De wilde Wolvenjacht Een griezelig verhaal, dat grootvader vertelde Maar het had een onverwacht slot Slim Jantje „Grootvader* - Ha. Grootvader!" riepen Kees en Mientje. En kleine Annie in haar box riep ook al zo hard ze kon: „Ootfa! ta ta!" ..Zo. lieve kinderen, daar ben ik weer, hoor", zei de oude man met zijn dichte, kruiende baard en zijn vrolijk tintelende oge". „Heeilijk dat U er bent", zei Mientje. Ze holde direct de gang in om Grootvader's pantoffels te halen terwijl Kees zich be ijverde on. de leunstoel en het was me eventjes een zware! vlak bij het knet terend houtvuurtje te slepen. Grootvader had intussen z'n jas uitge trokken en aan de kapstok gehangen, na dat hij er zorgvuldig de natte sneeuw had uitgeklopt om een hoekje van de stal. ..Tionge, jonge, wat een weertje!" zei hij, hage. sneeuw, regen, stormalles door elkaar En guur dat het is! Het lijkt van avond wel Siberië liier!" „Ja. Grootvader?" vroeg Kees gretig, „lijkt het heus een beetje op Siberië?" Siberië was het toverwoord in het huis van Kees en Mientje. Want, nee verbeeld je, zeg. Grootvader was zélf in Siberië ge weest! Dat zegt wat, hè? En vertellen, dat die Grootvader kon. vertellen, nee maar, zó mooi Als hij dat deed. dan luisterden de belde kinderen ademloos en je kon in de gezellige boerenhuiskamer met de grote schouw een speld horen vallen! Maar nu liep Groot vader er niet in, hoor! Hij lachte maar eens van .ha, ha" en ..ho, ho", kriebelde Kees met een dikke natte wijsvinger in z'n nek en plaagde: ..Jij wou den ouden baas eens weer op z'n praatstoel zetten, hè kereltje? Nou. maar dat lukt niet hoor! Maak eens plaats, dan ga ik rustig m'n krantje lezen!" Mientje zuchtte eens, maar ze kwam toeh heel ijverig met de krant aandragen. ..Dank je. lieve meid" zei Grootvader. Behagelijk verwisselde hij z'n zware schoe nen voor de warme pantoffels, stak een pijp op en begon te lezen, terwijl de kin deren aan de grote, ronde tafel met hun huiswerk begonnen. Een tijdlang was het doodstil. Je hoorde alleen maar het zachte geknetter van de houtblokken in de schouw en het bijna onhoorbare gespin van Grijs, de dikke poes. die onder tafel zat. Toen kwam Moe der binnen met de thee en werd het pas écht gezellig. Grootvader las de krant van a tot z uit. Dat duurde heel lang vanavond. Kees keek tenminste met een veelbeteekenend wan hoopsgebaar Mientje aan, alsof hij zeggen wou: ..Van vertellen zal wel niet veel ko men!" Maar juist toen Moeder naar de klok be gon te kijken met het oog op het naar bed gaan kleine Annie lag allang in haar warm nestje en het werd nu ook tijd voor de twee oudsten vouwde Groot vader de krant op en zei: „Ziezo, dat we ten we weer!" En meteen gaf Kees Mientje een klein duwtje onder de tafel. In een oogwenk waren de boeken en schriften dichtgeklapt en lagen op twee nette stapeltjes en twee paar ogen keken vol gespannen verwach ting in de richting van de schouw. Grootvader merkte het wel. „Nou. kom dan maar héél eventjes", zei hij met een guitig lachje en een knipoog tegen Moeder. „Ze hebben vanavond zó ijverig geleerd, dat ze wel een verhaaltje verdiend heb ben „Goed zei Moeder, „maar dan eerst vlug uitkleden. Dan mogen jullie in je hansopjes nog even bij Grootvader zitten". Dat lieten Kees en Mien zich geen twee maal zeggen. Ze waren al weg! En toermet een kind op iedere knie, stak Grootvader nog eens de brand ln z'n pijpje en begon te vertellen. „Nou moet het dan maar weer over Si berië zijn? Ja, dat dacht ik wel. Goed, luister maar! Ik was toentertijd, heel lang geleden, in dienst van een Duitse machinefabriek en op een goede dag ik heb jullie dit al vaker verteld! werd ik met nog een paar monteurs helemaal naar Siberië gezonden om daar een paar machines te plaatsen. In een afgelegen dorp, dat uitsluitend uit hou ten huisjes bestond want Siberië was toen nog lang niet zoo modern en voor uitstrevend als tegenwoordig! had men om de een of andere onnaspeurlijke reden een fabriek gebouwd en daarin zouden onze machines komen. We kwamen dus midden in de winter en bij hevige sneeuw jacht, in het dorp aan en vernamen daar tot onze teleurstelling, dat de onderdelen, die we nodig hadden om de machines te monteren, nog niet uit Berlijn waren aan gekomen en dat het nog wel een paar weken, misschien zelfs maanden zou duren vóór ze er waren! We waren enigszins op de hoogte met de vervoerstoestanden in het Rusland van die dagen en begrepen dus. dat het wachten en nog eens wachten zou worden, tenmin ste als we er zelf niet wat extra moeite voor over hadden om te gaan kijken, waar de onderdelen bleven! Van het dorp naar het naastbijzij nde spoorwegstation was twee dagen lopen. Dat was lang geen peulschilletje, hè, twee dagen lopen door een sneeuwlaag, die soms tot de knieën reikte! Maar mijn vriend en ik besloten eindelijk toch. het er maar op te wagen. De eerste dag ging zonder ongelukken voorbij. Toen de nacht viel, kwamen we doodmoe, maar fris en rozig van de heer lijke sneeuwtocht bij een eenzame boereu- hoeve aan. De mensen in Rusland zijn over het algemeen bijzonder gastvrij: ze ontvingen ons vriendelijk en spreidden ons een bed in de warme stal boven de koeien. Daar was het echt genoeglijk. Enfin, dat weten jullie ook wel bij ondervinding". „Nou en of!" zei Kees. Die vond het een feest, als hij 's zomers eens in het hooi mocht slapen maar Mientje trok er haar neusje voor op. „We boften bijzonder bij die gelegen heid", vervolgde Grootvader. „Want de boer, bij wien we onderdak vonden, moest de volgende morgen ook naar dat station om varkens van de markt te halen. Dat trof prachtig, dus konden we meerijden. En nu komt het spannende van m'n ver- haai, luister goed! Het was nog pikkedonker, toen we de boerenhoeve verlieten Op de slee stond een grote, kooiachtige kist, die aan de ene kant open en van tralies voorzien was. Deze kist moest dienen om de varkens in te ver voeren. Ondanks onze dikke pelsjassen rilden we van kou in de ijskoude wintermorgen. We stapten dus vlug in, de paarden trokken aan en we vlogen voort over de krakende sneeuw. Op eens had ik het gevoel, dat de boer op de bok zijn macht over de teugels ver loren had! In woeste vaart schoot de slee over de sneeuwvlakte! De man zag mijn verbaasde ogen op zich gericht en wees met de zweep achterwaarts. Ik keek om en zag tot myn ontzetting achter en naast onze slee een groot aantal gloeiende ogen flikkeren: het waren wolven!" „Echte wolven, Grootva?", bibberde Mientje. „Echte, heuse wolven, maar ze konden niet praten als de wolf van Roodkapje. Dat was jammer, want zoodoende kon ik ze niet vriendelijk in het Russisch verzoeken, ons liever met rust te laten. Nu dan: We bevonden ons in een hope loze toestand. Geweren hadden we niet bij ons. Wat moesten we beginnen? Wild 'V fchfll VAM uta „Moeder, mag ik" vroeg klein Jantje „nog een klontje in m'n thee?" „Foei toch, Jantje!" zei toen moeder „Ik gaf jou er toch al twee!" „O!" zei Jan, „die liet ik vallen!" En zijn ouder broertje Piet Zocht heel ijv'rig onder tafel. Maar de klontjes vond hij raeit. „Zeg. ik kan ze nergens vinden Wég je klontjes, alle twee!" Toen zei Jan: „Tóch liet *k ze vallen, Maar.... ze vielen in mijn thee!" J. v. d. E.- suisde de zweep door de luoht, maar paarden konden niet harder lopen; ze st« ven als pijlen uit de boog over de sneeuwj Maar dichter en dichter kwamen gloeiende ogen op ons af! Nog één i ment en de twee voorste wolven zoudei ons bespringenen Grootvader wachtte een ogenblik en ke< in de angstige gezichten van Kees Mientje. Dan zei hij: „Op eens gebeurdd er iets wonderlijks. Mijn vriend en ik voel-l den ons onzacht vastgegrepen en in dd kooi geduwd. De deur werd dichtgegooid, dei grendel er voor geschoven enmet een[ flinke duw vloog de kist van de slee midden tussen de wolven! Ogenblikkelijk lieten de dieren de in de steek en wierpen zich op hun nieuw^ buit. Een eienaardig soort buit was het i Ze besnuffelden de kist, belikten de tralies] maar konden niet bij ons komen. Toed zagen we tot onze schrik, dat ze begonnen] hun klauwen door de tralies te steken, kon het niet langer, dat begrepen we alk bei! „En toen", zei Grootvader en wachtte weer even „toen nam ik kloek besluit. Ik greep door de tralies he de staarten van twee wolven beet en ze stijf vast. Mijn vriend die ogenblikkeltf mijn bedoeling had begrepen, volgde voorbeeld De vier wolven huilden angst en vlogen er van door, de kist ter zich aantrekkend. Een tweede do tocht over de sneeuw begon en kwamen zowaar nog eerder aan het s tion dan onze verraderlijke gastheer!" De kinderen hadden ademloos geluisterd.| Maar toen het uit was, keek Kees op een: naar Grootvader's gezicht en. die ti barstten tegelijkertijd in een daverend lach uit. „Wat.wat is er?" vroeg Mientje on-] nozel. „Wat er is. lieve meid? Dat ik jou allesl maar zo heel gezellig op je mouwtje kan| spelden!" lachte Grootvader. „O!" zei Mientje, „ik dacht ook al., hoe kan dat!" Maar toen vonden de kinderen het een| schitterend verhaal, waarvoor ze Groot vader met een stevige omhelzing bedank-1 ten. R. DE RUYTER-v. d. FEER.I ttf paarden trokken aan en we vlogen voort over de krakende sneeuw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 22