Ineke en Dieneke helpen mee
Want moeder heeft het druk met de inkwartiering
Wat twee kleine meisjes
zoal niet doen kunnen
Ziekenhuisje spelen
De vorige week heb ik je verteld, hoe blij
onze kleine vriendinnetjes Ineke en Dieneke
waren, dat ze zo echt mochten meehelpen!
's Morgens hebben ze koffie gebracht aan
de soldaten, die op het weiland aan het
oefeningen waren. En als ze om twaalf uur
juist haar boterhammetjes met melk op
hebben, is er weer iets nieuws te beleven.
Hoor, daar wordt gebeld!
,,Een soldaat, Moe" zegt Ineke, die even
van haar stoel is gewipt om door het raam
te kijken.
..Een sergeant" verbetert Moeder, „blijf
zitten kindje".
Ja, dat weet Ineke wel natuurlijk, dat je
niet telkens onder het koffiedrinken van je
stoel moogt wippen!
Maar het is soms moeilijk.
Moeder laat de sergeant binnen en hij
vraagt: „Mevrouw, hebt u gelegenheid voor
inkwartiering?"
„Wat is dat, Moe?" vraagt Ineke, die on
geduldig aan Moeder's mouw trekt.
„Sst. Eventjes stil zijn".
Nu blijft er niemand meer aan tafel zit
ten. want Vader en Moeder gaan met den
sergeant mee om de logeerkamer te laten
zien en Ineke wipt er stilletjes achteraan.
„Een heel mooie kamer" zegt de sergeant.
„Goed mevrouw, vanmiddag komt de luite
nant".
„Heel goed" zegt Moeder en de sergeant
groet en gaat weer weg. Als ze weer aan
tafel zitten, staat Ineke's mond geen oogen-
blik stil. „Moeder, komt er een luitenant bij
ons wonen? Waarom. Moeder? En is een
luitenant óók een soldaat? Wat leuk hè?
Mag ik dan koffie brengen aan den luite
nant?"
„Daar weet ik nog niets van, juffertje
ongeduld" zegt Moeder e der vertelt, dat
er hier overal in de l inkwartiering
komt. Dat beteekent. ci de officieren bij
de menschen in huis komen wonen.
..Bij Dieneke ook?" vraagt Ineke nieuws
gierig.
„Neen, want Dieneke's vader gaat zelf
vandaag weg. Hij moet ook soldaatje
spelen."
„Gunst, gaat Dieneke's vader weg? Daar
heb ik niets van gehoord!" zegt Ineke een
beetje verontwaardigd.
„Hij heeft het me pas verteld. Ik kwam
hem tegen."
„O, en mag Dieneke haar vader dan naar
de trein brengen! En mag ik dan ook mee?"
„Dat weet ik niet hoor."
„Het lijkt me beter van niet," vindt Ine
ke's moeder. „Ga mijnheer maar even goe
dendag zeggen en kom dan weer thuis."
Een half uur later komt Dieneke met haar
vader en moeder voorbij. Ze gaan naar de
trein en Dieneke's vader heeft een grijs pak
aan en een witte band met een rood kruis
om de arm.
„Waaróm?" wil Ineke weten.
„Dieneke's vader is immers dokter. Hij
moet meehelpen om de zieke soldaten beter
te maken."
Ineke vliegt naar het raam en wuift nog
eens uit alle macht net zoolang tot het drie
tal de hoek om is.
„Jammer, dat Dieneke's pappie weg is!"
zucht ze dan.
„Ja," zegt moeder, „maar klagen helpt
niet. Laten we maar gauw flink aanpak
ken. want er is veel te doen!"
„O, fijn en ik mag meehelpen!"
„Ja hoor, graag!" zegt moeder. „Eerst ha
len we samen de tafel af."
De hele middag helpt Ineke dapper mee.
Eerst moeten de kopjes gewassen en dan
moeten onder de tafel de kruimeltjes wor-
der opgeveegd. En tenslotte mag Ineke
meehelpen, de logeerkamer gereedmaken.
Moeder zorgt voor het bed en de wastafel
en Ineke mag afstoffen, heel keurig langs
alle randjes!
Als alles klaar is, legt moeder een schoon,
gebloemd kleedje op tafel.
„Dat staat vrolijk", zegt moeder.
„En nu nog een bloemetje erop, hè Moes?
Net als we altijd doen, als Grootmoeder
komt logeren".
„Best hoor," zegt moeder. „Daar mag jij
dan voor zorgen."
Ineke rent naar beneden. Dicht bij hun
huis is een bloemenwinkel. Maar eerst wil
ze even kijken, of ze Dieneke niet ziet. Ja
hoor, het donkere krullekopje duikt op voor
het raam.
„Ga je mee?" beduidt Ineke met een wijd
vertrokken mond.
Ja. Daar komt Dieneke al.
„Is je Pappie weg?"
„Ja, hij is in den trein gegaan, met nog
wel honderd andere soldaten. Nee, wel dui
zend, denk ik," vertelt Dieneke.
„Duizend is vreselijk veel. Dat zal wel
niet." peinst Ineke.
„Pff, jij bent niet eens meegeweest!"
„Nee, dat is waar. „Maar wij krijgen een
luitenant bij ons thuis. Dat is ook een echte
soldaat," blijft Ineke.
„Is het heusch waar?"
„Ja, en ik mag bloemen kopen voor op
het tafeltje op de logeerkamer."
„Fyn, dan ga ik mee".
Ze aarzelen een hele tijd vóór de bloe
men gekocht zijn, want het bosje mag niet
te en 00«K fe
Maar het prettigste werkje komt 's avonds!
„Het is voor een klein vaasje, ziet u" zegt
Ineke tegen de juffrouw. „Want ziet u, het
is voor den luitenant, die op de logeerkamer
komt wonen. Ik heb het bedacht!"
„Erg aardig, hoor. Kijk, hier heb ik iets
moois: Het zijn paarse chrysantjes, die
blijven heel lang goed." Stijf gearmd gaan
de twee vriendinnen naar huis terug. En
als de bloemen op het tafeltje staan, is de
kamer eerst recht gezellig!
Ineke's Moeder vindt het ook.
„Wel bedankt, hoor. Je hebt fijn meege
holpen, Ineke" zegt Moeder.
„Ik ook" vertelt Dieneke. Ik heb Vader's
beenkappen van boven gehaald en alles uit
de tassen gepakt en later, toen het schoon
was, er weer in. Dat was een reuzewerk!
Maar Pappie zal vragen, of hij eens gauw
een Zondag thuis mag komen, en eerst gaan
Moeder en ik eens naar Pappie toe. En als
ik heel goed oppas en ijverig ben, brengt
Pappie iets prachtigs voor me mee: een
popenwagen, of een wieg of iets anders
heel erg moois!"
„Of een poppenhuis" raad Ineke.
„Ja. of een winkel".
Moeder zegt: „Ik hoor het al, het is weer
een en al verwennerij".
En dan wordt er gebeld en Ineke steekt
haar kopje uit het raam en roept: „O, daar
is onze soldaat!"
Vol belangstelling staan de beide meisjes
erbij te kijken, als Moeder den luitenant
ontvangt en hem de kamer laat zien.
„Een heel gezellige kamer," vindt hij.
„Hier zal ik me wel gauw thuisvoelen."
„Moet u dan héél lang hier blijven?"
vraagt Ineke „altijd?"
„Nu, altijd is èrg lang. Ik hoop van niet,
want dan zou ik te erg gaan verlangen naar
mijn eigen kindertjes. Maar toch wel een
poosje, denk ik."
„Hebt u ook kindertjes?" vraagt Dieneke.
„Wat leuk. Hoe oud zijn ze?"
„Een meisje van drie en een jongetje van
één."
„O, wat een leuke kleintjes. Vraagt u, of
ze eens hier komen?"
„Dat zullen we nog wel eens zien," belooft
de luitenant. Laten we nu maar naar bene
den gaan."
En met de twee meisjes, ieder aan een
De grote zussen zijn naar school,
Nu gaat zich Jet vervelen
„Zeg moeder", roept ze, „mag ik wel
Met mijn vriendinnetje Pieternel,
Wat ziekenhuisje spelen
We maken heus geen rommel, Moe I
Speelgoed is overbodig
We hebben voor ons hospitaal
Met onze grote ziekenzaal
Alleen twee stoelen nodig.
En dan een oude deken nog,
Het kussen van poes Miekj,
En 'n mooi schoon doekje voor mijn hoofd,
Want ik ben zuster, heb 'k beloofd,
En Nellie is de zieke".
De meisjes spelen lief en stil,
Moe was ze haast vergeten
Zus Jet maakt bitt're drankjes klaar
Nel kreunt en steunt, is vrees'lijk naar.
Kan heus geen stukje eten
„Dat 's sneu", zegt moeder als ze 't ziet,
„Want 'k had twee grote peren,
Voor jullie beidjes meegebracht
Maar daar had 'k heel niet aan gedacht I
Nu moet 'k mezelf tractoren
Maar wat is dat De zieke stuift
Als 'n veertje uit de veren
Ze roept: „Hè nee, dat vind 'k flauw I
Nu wil ik zuster zijn, mevrouw.
Geeft u m ij maar de peren
MARIE MIOHON.
arm, komt de luitenant binnen in de huis
kamer, waar Moeder wacht met de thee.
„Ik zie, dat jullie al goede maatjes zijn
met onzen logé," zegt Moeder. Nu, zo mag
ik het zien!"
Nu krijgt Ineke het erg druk. Ze sjouwt al
's morgens vroeg de schoenen van den luite
nant naar beneden, want straks komt een
soldaat om ze te poetsen. Dan spreit ze een
krant voor hem uit op de binnenplaats,
want anders zouden de steentjes vuil wor
den. En als de schoenen mooi glimmend zijn
brengt Ineke ze weer boven. Ook mag ze
thee en koffie boven brengen als de luite
nant thuis is, maar dat gebeurt niet zo
De luitenant is haast altijd weg. Vaak
rijdt hij op een paard voorbij. Ineke en Die
neke horen hem dan al in verte aankomen.
Ze lopen vlug naar binnen en komen terug
met een schaaltje met klontjes. Voor den
luitenant? Nee hoor, voor het paard. Die
eet uit de hand en is zó mak! Eerst vonden
Ineke en Dieneke het wat griezelig, dat
gelik en gesnuif boven je hand. maar nu
zijn ze er al helemaal aan gewend.
Maar het prettigste werkje komt
's avonds. Dan gaan Ineke en Dieneke de
hele straat langs om kranten op te halen
voor de soldaten. De luitenant heeft ge
vraagd, of ze dat wilden doen, want dan
hebben de soldaten in de school ook wat
te lezen!
Ieder in de straat, die nu zijn krant uit
heef legt hem klaar voor Ineke en Dieneke
en als ze om zeven uur langs komen, kun
nen ze alle ochtendbladen krijgen en al
een enkel nieuw avondblad, en bovendien
vaak mooie tijdschriften.
Ze hebben allebei haar schooltas omge
daan en halen hele pakken op. En ze mogen
ze zelf naar de school brengen. De schild-
wach kent hen al, en de soldaten zijn blij,
als ze er aankomen!
„Jullie zorgt nogeens goed voor onze
jongens" zegt de schildwacht. „Wel be
dankt, hoor!"
En Ineke en Dieneke gaan blij naar huis.
R. DE RUYTERV. d. FEER.