer het dat ten minste waren waren gericht op den uit gang van de haven. Teun wist niet veel van telegrafie af, maar hij had meermalen heliografische toe stellen in werking gezien en was op de hoog te van hun practlsch nut in zonrijke streken. Ijlings haalde hij Bertrand, maar toen deze ter plaatse kwam, was het spelletje al afgeloopen. „Weet je zeker, dat je goed gezien hebt, sloth?" „Dwaling uitgesloten." De detective dacht na, toen floot hij zachtjes tusschen zijn tanden. „Jongen, jongen," riep hij uit, „die kna pen zijn geslepen, hoor! Maar ik geloof dat ik ze nu heb". Hij haalde den bevelvoerenden inspecteur van politie en had met hem een gesprek van meerdere minuten. Daarop riep hij zijn vriend en verliet met dezen het schip. Het onderzoek werd nog ongeveer een halt uur voortgezet. Toen overhandigde de bevelvoerende inspecteur den kapitein zijn papieren, bood hoffelijk zijn verontschuldi gingen aan en liet den toorn van den woe denden zeeman volkomen onbewogen over- zich heengaan. „Weest U nu maar heel tevreden, kapi tein. U heeft geluk gehad. U was ons te slim af. Wat de rest betreft orders zijn orders. Tot ziens!" Hij verliet met zijn manschappen het schip, de kapitein begaf zich naar de brug en na een paar minuten begon de stoom- Iler te werken en ratelend werd het anker van de „Knidos" gelicht. De loopplank werd ingehaald, de trossen losgesmeten en lang zaam zette het schip zich in beweging. Van loodsen wenschte men blijkbaar geen ge bruik te maken. Langzaam voer de „Knidos" door de voor haven in de richting van het havenhoofd. Het was bladstil en brandend heet wierp de zon haar verzengende stralen op de water oppervlakte. De huizen van Alexandrië werden kleiner en kleiner, de slanke mina retten werden dun als naalden. Het schip passeerde den vuurtoren en nog steeds voer het niet op volle kracht. Kapitein Parissis stond met zijn ladingmeester op de com mandobrug en tuurde gespannen naar de kust. Daar ontdekte hij eensklaps een lichtende stip, die zich losmaakte uit de met enkele witte villa's bebouwde bocht. Met groote snelheid naderde deze in de zon flikkerende stip, werd grooter en grooter, en ontpopte zich ten slotte als een snelle motorboot, die in razende vaart kwam aanzetten. Vier menschen bevonden zich in het prachtige vaartuig: drie mannen en een vrouw. Steeds meer naderden zij de „Knidos". Reeds kon den zij den kapitein en Montoureanou on derscheiden, die over de reeling geleund stonden. Plotseling scheen de kapitein iets te ontdekken, dat zich blijkbaar achter zijn schip moest afspelen. Onmiddellijk daarop begon hij den menschen in de boot vertwij felde signalen te geven. Zij ontdekten tot hun grooten schrik, dat Parissis naar de brug ijlde en het tot nu toe betrekkelijk ge ringe lawaai van de schroeven van het schip aanmerkelijk in kracht toenam. De boot begon vaart te zetten, voor zij de vier menschen nog opgenomen had. Zij verwij derde zich met toenemende snelheid. De hand van den kapitein wees hun de oorzaak van zijn zoo onverwachte veran dering van meening. Achter hen voeren met groote snelheid twee politiebooten, die in hun richting koers zetten. De groen-roode vlaggen droegen de koninklijke halve maan. De vrouw sprong rechtop in de boot en be gon luid gillend teekens te geven aan de bemanning van de politiebooten. Een alarm schot weerklonk uit de voorste politieboot en een man stak zijn hand op om de vluch teling tot stoppen aan te zetten. Als eenig antwoord wendden de lieden in de kleine boot hun steven en koersten in dolle vaart in een wijden boog weer naar land terug. De vluchteling had zijn grootere snelheid voor, maar de politie-kruisers konden de landzijde houden. In volle zee kon de lu*e- motorboot zich moeilijk wagen. Maar het was een knap staaltje stuur manskunst geweest. Een paar handige ma noeuvres hadden de boot ln een boog om den voorsten politiekruiser heen gebracht- Deze moest nu eveneens draaien en verloor daardoor veel vaart. Maar de tweedj schoot regelrecht op den vluchteling af. Opnieuw volbracht de bestuurder een meesterlijken, zij het halsbrekenden draai die de boot, mid den tusschen de belde kruisers bracht, met den voorsteven naar het land toe. In leder gevai waren bij deze dolle jacht de beide politievaartuigen de motorboot dicht genoeg genaderd, dat men zich door roepen verstaanbaar kon maken. Een man riep door een megafoon: „Stop, of er wordt geschoten!" Maar de mannen in de vluchtende boot stopten niet. Zij wisten, dat er niet gescho ten zou worden zoolang de vrouw nog bij hen aan boord was. De situatie was nu zoo danig, dat de motorboot zich tusschen de twee politie-kruisers bevond, waarvan de naastbijzijnde langs de kust voer en de andere de zeezijde hield. Behalve den af stand, dien de motorboot zijdelings van de beide kruisers scheidde, had zij op het vaartuig aan de landzijde een voorsprong van ongeveer vijf meter. Langzaam won de voorste boot echter afstand. Toen volgde de man aan het stuur een handige tactiek. Hij sleurde de boot als het ware naar rechts, draaide in volle vaart een heelen slag om en stormde met razende snelheid regelrecht op den politiekruiser af, die on middellijk eveneens zijn steven wilde wen den. Maar een tweede korte wending van de achtervolgde boot bracht deze rakelings voor den kruiser langs in een rechten hoek met de kustlijn, waar zij nu ongehinderd met topsnelheid op af stevende. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). FINSCHE SKI-TROEPEN IN HUN WITTE CAPES, TREKKEN DOOR EEN BOSCH. DE ENGELSCHE KONING reikt een onderscheiding uit aan sergeant Gar diner van de Royal Air Force in Frankrijk, die, hoewel zelf gewond, zijn ka meraad uit een brandend vliegtuig sleepte, dat neergeschoten was. EEN MET REGEERINGSTARWE GEVULD PAKHUIS ergens in Noord-Holland. Van tijd tot tijd worden deze van regeeringswege gevormde voorraden gecontro leerd om na te gaan of gevaar voor broei aanwezig is. DE „DJAMBI" van den Rott. Lloyd is op weg van Vancouver naar Batavia in een zwaren storm gekomen. Hoe het bootendek werd gerammeid De sloepen raakten ontredderd. vA *<*v Z. K. H. PRINS BERNHARD INSPECTEERDE GISTEREN EENIGE LEGER- ONDERDEECEN IN DE PROVINCIE FRIESLAND. TIJDENS DE INSPECTIE. DE STRANDING VAN HET BELGISCHE SCHIP „LOUIS SCHEID" met de geredden van de „Tajandoen" aan boord aan de Zuidkust van Engeland. Zooals men weet werden alle opvarenden gered door een reddingboot en door middel van 'n reddingbroek. Een lid van de bemanning wordt aan wal gehaald. DE ELF MAANDEN ÓüDE BABY UIT WEST-INDIË die door de ramp van de „Simon Bolivar" wees is geworden, arriveerde gisteren op Schiphol, waar hij door den heer en mevr. van der Nat-Peterson uit Rotterdam, die ft kind geadopteerd hebben, werd afgehaald. Kleine Simon" zooals men hem in Londen noemde, met zijn pleegmoeder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5