Het beschoten K.L.M.-toestel„Mees" - Kranslegging te Delft
80sfe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
f i
1 iT-'
i
Vlucht uit Moskou
FEUILLETON
OV£»2fCHT OCO OlfcHSTtH OP
HET K.L.M.-TOESTEL P.H. A.S.M., DE „MEES"
(links) dat op weg van Malmö naar Schiphol bij
Helgoland door een onbekend watervliegtuig werd
beschoten. Een der passagiers, een Zweedsch inge
nieur, werd gedood. Het toestel na de aankomst op
Schiphol. Rechts: de bemanning na 't hachelijk avon
tuur bij Helgoland, in de hall v. h. stationsgebouw op
Schiphol. V.l.n.r.: de boordwerkt.k. Hoogeveen, de
marcon. v. d. Hoek Ostende, mej. Wynoldi, stewar
dess, gezagv. Moll en de 2 e boordwerkt.k. Groenendijk
DE BRANDWEER VAN EEN POOLSGH DORP
bezig met het blusschingswerk na een bomaanval door Duitsche vlieg-
tuigen op het dorp.
DE VICE-PRAESES VAN HET DELFTSCHE STUDENTEN CORPS de heer
A. J. Ott de Vries, heeft gisteren na de inauguratie der eerste jaars-studenten
een krans gelegd op het praalgraf der Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft.
EEN TOCHT DOOR HET INUNDATIEGEBIED IN DE PROVINCIE UTRECHT.
Links een watervlakte, waarin een verlaten boerderij, welke voorloopig nog gespaard is. Rechts Een der geheel onder
water staande wegen.
OM TE VOORKOMEN dat de afsluitdijk, evenals vorigen herfst door de zware
stormen zal worden beschadigd, is men thans bezig met het aanbrengen van
een nieuw systeem steenglooiïng, in den vorm van trappen
die de golven zullen breken.
ROMAN
van
MARLISE KOLLING.
20)
Maar het koppig opkomende voornemen
„Ik zal je vinden, Lisaweta!" viel weldra
in duigen. Robert keerde tot de werkelijk
heid terug. Daar was het gezicht van den
portier, daar waren honderd andere on
verschillige gezichten, waarvan hij er
geen enkel kende. Hoe zou hij onder de
tienduizenden en honderdduizenden in
deze metropool, in de geheele wereld het
eenige gezicht, waarnaar zijn verlangen
uitging, kunnen vinden?
Hij moest zich beheerschen. Men eischte
van hem. dat hij met oen ondoorgron
delijke gelijkmoedigheid de nuchtere din
gen afdeed, zijn rekening betaalde, plaats-
kaarten bestelde Ja, waar wilde hij
eigenlijk heen? Het was plotseling alles
zoo onwezenlijk geworden Dat daar in
Weenen millioenenzaken op hem wacht
ten, disposities moesten worden getroffen,
wat ging hem dat alles aan? Van nu af
zou hij daar nog alleen maar uiterlijk bij
zijn. Zijn werkelijk ik echter zocht nog
slechts het meisje Lisaweta in alle
eeuwigheid.
Hij liet zich met de lift naar boven
brengen, begaf zich naar zijn kamer en
wierp alles, wat hij gisteren met zooveel
plezier voor zichzelf had gekocht, in een
koffer. Hij belde. ,,Mijn bagage naar den
trein voor Harwich
„Meneer heeft nog bijna drie uur tijd
de trein naar Harwich gaat pas om half
twee."
„Dat kan me niet schelen; zorg, dat mijn
koffers er komen!"
De kellner keek den vreemden gast lich
telijk verwijtend aan. Een gentleman, die
zich om niets dusdanig opwond? „Uit
stekend, meneer." Nadrukkelijk behoed
zaam verliet hij het vertrek.
Robert ergerde zich over zijn heftigheid.
Hij was toch anders niet iemand, die zijn
woede en ontstemming op anderen placht
te koelen. Maar deze kamer hier maakte
hem krankzinnig. Zij herinnerde hem al
te zeer aan zijn droom van gisteren, zij
herinnerde hem te veel aan Lisaweta.
Urenlang zat hij op het ongezellige Vic
toria-station. Haastige, onverschillige
menschen gingen aan hem voorbij af
en toe dacht hij op eenigen afstand in
een of andere vrouw Lisaweta te herken
nen maar steeds weer bleek deze be-
driegelijke waarneming op een vergissing
te berusten.
11.
Een milde lenteavond lag over Parijs.
Door den laatsten schemer van den ver
zinkenden dag boorden zich reeds de flik
kerende lichtguirlandes der straatlan
taarns Juist boven een taxistandplaats
verspreidde een groote booglamp haar melk
achtig licht.
Een jonge vrouw met een klein reiskof-
fertje in de hand kwam besluiteloos na
derbij. Zij keek naar de straatnaambord
jes. ging een paar stappen achteruit en
zocht weer verder. Tenslotte wendde zij
zich tot een jongen chauffeur, die met een
sigaret in zijn mond in het avondblad ver
diept, achter het stuur van zijn wagen zat.
„Kunt u mij misschien zeggen, waar de
Rue St. Honoré is? Is het nog ver? Kan
ik er heen loopen?"
De chauffeur bracht de hand salueerend
naar zijn pet. „Stapt u maar in", ant
woordde hij in het Russisch. „Ik zal er u
met genoegen heen brengen voor een
landgenoote doe ik het gratis."
De jonge vrouw staarde hem stom ver
baasd aan. „Hoe weet u, dat ik Russische
ben?"
De chauffeur lachte over zij geheele
bruine gezicht. ,Dat hoor ik aan uw accent
Zoo'n R spreken toch alleen maar wij,
Russen. Heb ik gelijk?"
Hij bekeek het meisje nu wat nauwkeu
riger en het was, alsof hij zijn geheugen
raadpleegde.
„Neemt u mij niet kwalijk, maar bent
u misschien nog geparenteerd aan de Ba-
rowski's, die in de omgeving van Dorpat
hebben gezeten?"
„Een zuster van mijn moeder was ge
trouwd met een overste Von Barowski".
Het kostte de vreemdelinge steeds meer
moeite haar verbazing te verbergen.
„Dacht ik het niet! U gelijkt als twee
druppels water op uw tante. Maar mag
ik mij even voorstellen? Fedor Stolyn
vroeger luitenant in het 2e Petersburger
Garderegiment, nu chauffeur."
„Stolyn. mijn hemel", stamelde de jonge
vrouw, bijna fluisterend. De Stolyns
kende zij nog van hooren zeggen; zij be
hoorden vroeger tot de rijkste Russische
families. Hun naam was geslachten lang
verbonden geweest aan de hoogste rangen
in het leger.
En nu vond zij een Stolyn zoo.
„U behoeft geen medelijden met me te
hebben", Fedor gaf een verkeerde uit
legging aan haar peinzenden blik „het
gaat mij nog niet zoo slecht. Menigeen in
het Rusland van nu zal mij misschien be
nijden".
„Daar hebt u gelijk in, luitenant Stolyn.
Overigens mijn naam is Lisaweta
Mlchaelowna".
Stolyn sloeg zijn hakken tegen elkaar,
alsof hij in een der salons der voormalige
Petersburgsche aristocratie stond.
„Hoe komt u zoo in Parijs verzeild, Lisa
weta Michaelowna?" informeerde hij be
langstellend. „Ik hoop, dat het u en uw
ouders beter is vergaan dan zoo menigeen
van ons. U bent zeker nog niet lang hier?
Waar woont u eigenlijk, als ik vragen
mag?"
„Ja, waar woon ik" dacht Lisaweta, op
schrikkend bij deze onverwachte vraag.
„Ik was een paar dagen geleden nog in
Rusland mijn ouders zijn overleden
Zij kon het woord „vermoord" nog steeds
niet goed over haar lippen brengen.
„In Rusland nu nog? Dan mag ik u,
geloof ik, wel gelukwenschen, Lisaweta
Michaelowna. Hoe bent u er in 's hemels
naam in geslaagd die hel te ontvluchten?
Men beweert toch algemeen, dat de bols
jewieken er al sinds jaren niemand meer
uitlaten
„Dat is een heele geschiedenis, luitenant
Stolyn."
Stolyn informeerde niet verder. De spo
ren van hetgeen zij had doorgemaakt, wa
ren nog duidelijk op haar gezicht te lezen.
„Als ik u ergens behulpzaam mee kan
zijn, Lisaweta Michaelowna? U wilde naar
de Rue St. HonoréZocht u misschien
gravin Trubetzkoy?"
„Hoe weet u dat? Inderdaad
Fedor Stolyn glimlachte.
„Als ik een landgenoote uit onze krin
gen ontmoet en zij vraagt me naar de Rue
St. Honoré, dan weet ik er alles van. He
lena Trubetzkoy zij woont nu trouwens
ergens anders is voor ons zoo'n soort
eerste hulppost bij ongelukken! Ook mij
heeft zij de reddende hand toegestoken,
toen ik met een paar waardelooze roebels
in arijs aankwam. Mag ik u verzoeken,
Lisaweta Michaelowna?"
Lisaweta stapte in. Deze Fedor Stolyn
was een stuk van haar vaderland. Voor
het eerst, sinds zij Robert Eschberg was
ontvlucht, voelde zij zich niet meer zoo
grenzenloos verlaten.
Het was een herademing in een taxi
door de hel verlichte straten te kunnen
rijden. De menschen zagen er hier allen
zoo vroolijk uit.
In groepjes zaten zij druk pratend op
het terras van kleine en groote café's.
Jonge meisjes passeerden haar lachend
aan den arm van haar amants. De lucht
scheen doortrokken van een lentegeur, die
vrede en zorgeloosheid ademde.
De auto boog een stille dwarsstraat in.
Fedor Stolyn stapte uit en opende het por
tier.
„Zijn we er?"
Hij wees op een naambord aan den
muur van het gebouw:
Atelier Helena Trubetzkoy
Kunstfoto's
„Tweede étage, alstublieft. Wilt u al
leen gaan, of zal ik u vergezellen?"
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).