SINTERKLAASJE, KOM JE? Ineke en Dieneke zetten haar schoentjes Oplossingen MAAK GEK TOCH, EK ZAT NIETS IN! V/eet je hoe dat kwam? Als Sin'erklaas In het land is, hebben It: ,e en Dieneke ogen te kort. Het lijkt we. tucht Ineke, oi je overal tegelijk moet kijken! Vanmorgen vertelde Truitje van Hees. dat ze Sinterklaas in de Voorstraat gezien had. En toen we er hard naar toe holden, was hij alweer weg. En dan hoor je weer: Sinterklaas komt met de trein a t en alle kinderen mogen hem afhalen. Maar ze zeggen er niet bij, wanneer hij komt. Nou, dan kun je ook niet gaan kijken." „Pff" zegt Dieneke en ze wordt opeens erg rood in haar gezicht. ..Wat pff?" ..Nee. niks. Ga jij maar naar de trein om Sinterklaas af te halen!" „Maar ga jij dan niet?" vraagt Ineke verbaasd. „Nouehik weet nog niet, hoor!" „Vind je 't dan niet enig. dat hij komt?" Nu wjrdt Dieneke driftig. Ze schudt haar krullen en roept stamvoetend: „Zeur toch niet zo, zeur toch niet aldoor zo!" Ineke begrijpt er niets van. waarom haar vriendin opeens zo boos wordt. Dat is nu helemaal niet aardig van Dieneke! En ze had nog wel een plannetje willen maken om samen naar het station te gaan. Maar als Dieneke niet wil, nou, dan ook goed hoor.' Ineke laat zich niet zo maar afsnauwen. „O. best." zegt ze. .Als jij niet naar Sin terklaas wilt. dan ga ik alleen." En ze stapt alvast naar de deur om te tonen, dat ze het echt meent. Maar ze hoort Dieneke nog smalend zeggen: ..Pff! Sinterklaas!" en keert zich opeens weer om. „Hou jij dan niet van Sinterklaas?" vraagt Ineke. Dieneke wordt nu echt verlegen. „O. jawel," zegt ze, ..maar... nee, ik zeg lekker niets!" „Hè. toe. wat is er dan?" „Ik weet iets. wat jij niet weet. Iets heel akeligs van Sinterklaas. Iets érgs!" Ineke wordt er stil van. Iets érgs van Sinterklaas? Wat zou dat kunnen zijn? Ze durft bijna niet zeggen: toe, vertel het. Maar ze fluistert het toch héél zachtjes. „Zul je het echt aan niemand vertellen?" „Nee nee. natuurlijk niet." „Ook niet aan je Moeder?" „Neeee" hapert Ineke. Dieneke krijgt weer een kleur en zegt dan opeens: .Sinterklaas bestaat niet, heele- maa niet. Willem van den melkboer heeft het me verteld. Is dat niet erg?" „Vreselijk." zegt Ineke, „hoe durft hij zo iets te zeggen?" „Ja. maar hij zegt: het is waar. Sinter klaas is al lang dood." Ineke en Dieneke zijn wel een beetje teleurgesteld. „Dood?" vraagt Ineke ongelovig. Dat is een erg akelig woord, dat Dieneke daar zo maar zegt. Ineke moet er een hele tijd over peinzen. En dan zegt ze tenslotte: „Het Is een erg raar verhaal en het is maar een beetje onzin. Ik geloof er niets van! Ik heb toch zelf de vorige week nog een kikker in m'n schoen gehad. Dat kan toch niet!" „Ik een muls en een borstplaatje," zegt Dieneke. „Ja, dat is waar ook. Nee dan kan het natuurlijk niet. hè?" „Je moet niet alles geloven, wat de men sen zeggen." vermaant Ineke wijs. Dit is een zinnetje dat ze weieens van haar Moe der gehoord heeft en dat ze erg gewichtig Vindt. Lieve, oude Sinterklaasje Met je baard wit als een watje, Met je pracht'ge rode mantel Bn je steek met gouden kruis, Sinterklaasje, 'k zag je rijden Door de natte regenstraten. Sinterklaasje, zeg eens, kom je Dit keer ook eens bij ons thuis? lieve, oude Sinterklaasje t Lijkt me toch zó ongezellig Voor zo'n heel, heel stokoud baasje Steeds te gaan van huis tot huis. Lopen op die koude daken Waar de wind blaast om je oren! Sinterklaasje, kom één avond Nu eens rustig bij ons thuis! „Geloof jij heus. dat hij nog leeft? Heus, echt waar?" vraagt Dieneke „Héél echt waar. Ik weet het zeker!"zegt Ineke. En dan is Dieneke érg opgelucht en blij. Ze vindt haar vriendin altijd knapper dan zichzelf. „Kom," zegt ze dan. „ik moet naar huis om brood te eten. Het wordt al donker en ik zie jullie luitenant aankomen." „Wacht even." zegt Ineke, .daten we het hem voor de zekêrheid ook eens vragen. Dat vindt Dieneke goed. Als de luit zijn jas heeft opgehangen, hangen er opeens twee kleine meisjes aan zijn armen en roe pen: .Luitenant, Sinterklaas leeft toch wel echt. hè?" „Hij leeft als een hart! Hij blijft net zo lang doorleven, tot er geen kinderen meer op de wereld zijn." zegt de luit. „Maar ik vind het niet aardig van jullie, dat je aan zijn bestaan twijfelt. Dat is erg ondankbaar, Ineke. Heb Je niet nog pas zo'n mooie kik ker Ineke slaat beschaamd de ogen neer. „Die Dieneke ook met haar akelige praatjes" denkt ze. 's Middags op school wordt er veel over Sinterklaas gepraat en alle kinderen mo gen vertellen, wat ze in hun schoenen heb ben gekregen Als Ineke en Dieneke thuis komen, zegt Dieneke: „Zeg, wij konden het toch ook nog weieens proberen om onze schoen te zetten." Maar Ineke geeft geen antwoord. Ze schaamt zich teveel, dat ze vanmorgen nog één ogenblikje aan Sinterklaas getwijfeld heeft. „Vind Je niet?" zegt Dieneke. „Och. we krijgen tóch niks!" „Nou. we kunnen het toch in leder ge val proberen." vindt Dieneke .Kom jij dan je schoentje brengen bij mij?" „Nou, goed dan. Als het mag van je Moe der." 's Avonds na het eten gaat Ineke nog even naar het poesje kijken. Er valt een zacht motregentje en de tuin ls nat en glibberig. Ineke gaat in de schuur en speelt een beetje met het kleine, lieve diertje. Daar hoort ze opeens roepen: „Ineke, Ineke!" En plotseling denkt Ineke weer aan de schoen. Bij de heg staan ze samen te overleggen, hoe dat nu moet. „Ik mag vast niet meer naar je toe." zegt Ineke, het ls al zo Iaat!" „Nou. geef mij dan maar gauw je schoen" zegt Dieneke bedrijvig. Lieve, oude Sinterklaasje Moeder stookt dan 't haardje gloeiend En we schuiven Vader's leunstoel Heel gezellig voor Je bij. O, wat aal dat heerlijk wezen. Jou te hebben ln ons midden! Heus, je hoeft niet eens te strooien. Als je komt. zijn we al Mij! Lieve, oude Sinterklaasje 'k Vind Je hebt zó veel te geven, Zó veel zorgen aan je lieve Witte hoofd! O, wat een kruis. Al die zoet' en stoute ktnd'ren. Om die uit elkaar te houden! Nu wil ik eens voor jou zorgen. Je vertroet'len bij ons thuis! MARIE MICHON „Ben je? Ik kan todh niet op één kous naar huis?" „Och, dat kan best. Moet je gewoon hin ken. Kijk, zo!" Nu. dan doet Ineke het maar. Juist, als Moeder haar komt roepen, ver dwijnt Dieneke met de schoen en Ineke hinkt naar huis. „Waar is je schoen?" vraagt Moeder ver baasd. „Bij Dieneke om op te zeten." „Foei, foei, moet dat nu op zo'n rare ma nier? Dat zal Sinterklaas ook vast niet goed vinden!" zegt Moeder Ja. Moedre krijgt gelijk. En Ineke had het ook al haast gedacht, dat het zó zou gaan. Als ze de volgende morgen gaan kij ken, is er niets in de schoen. Helemaal niets? Ja. toch wel, er steken twee pa piertjes uit de schoenen Op dat van Die neke staat: „Kinderen, die geloven dat ik niet besta, krijgen niets" en op dat van Ineke: „In zulke vleze modderschoenen kan Piet geen lekkers doen." Nu, Ineke en Dieneke zijn wel een beetje teleurgesteld. Maar één ding ls fijn: ze hebben nu zelf een briefje van Sinterklaas gekregen en weten dus voorgoed dat hij be- „Net zolang tot er geen kinderen meer op de wereld zijn," heeft de luitenant gezegd. Dat Is een hele troost. En misschien, dat Sint op 5 December Ineke en Dieneke hele maal heeft vergeven! R. DE RUYTER—v. d. FEER der raadsels uit het vorige nummer. 1. Kom kluizenaar, de cel gesloten! Naar bulten in de zonneschijn! Genoeg gemijmerd, nu genoten! Natuur viert feest; gij moet er zijn! 2. liedereen, want de Domtoren kan niet springen en wij wel. 3. Zandvoort; z, pap, lente, honderd, Zand- voort, gelogen, boord, vrij. t. 4. Elk (eis); lep; den. 5. Haastige spoed is zelden goed. haas, gesp, poes, el, hoed, den, zeil, list, dag. 6. Hans en Grietje. 7. Wilgeteneo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 22