Vluchtelingen uit Finland op Schiphol - Hoog water - Berichtenhond W\ï LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad i-i. F* 1 .1 80ste Jaargang FEUILLETON De Hermandad, de Heros en de Heroïne OP HET VLIEGVELD SCHIPHOL arriveerden gisteren de eerste vluchte lingen uit Finland. Onder de hoede van de stewardess van de K.L.M., mej. v. Leeuwen Boomkamp, wordt een Finsch meisje naar het restaurant gebracht. Achter het meisje, haar moeder. DE EERSTE GEREDDE van het op een mijn geloopen stoomschip „Spaarndam" is behouden in ons land aangeko men. De leerling-mauchinist F. W, Stuut na aankomst op Schip hol, waar hij door zijn zuster werd begroet. TENGEVOLGE VAN IIET HOOGE WATER is de fabriek van do N.V. de Wit's deken-in dustrie te Helmond ondergeloopen. Een der fabrieksruimten in een zwembad herschapen. EEN HOND welke door de Duitschers aan het Westelijk front wordt gebruikt voor het overbrengen van berichten, springt over een beek. V Vv*" V DE COMMISSIE VOOR HET ST. NICOLAASFEEST DER KON. MARINE Keelt een St. Nicolaasfeest georganiseerd in Krasnapolsky te Amsterdam. Een „ondeugende" matroos wordt in den zak gestopt. IAVEE POOLSCHE TORPEDOBOOTJAGERS, de „Grom" en de „Blyskawiea" zijn toegevoegd aan de Britsche vloot in de Noordzee. De Beide schepen voor anker ergens aan de Engelsche Oostkust. door FELIX ODERRICK. |K> |,sa het avondeten, toen de heerlijke Iwlte van den Egyptischen lentenacht l'is ingetreden, reden de beide vrienden I JU hun dame weer naar de stad. Van Ijjiuren nam met Chiquita in de Brasserie laats, terwijl Bertrand de drie vertrou- IjMieden opzocht, die op de afgesproken l«ats op post stonden. Het waren drie ICnstjge slanke, rijzige mannen, uiterst 1 hopvallende lieden, voorzien van de he ilrijkste eigenschappen van den Orient: luiheid en geduld. Een hunner trad op inspecteur toe. >0 kent uw orders, heeren?" .Aiwa, ya Chawaga" I «Mooi. De man. die aan mijn tafeltje zal i's nemen, moet geschaduwd worden en vooral niet uit het oog verloren wor- Jullie lost elkander af en teekent B«?urlg aan, waar hij heen gaat. met IJ® hij in contact komt. wat hij uitgeeft Ivf enz. Zooals gewoonlijk". «rajib ya chawaga". «God zij met u". "h begaf zich naar het tafeltje van zijn vrienden en het duurde niet lang of zij kregen Carlos in de gaten, die met zijn onafscheidelijken, scheefzittenden stroo- hocd hun richting uitslenterde, hartelijk begroet door de drie wachtenden. Hij nam plaats aan het tafeltje en werd op bier onthaald. Geruimen tijd repte hij in het geheel niet van de papieren. Eerst na een levendig gesprek van ruim een uur, dat op bewonderenswaardige wijze door Carlos met a'.le mogelijke wederwaardigheden uit het artistenleven gekruid werd, bracht hij op onopvallende wijze het gesprek op het eigenlijke doei van de bijeenkomst. Van Duuren moest eerst even nadenken eer hij wist waar het ook weer om ging. Het leek er veel op. dat hij de heele zaak al lang en breed weer vergeten was. Daarop zei hij evenwel, precies zooals Bertrand hem voorgeschreven had: „Ik heb eens over de zaak nagedacht. En ik geloof, dat ik uw welwillend aanbod accepteer". Vol verwachting en voldoening straalden de oogen van den goedaardigen helper in den nood. „Ik doe u dit kleine pleziertje waarlijk met het grootste genoegen, monsieur Van Duuren. Waar heeft u de brieven?" „De brieven. Ach ja. dat is waar ook. Die heb ik nog niet bij mij. Misschien morgen of overmorgen, is dat vroeg genoeg?" De gefopte art.ist kookte van woede. Hij wist wat dit afschuwelijke „morgen", dat lederen Europeaan in den Orient de gal doet overloopen en grijze haren bezorgt, zeggen wil. „Ta'ala bukra". kom morgen maar, heeft nog een bijzondere beteekenis, die absoluut onvertaalbaar is Het wil on geveer zeggen, dat iets practisch tot den jongsten dag uitgesteld wordt, zonder dat evenwel uitdrukkelijk verzekerd wordt, dat er niets van komt.: „Bukra bl'l misch- misch" Oftewel: Morgen, als de abrikozen bloeien. Mijnheer Van Duuren had het noodige opgestoken in den Oriënt en daar zag hij naar uit ook. die luilak. Carlos besloot te huilen met de wolven ln het bosch. Hij wees nogmaals op de nood lottige gevolgen van de zoo verderfelijke nonchalance, die door een dergelijke ver traging onvermijdelijk werden en nam af scheid van het gezelschap. Zijn humeur was omgekeerd evenredig aan dat van de drie die naar Demerdache terug reden. Mijnheer Carlos begaf zich naar Kolettis om diens advies ln te winnen. Hij trof zijn vriend in een nog al opge wonden toestand, welke door den eveneens aanwezigen mijnheer Mandrides gedeeld werd. Ferid Bey was niet komen opdagen. Maar hij had een briefje gestuurd, waarop te lezen stond, dat hij helaas zelf ziek ge worden was, maar niettemin schriftelijk bericht wilde zenden, dat hij voortaan zijn gegevens niet langer in dienst zijner vrien den zou kunnen stellen. Als laatste nieuws voegde hij er aan toe, dat mijnheer Carlos Altro sedert vandaag onder politiebewaking stond en dat inspecteur Bertrand met be hulp van Kopolovici's brieven op het spoor van den grootsten afnemer, den heer Joa- kimoglou te Alexandria gekomen was en deze heer reeds achter de tralies zat. Dat hiermee aan ondergeteekende's medewer king een einde gekomen was. „De ratten verlaten het schip", zei mijn heer Mandrides een weinig pathetisch, doelende op de plotselinge ongesteldheid van zijn Invloedrijken, kerngezonden vriend. De tijd van handelen was gekomen. Hier hielpen geen kleingeestige overwegingen meer, hier ging het om alles of niets. Zij moesten den plattegrond in handen krij gen en Carlos moest aan zijn schaduw zien te ontkomen om zich vervolgens slechts onzichtbaar aan de verdere operaties te wijden. Hij moest zijn uiterlijk op prac- tische wijze veranderen en zich een tijd lang schuilhouden. In het gewoel en het rommelige bazarleven van West- en Zuid- Caïro onder te duiken was niet zoo heel moeilijk. De snor moest opgeruimd worden en dergelijke andere niet bepaald origi neele voorzorgsmaatregelen dienden ge troffen te worden. En dan weg uit Egypte. Elders heeft men ook heroïne noodig. „Carlos", sprak mijnheer Mandrides, „ik heb zoo'n idee, dat ons huis al bewaakt wordt. Ik ga dus eerst weg en jullie verlaat het huis te zamen. Ik zou wel eens willen zien, wie kans ziet mij te schaduwen, wan neer ik weet dat hij achter mij aan zit. En jullie zijn per slot van rekening ook geen groentjes". „Reken op mij, Mandrides", lachte Car los. „Maar hoe moet dat nu met dien plattegrond?" „Daarvoor kunnen we het nu eens met dat prachtstuk van een Andres probeeren. mijn beste Carlos. Wij ontmoeten elkaar morgenmiddag in dc kamer van den jon gen. Nu vertrek ik en over een kwartier gaan jullie er vandoor." Een kwartier later verlieten mijnheer Ko lettis en zijn vriend slenterend liet huis. Mijnheer Kolettis woonde in Boulac, het overbevolkte inboorlingenkwartier, waar het schuim van Cairo opgepropt zit. voorzoover het geen plaats heeft kunnen vinden ln de Clot Bey. De twee heeren drentelden op hun gemak door de menigte, zonder ook maar een enkele maal om te zien. Ze wisten dat hun vervolgers hen op de hielen zaten en dat was voldoende. Op de groote Avenue Fuad I hielden zij een taxi aan en stapten in. „Gizah!" riepen zij den zwarten chauf feur toe en de wagen reed weg. Op den weg naar deze oude voorstad, waarbij de pyramiden staan, gaven zij plotseling op een donkere verlaten plek den chauffeur een teeken om te stoppen. Rustig stapten zij uit en namen een kijkje aan den ach terkant van den wagen. Precies wat zij verwacht hadden. Op het bagagerek zat een man gehurkt. „Wat voer je daar uit, o zoon der schande?" vroeg Carlos. „Niets, heer", antwoordde de man. Ik moest in Gizah zijn en dacht dat het niet erg was om op deze manier mee te rijden. U heeft er toch geen last van." Nu is het inderdaad geen zeldzaamheid, dat lieden zich op een dergelijke wijze ver voeren laten om geld voor de tram te spa ren, Niettemin stapte Carlos op den man af en pakte hem bij zijn kraag. „Naar de hel met jou, den voet op je va ders hoofd, hondenzoon". Met deze woorden gaf hij den man een hevigen slag in het gezicht, die hem op den grond deed tui melen. Deze verslagene greep zijn stok om deze beleediging te wreken, maar op het zelfde oogenblik kwam de knuppel van Kolettis dreunend op zijn achterhoofd neer. terwijl Carlos hem den stok ontnam en meedoogenloos op hem in ranselde. Na epn paar minuten pakten de beide heeren hun rampzalig slachtoffer en sleepten den deer lijk verminkten man in een greppel langs deti weg. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5