RAADSELS
Oplossingen
Goede oplossing
De gefopte barbier
Een ridderorde
voor allen om uit te kiezen:
de groteren vier; de kleine
ren drie ooede oplossingen.
I.
Ingezonden door Hendrik Hanno.
Op de kruisjes komt zoowel van boven
tiaar beneden als van links naar rechts de
naam van een brug in Leiden te staan.
x
x
x
X
xxxxxxxxx
X
x
x
X
1. een medeklinker
2. staat in de keuken
3. een getal
4. jen provincie in ons land.
5. het gevraagde woord.
6. een jongensnaam
7. mensen, die naast je wonen
8. een deel van de tijd
9. een med«lV,,r,VÉ'»•
Ingezonden door Marietje Hoppenbrouwer
Ik ben in een mijn geboren, in een hou
ten gevangenis opgesloten, waaruit ik nooit
verlokt word: en toch ben ik velen mensen
to* nu*. Wie ben ik?
Hl.
Ingezonden door Liesje van Driel.
Joek uit onderstaande lettergrepen 7
namen van bloemen. Op de juiste wijze ge
rangschikt. vormen de beginletters van deze
namen ook wjer de naam van een bloem,
die met p begint:
a - a - as - bloem - e - kla - li oen -
ooi - pi - pink - prijs - re - rol - roos -
ster - ter - tje - ver - vi - za.
IV.
Ingezonden door Rietje Brandt.
Mijn geheel van 18 letters noemt een ver
zameling verschillende bloemen, bij elkaar
geplant.
1, 2 is een bevestigend antwoord
1, 2, 6 is een kledingstuk
16. 17. 18 geeft ons licht en warmte
7. 8, 9, 10, 11, 12, 13 bloeien buiten In het
voorjaar, zomer en najaar
op 14, 15, 6 kan men eten koken
een 13. 17, 18 woont in een klooster
met een 16, 17. 17, 11 werkt men meestal
een kledingstuk aan de onderkant af.
V.
Ingezonden door Wim de Wolf.
Waar sloeg men de eerste spijker in de
Grote Kerk te Haarlem?
VI.
Ingezonden door Bep Oostveen.
Welk spreekwoord staat hier?
W.. k....t, m..t d b
vn.
VII.
Ingezonden door Kees Ginjaar.
Met k ben ik een meubelstuk, met 1 ben
lk een vracht, met m ben ik een stuk van
een schip, met b een omhulsel van een boom,
met g ben ik een welkom iemand.
VIII.
Ingezonden door Tineke Marree.
Mijn geheel is een plaats in Zuid-Holland.
Mijn eerste gebruikt je Moeder, als zij naait;
mijn tweede is een ander woord voor buurt.
der raadsels uit het vorige
nummer.
1. Een waterval.
2. Wijk-bij-Duurstede; ijs, duur, bij, week,
tijd.
3. Een monster.
4. Azalea-molles; mol, zaal, les, aal, leem.
5. L, la, sla, slap, slaap, plaats, plaat, laat,
lat, al, 1.
6. Kwartel; lijster; valk; vink; kanarie.
7. Om haar pols.
8. Eerder opgebouwd; anders kan het niet
afgebroken worden.
ontvangen van:
Truusje Sluymer, Jopie Glasbergen, Agatha
Glasbergen, Jannie van Groeningen, Cobie
KI eer, Wim Kleer, Riekje Leemans, Marietje
Lagerwij, Sofletje Lagerwij, Ans Nieuwen-
huys, Hendrik Hanno, Henk Stouten Flip
Stouten Nelly Stouten, Sjaantje Stouten,
Gerard Stouten, Ineke Boterenbrood, Hansje
Boterenbrood, Marietje de Mooy, Antje Ult-
denbogaard, Mientje Uitdenbogaard, Annie
Schneider, Marietje van Vliet, Bernard van
Vliet, Jilles de Vos, Corrie van Welzen, Wim
de Wolf, Mientje de Water, Piet Martijn,
Toni Neuteboom, Afke Neuteboom, Gerrie
Sweris, Henny van Driel, Henk van Egmond,
Ella Meinema, Nellie Meinema, Trleneke
van Manen, Willy van Rijn. Annie van Win
kel, Jannie Hartevelt, Co Hartevelt, Adri
Boelee, Dirk Boelee, Mien Verstraaten,
Truusje van Welzen, Pim van Welzen, Wim
Rienstra, Paul Rienstra, Atze van der Kooi,
Bea van der Kooi, Anny Bekooy, Trudy
Overduyn, Anton Tegelaar, Jannie Werk,
Annie Hansen, Kora Key, Coba Verlind,
Elsje Verlind, Lydia Botermans, Annie van
der Vos, Annie Lek, Niek Bakker. Marti
Bakker, Alida Stikkelorum, Koos Stikkelo-
rum, Jan Bronsgeest, Rietje Brandt, Ida de
Graaf, Annie Olivier. Jaap Kruit, Elsje Bote
renbrood, Rika de Graaf, Leni de Graaf,
Marietje Laman, Annie Jonkman.
Een ware geschiedenis uit de
goede oude tijd.
In een klein stadje kwam een goede hon
derd jaar geleden, op een avond een heer
met de postkoets aan. Hij stapte uit voor
het logement „De rode os", bestelde een
kamer voor die nacht en een barbier voor
de volgende morgen, want hU moest heel
vroeg weer verder reizen.
Heel ln de vroegte meldde zich ook In
derdaad een dorpsbarbier aan, die den klant
wel wilde scheren. Maar dit bleek een heel
eigenaardig mannetje te zijn: hij liep
voortdurend met een grote stenen pijp in
de mond en dampte, dat het een aard had!
Zelfs terwijl hij den klant inzeepte, legde
hy zijn pijp .geen ogenblik weg. De reiziger
keek den barbier eerst met een verbluft
gezicht aan. maar het hielp niets. Toen
begon hij te hoesten en zei knorrig: „Bent
U niet bang, dat U me op die manier de
hals afsnijdt?"
De barbier bromde iets, dat niet erg
vriendelijk klonk, doch ging kalmpjes door
met roken. Hij scheen overigens een vaste
hand van scheren te hebben.
„Rookt U graag een pijp?" vroeg de rei
ziger verder.
De barbier bromde iets onverstaanbaars.
Het scheen hem niet de moeite waard te
zijn, een behoorlijk antwoord te geven.
„Verbeeldt U", ging de reiziger voort,
„daar heb ik laatst meegemaakt, dat twee
pijprokers een weddenschap met elkaar
aangingen. De een beweerde, dat hij met
een blinddoek voor een hele pijp kon uit
roken, zonder dat ze uitging en zonder dat
er een snippertje tabak in achterbleef. Dat
heeft hij dan ook geprobeerd. Maar hij ver
loor de weddenschap: de pijp ging uit Ik
geloof, dat zoiets ook werkelijk onmoge
lijk is
„Zóó", riep toen opeens de barbier. „On
mogelijk? Wie zegt dat?"
„Wedden, dat U het niet klaarspeelt?"
„Goedantwoordde de barbier. Hij was
veranderd als een blad aan een boom. Want
het bleek, dat wedden een bijzondere lief
hebberij, ja zelfs een hartstocht van hem
was.
Een Parijse handelaar in ivoor, een zeer
ijdel heerschap, had eens op een dag van
een Afrikaans vorst, met wien hij zaken had
gedaan, de Labaskl-Tapo-orde gekregen.
De man was dolblij en begaf zich onmiddel
lijk naar het ministerie van buitenlandsche
zaken om te vragen of hij de orde mocht
dragen.
„Weet u, waaruit de versierselen der orde
bestaan?" vroeg hem de secrebaris voor
Afrikaanse zaken.
„Zeker, zeker! Het is een mooie gouden
ring, waaraan een rood amulet hangt. Ik
verzoek om toestemming, de orde te mogen
dragen".
„Natuurlijk kunt u hem dragen", zei glim
lachend de secretaris, „alleen moet ik er u
even opmerkzaam op maken, dat dit moet
geschieden volgens de zeden des lands".
„En hoe is dan het voorschrift?"
„De ring wordt door de neus gedragen".
De ivoor-handelaar zuchtte eens en drong
niet verder aan.
„Och, het was eigenlijk maar gekheid
van me", zei de vreemdeling, schijnbaar al
weer een weinig verveeld. „Maar nu
goed dan als U het met alle geweld wilt,
dan zullen we wedden. Om een rijks
daalder"
„Top", zei de barbier. Hij schoor de laat
ste baardstoppels van den reiziger weg en
wreef zijn gezicht met azijn in. Daarna
wierp hij een blinkende rijksdaalder op tafel
en de reiziger legde er een naast.
De barbier stopte vervolgens een verse
pijp, stak er de brand in en liet zich een
servet voor de oogen binden Na een poosje
nam de vreemdeling voorzichtig de beide
rijksdaalders van de tafel en rolde boven
dien het gouden horloge Uit de zak van den
barbier.
„Uitleggen? Wie moet het uitleggen?"
riep de herbergier.
Geruisloos zweefde hij daarna over het
tapijt de kamer uit.
Beneden betaalde hij den herbergier en
verdween per eerstvolgende postkoets, die
juist langs kwam. Toen de herbergier, die
het erg vreemd vond, dat de barbier nog
altijd boven was. eens ging kijken, vond hij
dezen nog altijd zwaar dampend ln de
kamer zitten met de blinddoek voor de
oogen.
„Wat moet dat betekenen?"
„Hij wil niet geloven", zei de barbier,
steeds tussen iedere twee woorden trek
kend, „dat ik zo de pijp kan oproken. Hij wil
een rijksdaalder verliezen. Laat hij het
maar uitleggen, lk kan niet spreken".
„Uitleggen? Wie moet het uitleggen?
Maar man, de heer, die je geschoren hebt.
is allang weg en wat spreek Je van een
rijksdaalder?" Maar jammer genoeg stond
de herbergier in het heele stadje bekend
als een eerste klas spotvogel. De barbier
dacht dus, dat hü met den reiziger had
afgesproken hem erin te laten lopen en
met een vuurrood, ernstig gezicht bleef hij
alsmaar doorroken net zolang tot de pijp
leeg was.
De herbergier riep zijn knechts en meiden
en zijn hele familie bij elkaar en daar
stonden ze nu met z'n twintigen te schud
den van het lachen om dat potsierlijke ge
zicht
Toen de barbier inwendig woedend, dood
ernstig de pijp had opgerookt, en de blind
doek aftrok, bemerkte hij eindelijk, dat de
reiziger hem voor het lapje gehouden had.
Hij smeet de pijp woedend tegen de wand,
zoodat die in duizend stukken vloog, snelde
woedend en tierend de kamer uit en de
straat op en heeft zich sindsdien nooit meer
ln het stadje vertoond.