H.K.H. Prinses Juliana installeert Algemeen Steuncomité 1939
4® 9>
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
I-
Tf 'SI II f
_V ft,««a
- \tf'T
Vlucht uit Moskou
SOsfe Jaargang
v
FEUILLETON
o% .'/R
MHÉ «si? i
-*■ '"VS
H. K. H. PRINSES JULIANA heeft gistermiddag In het departement van BInnenlandsche Zaken het Alge- DE POOLSCHE TROEPEN, WELKE WARSCHAU VERDEDIGDEN, WORDEN NA DE OVER-
meen SteOTicomité 1939 geïnstalleerd. Rechts van H. K. H. de voorzittervan het comité, GAVE ONTWAPEND EN UIT DE STAD
Staatsraad mr. J. B. Kan. WEGGEVOERD.
HET TREINTJE OP DE SPOORWEGTENTOONSTELLING TE AMSTERDAM
vervoerde gisteren zijn lOO.OOOsten passagier, den heer W. F. de Wilde, gep.
ing. der Ned. Indische Spoorwegen, die uit handen van den publiciteitsehef
der Ned. Spoorwegen, den heer D. Schiferli, het gedenkboek ontvangt.
PILOTEN VAN DE ENGELSCHE LUCHTMACHT BEGEVEN ZICH NAAR HUN TOESTELLEN VOOR HET MAKEN
VAN EEN OEFENVLUCHT ERGENS BOVEN ENGELAND.
ROMAN
van
MARLISE KOLLING.
28)
„Vergeef me", mompelde hij, „ik heb Je
doen schrikken. Ik heb me vlegelachtig
gedragen. Ik heb Je ook zoo lief, Llsaweta,
maar Je kunt mijn liefde niet beantwoor
den". Hij zei het heel zachtjes, zonder
eenig verwijt.
Lisaweta sloeg haar oogen op. De harts
tochtelijke wijze, waarop Ijtolyn haar ge
naderd was, had haar angst ingeboezemd;
deze ingetogenheid deed haar pijn. Hij was
zoo goed voor haar geweest en nu moest
zij hem verdriet doen.
„Fedor" het was voor het eerst, dat
ze hem bij zijn naam noemde „wees niet
boos op me, ik smeek je er om. Het is niet
omdat het me nu misschien iets beter gaat,
werkelijk niet. Het is alleen Fedor
omdat ik iemand anders liefheb. Ik zal
hem nooit weerzien. Hij woont heel ver van
hier".
,.In Rusland?", vroeg Stolyn haastig.
Om Llsaweta's mond verscheen een
smartelijk glimlachje. Robert Eschberg
was niet in Rusland, maar hij was even
ver van haar weg alsof hij zich daar be
vond. Ze moest Stolyn maar in dien waan
laten. Zij voelde instinctief, dat hem dat
eenigszins geruststelde.
„Vergeet dit, Fedor, en laten wij goede
vrienden blijven".
Hij boog zich over haar hand. „Je kunt
steeds op mij rekenen, Lisaweta Michae-
lowna".
Een taxi reed langzaam voorbij. Fedor
Stolyn wenkte den chauffeur; „Je per
mitteert me, Lisaweta Michaelowna, dat ik
hier afscheid neem. Ik ik zou nu het
liefst met mezelf alleen zijn".
Toen Lisaweta nog een laatsten blik door
het achterraampje van de auto wierp, zag
zij Stolyn onbeweeglijk op het trottoir
staan.
Waren er werkelijk pas eenige weken
verloopen, sinds zijn laatste samenzijn met
Lisaweta? Als Robert het probeerde uit te
rekenen, verdween alles ln het oneindige.
Hun vlucht uit Moskou, die onvergetelijke
dag in Londen, het leek al maanden achter
hem te liggen. Gelukkig werd hem maar
weinig gelegenheid gelaten om over dit
alles na te denken. Hij leefde in een maal
stroom van werk, verplichtingen en plan
nen. Bovendien legde Daisy meer en meer
beslag op den weinigen vrijen tijd, die hem
restte. Zij wenschte zijn gezelschap bij
mode-shows en five o'clock-teas in ele
gante hotels. Zij wilde hem bij de laatste
voorjaarspremières in schouwburg en con
certzaal steeds aan haar zijde hebben
kortom: zij verzon en deed al het mogelijke
om met hem in het openbaar te worden
gezien. Hij wist, waarom zij dat deed. Hij
voelde zich als een tentoonstellingsobject,
maar elk verzet daartegen was nutteloos,
want zij had hem volkomen in haar macht.
Het ergst waren nog zijn maatschappe
lijke plichten ten huize van Lohr zelf. Bijna
eiken avond gasten Daisy's kennissen
kring scheen werkelijk onbeperkt. Het
waardelooze, leege karakter van dergelijke
avondjes was hem vroeger nooit opgeval
len. Nu kwam daarbij nog een pijnlijk ge
voel van schaamte tegenover zijn schoon
vader. Eugen Lohr was een hoogstaand
mensch. Hij had met geen woord over het
gebeurde gerept.
„De hoofdzaak is, dat jullie weer bij el
kaar zijn, Daisy en jij", had hij gezegd,
maar de verdrietige trek op zijn gerimpeld
gezicht bewees, dat deze pijnlijke geschie
denis hem meer had aangegrepen dan hij
wilde doen blijken. „Ik heb niemand meer
dan Daisy", had hij er daarna met on
zekere stem nog aan toegevoegd. „Zij is nu
eenmaal mijn eenig kind en in jou, Robert,
had ik gedacht nog een zoon voor mijn
ouden dag te krijgen. En nu spreken wij
er niet meer over, Robert, de tijd zal ook
dit wel weer heelen
Op een ochtend zat hij op zijn kantoor,
geheel verdiept in berekeningen en dicta
ten. Hij had strenge opdracht gegeven hem
in geen geval te storen. Toen dan ook de
telefoon op zijn schrijfbureau zoemde en
hij de stem van zijn secretaresse hoorde,
snauwde hij haar geërgerd toe: „Ik heb u
toch uitdrukkelijk gezegd, dat ik voor nie
mand te spreken ben, juffrouw Küllers".
„Neemt u mij niet kwalijk, meneer Esch
berg. maar beneden bij den portier is een
man die 11 dringend wenscht te spreken.
Hij laat zich niet afschepen. Het is een
Rus hij noemt zich Alexel".
„Onmiddellijk boven laten komen!" Zijn
eigen stem klonk Robert volkomen vreemd
in de ooren.
Alexei? De broer van Lisaweta? Het
kon niemand anders zijn. Hij kende geen
andere Alexel. Maar hoe kwam die man
in 's hemelsnaam hier? Misschien was hij
niet alleen. Wie weet, had hij Lisaweta
wel bij zich?!
Hij bekommerde zich niet om het ver
baasde gezicht van zijn secretaresse hij
rende de gang af naar de lift. Bedienden
kwamen voorbij, sprongen onderdanig op
zij en keken hem verwonderd na. Wat had
de baas nu weer? Sinds hij zoo onver
wachts uit Londen was teruggekeerd, de
den de zonderlingste praatjes de ronde.
Daar was de van beneden komende lift.
Een bleeke, zeer sober gekleede man, door
den liftboy met eenig wantrouwen opgeno
men, trad naar buiten.
„Mijn naam is Alexei Finschow". De be
zoeker keek den vol spanning wachten
den Robert deemoedig aan.
„Kom mee!" Robert nam hem bij den
arm en duwde hem zachtjes in de ge-
wenschte richting.
Juffrouw Küllers, die achter haar schrijf
machine troonde, vergat van verbazing
haar mond te sluiten. Wien bracht de baas
daar nog wel persoonlijk in het allerheilig
ste? Maar nog vóór haar nieuwsgierige
oogen den vreemdeling goed en wel had
den kunnen opnemen, duwde Eschberg de
deur reeds achter zich in het slot.
Alexei Finschow's donkere oogen, waar
in een koortsachtige glans lag, dwaalden
schuw door de ongewone omgeving: de
groote werkkamer, waarvan de vloer ge
heel bedekt werd door een kostbaar tapijt,
de bruin betimmerde muren met eenige
mooie schilderstukken, het fraai gebeeld
houwde schrijfbureau met de enorme sta
pels boeken, acten en andere paperassen
en het onnoemlijk aantal wit ivoren schel
knoppen, de zware fauteuils, in een der
hoeken rond een laag tafeltje gegroepeerd,
de geurende bloemen ln een lage drijf-
schaal, kortom deze geheele atmosfeer van
arbeid, rijkdom en schoonheid.
„Gaat u zitten". Robert drukte zijn be
zoeker in een der groote stoelen. Daar zat
hij nu op den uitersten rand, zijn magere,
witte handen onrustig op zijn knieën heen
en weer schuivend.
„Rookt u?"
Alexei Finschow knikte en zoog direct
zijn longen vol. Maar plotseling deed een
afschuwelijke hoest zijn geheele lichaam
schokken. Hij werd paarsrood in het ge
zicht en snakte naar adem.
Robert stond er wat hulpeloos bij, maar
eindelijk bedaarde de hoestbui. Uitgeput
leunde Alexei Finschow achterover in den
stoel. Kleine zweetdroppels parelden op
zijn voorhoofd.
„Neemt u me niet kwalijk", hijgde hij
„ik mijn vlucht hierheen het was te
veel voor me".
„Zal ik misschien iets warms te drinken
laten brengen?"
„Als u zoo goed zoudt willen zijn ik
had niet moeten rooken alleen" hij
glimlachte verontschuldigend ,het is
vaak zoo moeilijk om het te laten"
Robert was al aan de huistelefoon. .Juf
frouw Küllers, een pot thee en een paar
belegde broodjes, maar snel. Als u het hebt,
belt u mij even op. Ik kom het wel bij u
halen".
(Nadruk verboden).. IWordt vervolgd).