Overlaat bij Spijk in werking - De militaire Verkeersbrigade
iOiie JaargangLEIDSCH DAGBLADTweede Blad
FEUILLETON
De Hermandad, de
Heros en de Heroïne
HET WATER VAN DE GROOTE RIVIEREN IS ZOO STERK GESTEGEN
dat de overlaat bij Spijk in werking is getreden. Groote watermassa's
van den Rijn stortten zich met het geraas van een waterval over den over
laat en veranderen de lage polders van de Lijmen in een reusachtig meer
WATERSNOOD IN LIMBURG.
Door den snellen was van de Maas zijn verschillende dorpen bij Maastricht door het water
volkomen geïsoleerd. Een gondelvaart door de stralen van Borgharen.
MIJNEN AAN DE KUST. Op advies van de militaire autoriteiten zijn
de bewoners van de kustplaatsen begonnen met het plakken van reepen
plakband op de vensters om versplintering der ruiten te voorkomen als
een mijn in de omgeving ontploft.
ZIE GINDS KOMT DE STOOMBOOTDe goede
Sint met zijn gevolg arriveerde gisteren in Amster
dam. De begroeting.
$*2? -v'.KtiS
ranm
*3
«Bk;
IN VERBAND MET HET GROOTE AANTAL AAN DE NEDERL. KUST AANGESPOELDE MIJNEN worden verscheidene veilig
heidsmaatregelen getroffen. Langs de kust worden roode vlaggen geplaatst-, die waarschuwen voor het gevaar zich op het strand
te begeven. Een officier tuurt de zee af naar drijvende mijnen.
DE MILITAIRE VERKEERSBRIGADE een nieuwe dienst door den opperbevel
hebber van land- en zeemacht in het leven geroepen. De brigade is 48 man sterk
en beschikt over 24 motorfietsen met zijspan.
door
FELIX O'DERRICK.
iO)
Een man kwam op hem afgestormd. „Ex-
cusez, monNeen, is het dan toch mo-
gelijk?Andres. Andres, amigo mio! Nie
mand anders dan Andres in levenden lijve.
Oh, wat ben ik blij. wat ben ik gelukkig!"
..Carlos, mijn trouwe vriend!"
Zij omhelsden elkaar. Het was eenmocie
en zeer ontroerende scène.
„Maar vertel mij nu alles. Andres. Kom
laat ons hier in dit café plaats nemen. Zoo.
Waarop mag ik je tracteeren? Sigaretten,
koffie, limonade, iets te eten misschien?
Hij was de vriendschap in eigen persoon.
En Andres vertelde. Een stroom van bit
tere woorden vloeide uit zijn mond en vol
deelneming luisterde de goedhartige Carlos
„Een nu, Carlos, wat moet ik nu begin
nen, Carlos? Ik heb geen centime, geen
huis, geen kleeren, geen ondergoed. Die ver
vloekte hond van een portier wil mijn kof-
Ier niet afgeven, voordat mijn rekening
betaald is. En waar zou ik in hemelsnaam
het geld vandaan moeten halen?"
„Ah, amigo, hoofd omhoog! Wat denk Ie
dat ik ben, dacht je dat ik een vriend zoo
maar in den steek zou laten? Carramba!
Eerst, gaan we dien koffer inlossen, een
kamertje zullen we ook wel ergens op
scharrelen niet duur kom, kom, en
wat eten betreft, daar zal ook nog wel iets
op te vinden zijn zoolang de oude Carlos
nog een paar peseta's in zak heeft."
„Oh, Carlos!" Andres zette het op een
huilen. Zijn zenuwen hadden het begeven.
Vriend Carlos, een schurk, voorzien van
de legendarische boevennatuur, had op dat
oogenblik het gevoel werkelijk een fatsoen
lijk mensch te zijn, toen hij den armen
jongen daar min of meer aan zijn boezem
snikken zag, vandaar dat de toon van ruwe
slecht verborgen geroerdheid hem uitmun
tend afging.
„Nou, nou, nou, huil maar niet. Kom
kerel, we zullen nu je koffer gaan halen
en dan op zoek naar een hok gaan. Ik weet
er wel een, niet ver van hier. Het is geen
paleis, maar wat wil je, ik moet zelf op de
kleintjes passen, willen wij beiden er sa
men van kunnen komen."
Het gelukte hem mede in verband met
de geringe waarde van den koffer plus in
houd en de treurige solvabiliteit van hun
eigenaar de zaak met den portier voor
ongeveer de helft van het oorspronkelijk
verschuldigde bedrag af te maken. Ver
heugd snelden de beide vrienden naar de
naburige Clot Bey.
Deze „Stad der duizend vreugden", in
het hart van Cairo, draagt een naam, dien
zij ongetwijfeld aan een misplaatste dich
terlijke vrijheid te danken heeft. Het klopt
namelijk noch met het getal duizend, noch
met de vreugde. De Oriënt heeft een voor
liefde voor sterke en bloemrijke omschrij
vingen. die in dit geval aan deze afschu
welijke stadswijk een minder miserabel ka
rakter trachten te geven In dit smerige
rommelige, vervuilde gewirwar van stegen
waarin arme. afschuwelijk arme inboorlin
gen moeten leven, door het lot vergeten,
van maaltijd tot maaltijd vegeteerend,
woont de vreugde niet. Tegenwoordig is de
„Vischmarkt" al een weinig gesaneerd, van
de afschuwelijkste misstanden gezuiverd,
hetgeen als een verdienste van de Euro-
peesche beschaving aangerekend mag wor
den. Maar toch worden hart en maag van
gevoelige bezoekers nog altijd op een zwa-
ren proef gesteld, bij hetgeen wat men in
de „Stad der duizend vreugden" aan ellen
de ziet.
Men woont in dit stadsdeel niet duur,
maar ook niet mooi. Mijnheer Carlos bracht
zijn vriend naar een ellendig hol en bracht
hem daar onder bij een niet minder ellen
dige Koptenvrouw. Daarop nam hij hem
meer naar een Servisch cafétje om een
goedkoop middageten te gebruiken.
Reeds geruimen tijd brandde den armen
jongen de vraag op de lippen:
„En Chiquita?"
„Chiquita? Hm. Weet Je, mijn jongen.
Chiquita is lang niet dom. Die heeft het
keurig ingepikt. Op het oogenblik woont
ze in Demerdache bij een rijken heer, wiens
verloofde zij is. Ik geloof dat het haar bui
tengewoon goed gaat."
Andres werd zoo bleek als een lijk.
..De verloofde van een rijken heer, zeg
je? Carlos, dat geloof lk niet. Dat zou zij
nooit doen. Weet je het zeker?"
„Maar Andres, wat wil je? Wat had zij
dan moeten doen? Vrouwen zijn nu een
maal zoo. Neem het niet te tragisch op en
zoek een andere. Het is waar. Chiquita is
een beeldschoon meisje moet je haar nu
eens zien een paradijsvogel, een roos.
mooier dan ooit, maar per slot van reke-
ing vind je gemakkelijk genoeg een ander
partner, die net zoo aardig is Nou, nou,
t jphoeft mij niet zoo aan te staren, het
ch mijn schuld niet."
„Ik kan er niet bij. Waar is zij, Carlos?"
„Dat zei ik je toch ai: in Demerdache.
In een juweel van een villa- Nee. nee, het
geeft je niets of je er heen gaat Komt hee-
lemaal niet in aanmerking, mijn beste jon
gen. Dat zijn heel andere menschen dan
wij arme artisten. Huisknechten eh gevaar
lijke waakhonden. Maar luister nu eens
even, mijn zoon. Als je verstandig bent wil
ik met alle plezier eens kijken wat we kun
nen doen. Maar dan moet je me belooven
tot morgen rustig te blijven en geen dolle
streken uit te halen. Misschien dat we dan
morgen een mogelijkheid vinden om je ook
uit deze moeilijkheid te helpen."
„Chiquita de verloofde van een ander?"
De jongen staarde verwilderd om zich
heen. „Dat kan, dat mag ik niet gelooven."
De ander sloeg den volkomen uit het veld
geslagen Jongen gade met den medelijden
den blik van een man, die den tijd van
dergelijke dwaasheden reêds ver achter
zich heeft liggen.
Na het eten nam Carlos Andres mee
naar het huis van een zijner vrienden Aris-
tides Kolettis geheeten. Deze man mocht
vandaag voor het eerst zijn ziekbed verla
ten, waaraar. hij geruimen tijd gekluisterd
was geweest. Hij zat ntr wat onwennig,
terwijl een zuurzoete glimlach een ver
geef sche poging deed om £ijn gelaat een
beminnelijke uitdrukking te verleenën. Mijn
heer Kolettis was zelfs in tijden dat zijn
lichaam in een staat van volmaakte gaaf
heid verkeerde, met geen mogelijkheid een
opgeruimd mensch te noemen. HÏi was een
uitgesproken pechvogel, die bij alle gele
genheden het te betalen gelag voor zijn
rekening moest nemen. Hij stond op en
ging wat door de kamer hinken, onder-
tusschen Grieksche volzinnen brommend,
die niet veel goeds inhielden.
Na korten tijd verscheen een elegante,
i
maar heftig ioenzende het., die een en al
goedmoedigheid en sympathiek medeleven
was. Hij liet Don Andres zijn lijdensgeschie
denis vertellen en was diep geroerd. Wat
moest die arme jongen nu beginnen? Car
los' middelen waren beperkt, wat bij een
werkeloos artist niet zoo heel verwonder
lijk is, en ook die zijner vrienden waren
niet groot. Er moest werk voor Andres ge
vonden worden; maar wat voor werk? In
de behoefte aan dansers was in Cairo voor
de komende maanden voorzien. En verder
had Don Andres nooit iets bruikbaars ge
leerd. Moeilijk, heel heel moeilijk. Hm!
„Morgen, mijn jonge vriend, zal Carlos U
weer hier naar toe brengen. We zullen
zien, we zullen zien. Misschien is er in deze
oude stad nog wel iets te vinden. We mo
gen natuurlijk niet al te kieskeurig zijn,
moeten in het begin aanpakken wat er te
vinden is."
Andres bracht de rest van dien dag in
dit alleraardigste gezelschap door, werd
daarop nog op een vorstelijk avondmaal
onthaald en mocht toen zoo langzamer
hand gaan opstappen. Carlos bracht hem
persoonlijk naar zijn woning en bleef zelfs
wachten tot Andres onder de dekens lag.
Het ware hem niet welkom geweest als de
knaap aan het flaneeren was gegaan. An
dres kroop langzaam onder de wol en sliep
na langen, bangen tijd weer als een vrij
man. Het viel weliswaar niet te ontkennen
dat zijn nieuwe omgeving, wat meubilee
ring en comfort betrof, ternauwernood bo
ven de gevangenis te verkiezen was en wat
zindelijkheid betrof ver daar bij achter
stond, maar hij kon het vertrek tenminste
verlaten wanneer hij daar zin in had. Ten
minste dat dacht hij.
(Nadruk verboden). tWordt vervolgd).