Wegenbouw wordt krachtig voortgezet Roosevelt bepleit wijziging der neutraliteitswet Vragen uit het publiek LE1DSCH DAGBLAD - Derde Blad Vrijdag 22 September 1939 De weg Den Haag—Rotterdam krijgt gescheiden banen Nieuwe Hoornbrug bij Rijswijk in 1940 gereed Dagbladreclame is niet te vervangen RECHTZAKEN Botsing tusschen tram en bus eischte een doode En het officieele antwoord Opheffing W apen-embargo Ingediend is de begrooting van het Ver- keersfonds voor 1940. Hierna is het volgende ontleend Op den kapitaaldienst is voor den we genbouw rond f 27.000.000 uitgetrokken. Gerekend is daarbij, dat een bedrag van rond f 6.000.000 zal worden over geschreven van in vorige dienstjaren niet verwerkte bedragen, zoodat ten laste van den kapitaaldienst in 1940 voor de wegen een bedrag van rond f 33.000.000 zal kunnen worden ver werkt. Het zal mogelijk zijn met de be schikbare gelden den wegenbouw krachtig te blijven voortzetten. Voor den bouw van bruggen over de groote rivieren en aanleg van toeleidende wegen wordt in deze begrooting gerekend op een bedrag van f 9.045.000. In dit bedrag zijn o.a. begrepen aanvragen van gelden voor bouw of voortzetting bouw van de bruggen over den IJsel te Deventer, over de boven-Merwede te Gorinchem en over den Hollandschen IJsel te Krimpen, voorts zijn daarin begrepen bedragen van f 1.400.000 en f 500.000 voor een tunnel te Velsen en voor de vaste oeververbinding (tunnel» te Rot terdam. In de kosten van den laatsten tun nelbouw is uit het Verkeersfonds een be drag van f 8.000.000 aan de gemeente Rot terdam toegezegd tot tijd en wijle de brug beoosten Rotterdam is gebouwd. Verwacht wordt, dat het voorschot aan de gemeente einde 1939 tot een bedrag van f 7.500.000 zal zijn uitbetaald. De bouw van de bruggen vindt regelmatig voortgang. Verwacht wordt, dat de brug over de Noord bij Hendrik-Ido-Ambacht einde 1939 gereed zal komen. NOORD-HOLLAND. Voor wegenbouw in Noord-Holland is op den kapitaaldienst f 3.375.000 uitge trokken. Ten einde met de verbetering van het gedeelte van weg no. 1 tusschen Amsterdam en Eemnes zoo krachtig mogelijk te kun nen voortgaan wordt voor 1940 een belang rijk bedrag aangevraagd. Het ligt in de be doeling in de eerste plaats de verbetering van de traverse onder Diemen te voltooien, waarvoor nog een bedrag van f 300.000 noo- dig is. In onderzoek is een plan voor een ingrij pende verbetering van het wegdek Diemen Eemnes, bestaande in het kruisingsvrij maken van den weg en den aanleg van gescheiden verkeersbanen, waarvan de uit voering vergemakkelijkt zal worden door de voorgenomen opheffing van den Tram- dienst van de Gooische Tramweg Mij. Over wogen wordt ook het maken van een nieuw weg vak langs de Noordzijde van Naarden naar het nieuwe weg vak onder Crailooi. Dit vraagstuk is thans in behandeling bij de Commissie van overleg voor de wegen. Voor het geval, dat dit plan tot uitvoering komt. is voor het jaar 1940 een bedrag van t 1.750.000 uitgetrokken. Voor afwerking van weg no. 4 Amster dam's-Gravenhage (gedeelte Amsterdam Sassenheim), zullen nog verschillende werken moeten worden uitgevoerd. De to tale kosten hiervan worden op f 225.000 ge raamd. Voor de vanwege den Rijkswaterstaat uit te voeren verbetering van de aansluiting aan den Sloterweg wordt op deze begrooting f 50.000 aangevraagd. De Sloterweg zal door de gemeente Amsterdam worden ver beterd. Als rijksbijdrage is een bedrag van f 180.000 uitgetrokken. Voor weg no. 9, Haarlem-Alkmaar-Van Ewijcksluis-Leeuwarden (gedeelte Velsen- v. Ewijcksluis» is een bedrag uitgetrokken voor het maken van een begin met den aankoop van grond voor de verlegging van den rijksweg om Beverwijk. Het verlegde weggedeelte zal aansluiten aan de toe gangswegen van den onder het Noordzee kanaal te maken tunnel. ZUID-HOLLAND. Weg no. 4 Amsterdam-Sassenheim-Haag- sche Schouw-'s-Gravenhage na aankoop van den benoodigden grond zal kunnen worden begonnen met de uitvoering van de werken tot verbreeding van het vak Den DeylHaagsche Schouw. Met aanleg van de wegen nos. 4a en 4b (Amsterdam-Burgerveer-Rijswijk (-Rot terdam) en zijtak VoorschotenOegstgeest zal een begin van uitvoering worden ge maakt. Weg no. 13 's-GravenhageRotterdam zal met het oog op het zeer drukke verkeer van gescheiden banen worden voorzien. Voor begin van uitvoering wordt f 100.000 aangevraagd. GELDERLAND. Voor Gelderland is een post van f 150.000 opgenomen voor aanleg van vrij liggende rijwielpaden langs weg no. 28 Hoevelaken- Nijkerk-Hattemerbroek. Voorts noteeren wij begin van uitvoering van den aanleg van een nieuwen weg Zevenhuizen-Nijkerk, en van een nieuwen weg tusschen Apel doorn en Hattemerbroek. alsmede begin van uitvoering der werken voor de wegverlen- ging BeekbergenApeldoorn. Voorts wordt op den kapitaaldienst voor bouw van bruggen over de groote rivieren en aanleg van toeleidende wegen f 1.135.000 aangevraagd voor weg no. 52 autosnelweg» ArnhemNijmegen. UTRECHT. Voor den nieuwen weg Eemnes-Hoevela- ken zullen de gronden, noodig voor den spoorweg AmersfoortZwolle en het knoop punt Hoevelaken, in 1940 worden aange kocht. De tusschen den bestaanden rijks weg van Amsterdam naar Baarn en de ri vier de Eem in uitvoering zijde grond- en bijkomende werken komen in 1940 gereed. De aardebaaii tusschen de Eem en het knooppunt Hoevelaken zal in 1940 voor een goed deel worden voltooid. Voorts zullen in 1940 worden gebouwd: een brug over de Eem, een viaduct over den Baarnschen dijk, een viaduct over den Eemnesserweg, een viaduct tusschen den Eemnesserweg en den bestaanden rijksweg van Amsterdam naar Baarn. De kosten van deze kunstwerken worden geraamd op f 160.000. Voor het bouwen van een tunnel bij fort Blauwkapel onder de spoorlijn Utrecht Amersfoort is in 1940 f 140.000 noodig. Voor den rondweg bezuiden Amersfoort zal een aanvang worden gemaakt met de uitvoering van den tunnel onder den spoor weg AmersfoortKesteren en den rijksweg AmersfoortWoudenberg. NOORDELIJKE PROVINCIËN. Voor de wegen in de provincie Groningen wordt op deze begrooting voor verbetering en aanleg in totaal f 1.900.000 aangevraagd, waarvan op den kapitaaldienst f 1.670.000. De posten betreffen werken aan het vak ZuidbroekAppingedam en aan het vak BeersterhoogenNieuwe Schans, overbrug ging van het Damsterdiep en het Eemska- naal, wegverleggingen om Noord- en Zuid- horn. om Grijpskerk en om Ten Post, grondaankoop van een nieuw vak van weg no. 41 Appingedam en Delfzijl (haventer rein) en van een nieuw vak van weg no. 42 tusschen den gemeentelijke ringweg te Groningen en het nieuwe uit te voeren weg- vak van dien weg te Roode Haan. De tracé's voor de wegverlegging te Har- lingen en voor een nieuw wegvak Akrum Barrehuis ten Oosten langs de spoorbaan HeerenveenLeeuwarden zijn vastgesteld. Op den kapitaaldienst wordt voor voortzet ting en voltooiing van den grondaankoop, alsmede voor een begin van uitvoering dei- werken bedragen van f 470.000 en f 551.000 aangevraagd. Voor de voltooiing van de wegverlegging om Zwolle is een bedrag van f 295.000 uitge trokken. De voor Zeeland uitgetrokken posten hebben voornamelijk betrekking op de voorzetting en voltooiing van reeds ter hand genomen werken. DRIE WEKEN HECHTENIS GEËISCHT TEGEN TRAMBESTUURDER. In den laten avond van den 30sten April is op het Houtplein te Haarlem een ernstig ongeluk gebeurd, waarbij een persoon ge dood werd en een achttal kwetsuren opliep. Een autobus van een wilden dienst tusschen Haarlem en Amsterdam, vrijwel geheel be zet met passagiers, werd bij het passeeren van de trambaan in de flank aangereden door een stadstram »an de N.Z.H.T.M. De bus werd aan den zijkant ingedrukt en door dat de nooddeur door den schok van de botsing opensprong, vielen enkele passa giers op straat. De 50-jarige heer G. F. ""oepoel uit Amsterdam kwam voor de nog rijdende tram terecht en werd ongeveer tien meter door de baanschuiver meegesleurd. Zijn kwetsuren waren zoo ernstig, dat hij enkele uren later in het ziekenhuis over leed. Een aantal andere passagiers werd eveneens gewond, evenals de trambestuur der en iemand die op het voorbalcon van de tram stond. Gistermiddag stond de trambestuurder voor de Haarlemsche rechtbank terecht. Er werden in deze zaak niet minder dan twintig getuigen gehoord. De verdachte, de 32-jarige C. S., die eigen lijk slager van zijn beroep is, verklaarde dat hy reeds negen jaar 's Zondags als hulpbe stuurder bij de tram werkzaam is. Op den bewusten avond reed hij met een motorwa gen, waaraan een oud model bijwagen ge koppeld was. Deze laatste kon niet door den bestuurder van den motorwagen geremd worden. Op het moment, dat verdachte de bus zag, had hij uit alle macht geremd, doch de tram reed door en botste tegen de bus. Zijn uitzicht was eenigszins belemmerd ge weest door een haringkraam, welke op den hoek stond. De bus werd bestuurd door den onderne mer zelf, den heer D„ omdat het dien avond zeer druk was. De eigenlijke chauffeur ging nog met kaartjes rond. De heer D. had de tram pas gezien, toen hij met de voorwie len op de rails kwam. Hij meende nog ge makkelijk te kunnen passeeren, doch plot seling werd de bus opzij geduwd. Meer kon de heer D. zich niet herinneren, aangezien hij door den schrik flauwgevallen was. Eenige trampassagiers legden vervolgens uiteenloopende verklaringen af over het mo ment, waarop verdachte was gaan remmen. Een deskundige, inspecteur bij de N.Z.H.T.M. verklaarde, dat de tram kort tevoren aan een halte had gestopt. Proeven hadden uit gewezen, dat daardoor de snelheid op het punt van de botsing niet grooter dan onge veer dertig kilometer geweest kan zijn. Nadat eenige getuigen verklaringen had den afgelegd, sommige in het voordeel, an dere in het nadeel van verd., hield de offi cier van justitie zijn requisitoir. Hij had aanvankelijk den busondernemer als de schuldige beschouwd, doch na het getuigen verhoor bij den rechter-commissaris was hij van meening veranderd. Zijns inziens had de trambestuurder te hard gereden en niet voldoende opgelet. Op grond van de vele be zwarende getuigenverklaringen eischte de officier drie weken .hechtenis Op een vraag van den president zei ver dachte, dat hij na het ongeluk niet meer als wagenbestuurder had dienst gedaan. De rechtbank zal op 5 October uitspraak doen. Vraag: Tot wien moet men zich wenden, ten eerste, als men van meening is te wei nig kostwinnersvergoeding te ontvangen, en ten tweede, als men van meening is, dat men een te geringe steunuitkeering in gevolge de steunregeling voor werklooze arbeiders ontvangt. Antwoord: Wendt u in het eerste geval tot het departement van defensie, in het tweede, in eerste instantie tot het gemeen tebestuur. Daarna eventueel tot het depar tement van sociale zaken. Vraag: Gaat de ondersteuning krachtens de bepalingen van de rijkssteunregeling aan het gezin van een ondersteunde door, zoolang deze in militairen dienst is? Antwoord: Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Voor het betrokken gezin dient momenteel, zoodra het hoofd in mili tairen dienst wordt geroepen, kostwinners vergoeding te worden aangevraagd. Vraag: Van verschillende kanten wordt de vraag gesteld, of de eertijds getroffen regeling voor ondersteunde werkloozen. die als plaatsvervangend dienstplichtigen (b.o. u.v.) werden opgeroepen, waarbij aan hun gezinnen de steun ingevolge de steunrege ling voor werklooze arbeiders gewaarborgd werd, thans nog van gelding is, of dat be trokkenen nu in beginsel voor de geldende kostwinnersvergoeding in aanmerking kun nen komen. Antwoord: Bedoelde regeling is komen ie vervallen. Iedere kostwinner, die momenteel onder de wapenen is, en voorheen in de steunregeling voor werklooze arbeiders was opgenomen, kan een verzoek om kostwin nersvergoeding indienen bij den burge meester. Vraag Is een militair, die per rijwiel zijn woning bezoekt, verplicht een rijwielbelas- tingmerk bij zich te hebben en is hij bij verzuim in overtreding? Antwoord: Ja, deze verplichting bestaat inderdaad, tenzij de militair gebruik maakt van een dienstrijwiel, dat van het ver- eischte kenmerk is voorzien. Vraag: Tot welken leeftijd worden oud militairen opgeroepen, indien tot oproe ping van oudere lichtingen dan die van 1924 mocht worden overgegaan? Antwoord: Krachtens de dienstplicht wet kan een oud-militair worden opgeroe pen tot in het jaar, waarin hij 40 jaar (of, als hij de rang van officier of onder-offi cier bekleedt: 45 jaar) oud wordt. Indien het gepensionneerden betreft kun nen zij ook na dien tijd nog worden opge roepen, krachtens de bijzondere voor ge- aanleg van het gedeelte tusschen den pensionneerden geldende bepalingen. Vraag: Zijn zij, die hun woonplaats in Europa, maar buiten Nederland hebben en behooren tot de thans opgeroepenen, ver plicht op te komen? Antwoord: Ja. Alleen degenen, die buiten Europa hun vaste woonplaats hebben, be hoeven voorloopig niet op te komen. Vraag: Iemand van de lichting 1923 heeft uitstel gekregen en gediend b\j de lichting 1927. Kan hij verlof krijgen, totdat de lichting 1923 wordt opgeroepen? Antwoord: Neen, men wordt ten aanzien van mobilisatie-opkomst gerekend te be hooren tot de lichting, waarbij men zijn eerste oefening vervuld heeft. Vraag: In onze instelling (seminarie) worden verschillende personen voor den geestelijken stand opgeleid, die destijds vrij stelling van militairen dienst hadden ver kregen wegens broederdienst. Inmiddels hebben bedoelde personen reeds kerkelijke wijding ontvangen. Is het wenschelijk, dat zij thans op dien laatsten grond een nieuw vrijstellingsverzoek indienen teneinde even- tueele oproeping te voorkomen? Antwoord: Ja. dat verdient wel aanbeve ling en geschiede door een desbetreffende verklaring bij den burgemeester in te leveren. Vraag: Zijn zij, die destijds om eenigerlei reden, zooals bijvoorbeeld broederdienst, kostwinnersschap e.d., vrijgesteld waren van militairen dienst en behooren tot de thans opgeroepen lichtingen, verplicht thans op te komen? Antwoord: Neen. Dit neemt niet weg, dat uiteraard de mogelijkheid bestaat, dat zoo- noodig alsnog tot oproeping van deze per sonen wordt overgegaan. Ter nadere toelichting diene nog het volgende: Vrijstelling van dienstplicht wordt ver leend o.a. wegens broederdienst, kostwin nerschap e.d. De vrijstelling om een der voornoemde redenen geldt niet in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitenge wone omstandigheden, om het even of zij voorgoed of voor een bepaalden duur is verleend. De dienstplichtwet bevat de bepaling, dat in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden, oproeping in werkelijken dienst plaats heeft van dienstplichtigen, voor zoover dit noodig geacht wordt. Tot dusver nu, is de situatie deze, dat nog niet is overgegaan tot oproeping van bovengenoemde groepen van zoogenaamd buitengewoon dienstplichtigen. De gemeenschappelijke zitting van het huis van afgevaardigden en den senaat, die door Roosevelt bijeengeroepen was om zijn aanbevelingen ten aanzien van de neutraliteit te behandelen, is gistermiddag gehouden. Het was een der gewichtigste zittingen in de geschiedenis. Voor de vete ranen onder de congresleden werden her inneringen wakker aan de zittingen van een kwart-eeuw geleden, toen, evenals thans, gesproken werd over de neutrali teit en over „de Vereenigde Staten buiten den oorlog te houden". De gebruikelijke politiemaatregelen waren genomen. De publieke tribunes waren vol lang voor de zitting was begonnen. Voor den aanvang van de zitting kwamen zeventien senatoren onder leiding van Borah, den ouden isolati onist, bijeen om plannen te bespreken teneinde het voorgestelde opheffen van het wapenembargo te doen afstemmen Het overvolle, bewaakte huis juichte Roosevelt toe, toen hij arriveerde. De president begon zijn redevoe ring om 26 minuten over acht (A. T.) Hij zeide, dat hij het huis bijeengeroe pen had, opdat het zou kunnen spre ken en handelen, „ten aanzien van een amendement van een zekere wet, die, naar zijn beste oordeel de historische buitenlandsche politiek der Vereenig de Staten zoo wijzigt, dat zij de vreed zame betrekkingen der Vereenigde Sta ten met vreemde naties benadeelt". Roosevelt vervolgde: „Ik ben van mee ning, dat de mantel des vredes wijd ge noeg is om ons allen te bedekken. Laat geen enkele groep voor zichzelf den ex clusieven naam van vredesblok opeischen, want wij behooren allen daartoe". Roosevelt zeide verder, dat Amerika steeds zijn uiterste best gedaan heeft om den oorlog af te wenden. Wanneer het tot een oorlog is gekomen, moet de regeering alles doen. wat in haar vermogen ligt om de Vereenigde Staten buiten den oorlog te houden. Naar de oprechte meening van den president zou zij in dit streven slagen, (luide toejuichingen). Voortgaande zeide Roosevelt: „In April j.l. kwam een nieuwe spanning tot ont wikkeling. Verscheidene naties, met wie wij vriendschappelijke betrekkingen onderhiel den, hadden haar indentiteit verloren of waren bezig die te verliezen. Ik zeide in Januari j.l. „dat onze neutraliteitswetten zouden kunnen optreden ten voordeele van den aanvaller. Ik vraag u wederom onze wetgeving te herzien". Roosevelt behandelde, verder gaande, de afwijking van de neutraliteitswetten in de Napoleontische oorlogen. De volgende af wijking van de wet deed zich, zoo zeide hij, voor in 1935. Ik betreur het. dat het congres die wet heeft aangenomen. Ik betreur het, dat ik die wet heb onderteekend. Wanneer in 1935 een oorlog was uitgebroken, zou er g^en verschil ontstaan zijn in den uitvuer van platen aluminium en vlietuigvleugels. Thans bestaat èr een kunstmatig wettig verschil. Ik leg er den nadruk op, dat Ameri- kaansche burgers en Amerikaansche schepen weg moeten blijven van on middellijk gevaar van het huidige con flict (toejuichingen). De stap, dien ik aanbeveel, is dit land opnieuw te plaatsen op den hech ten grondslag van de reëele en tradi- tioneele neutraliteit. Ik geloof, dat voor zoover dat mogelijk is Amerikaansche schepen er van teruggehouden moe ten worden om oorlogszones binnen te varen". De voorstellen der regeering „zijn er be ter op berekend dan welke andere midde len ook om ons uit den oorlog te houden. Op dit oogenblik zie ik geen reden voor verder optreden der uitvoerende macht krachtens de proclamatie van den beperk ten internationalen noodtoestand. In ge val het noodig mocht zijn voorstellen te doen voor nieuwe wetgevende maatregelen, zal ik onmiddellijk het congres bijeenroe pen in een nieuwe buitengewone zitting. Onze positie in de wereldzaken is reeds gewijzigd". Verder zeide Roosevelt nog: „Moogt gij in een tijdperk waarin soms gezegd wordt, dat vrijheid van woord niet langer in over eenstemming ls met de nationale veilig heid. door uw daden de wereld zeggen, dat wij in de Vereenigde Staten één volk en één gedachte vormen, één geest en één werkelijke vastberadenheid: Wandelend voor God in het licht der levenden". HAAGSCHE RECHTBANK. Een jaar voor een colbertjasje. De landbouwer L. Donker te Woubrugge had in juni een colbertjasje uit een kast in de woning vermist. Volgens de verklaring van den zwerver G. P. A.. thans gedetineerd in het Huis van Bewaring, had hij het jasje nabij Ter Aar gevonden, doch de Officier meende voldoende termen te hebben om aan te nemen, dat hij het jasje gestolen had. De officier wees erop dat A. reeds tien maal is veroordeeld, om welke reden hij een jaar gevangeniststraf eischte. Verdachte betoogde dat hij de drie maan den preventief reeds voldoende straf vond, en hij vroeg onmiddellijk in vrijheid te wor den gesteld, hetgeen de rechtbank weigerde. Uitspraak over 14 dagen. HU wist van niets. Een koopman uit -Zoeterwoude had zich te verantwoorden terzake heling. Hij had van iemand een aantal rijw-ielbelastingmer- ken gekocht, die van diefstal afkomstig waren. Verdachte ontkende de plaatjes te hebben gekocht. Den betrokken getuige, van wien hij die zou hebben gekocht, kent hij niet eens. De officier geloofde niet veel van het verhaal. De verklaringen bij de politie af gelegd sluiten een bekentenis in. Daarna vorderde de officier twee maan den gevangenisstraf. Verdachte wilde meteen al hooger beroep aanteekenen. doch de rechtbank zal over 14 dagen vonnis wijzen. Dictaat-kwestie. Een boekhandelaar te Leiden zou de Auteurswet overtreden hebben door den ver koop van een dictaat, genaamd „Anatomie A". Dit dictaat werd n.l. reeds uitgegeven door een anderen Leidschen boekhandelaar, die dan ook een klacht had ingediend en nu door zijn raadsman een eisch tot schade vergoeding ten bedrage van f. 34 instelde. Deze boekhandelaar als getuige gehoord, verklaarde het dictaat van twee studenten te hebben gekocht. Het was geen gewoon dictaat van een college, doch het zou een studie bevatten door een der beide bedoelde studenten samengesteld. Dezen hadden een eerste uitgave zelf verzorgd, doch de tweede uitgave aan den getuige verkocht. Als getuige-deskundige werd de arts D. gehoord, die verklaarde dat het dictaat wel gedeeltelijk eigen werk is. doch voor een groot deel toch bestaat uit het college van een professor. Spr. achtte het dictaat als geheel géén oorspronkelijk werk. In verband met het feit dat de betreffende studenten als getuigen thans niet aanwezig waren, vroeg de officier aanhouden der verdere be handeling. De verdediger wees er evenwel op, dat de dictaten bij verdachte in beslag zijn geno men en hij dus niet kan verkoopen. Dit achtte pl onbillijk en waar de officier dit geweigerd had, vroeg.pl. te overwegen dit beslag op te heffen, waartoe een pleidooi werd gehouden Pl. wees erop dat de studen ten na beëindiging van hun studie, veelal hun dictaten verkoopen. Nu heeft verd. ook het hier bedoelde dictaat gekocht en uit gegeven. Pl. was van oordeel dat de uitgave van een dictaat niet valt onder de Auteurs wet. Hij verzocht den Officier af te zien van aanhouding der zaak De Officier bleek hiertoe bereid, waarna werd voorgelezen de verklaring van de stu denten. die mededeelden het Auteursrecht aan den handelaar-getuige te hebben ver kocht. De officier achtte de Auteurswet overtreden en vorderde f. 100 boete subs. 100 dagen hechtenis. De rechtbank zal over 14 dagen uitspraak doen. "f De fiets met een luchtje. Een verpleger, afkomstig uit Voorhout had een fiets gekocht, waaraan naar zijn eigen meening „een luchtje" zat. Dat bleek inder daad zoo te zijn, want de fiets was door den verkooper gestolen. Er was f. 1.75 voor de fiets betaald, doch op de kwitantie stond vermeld f. 5. Dat was gedaan, omdat de koo- per later nog f. 3.25 zou bij-betalen, doch dat was niet gebeurd. Verdachte beoogde onbe kend te zijn geweest met den diefstal en de verkooper meende dat dit wel zoo zijn kon. Doch de Officier meende dat „het luchtje" verdachte wel tot nadenken had kunnen stemmen en eischte daarom twee maanden gevangenisstraf. De drank. De los-werkman J. S. uit Leiden had van de terreinen der N.V. Grofsmederij te Leiden een hoeveelheid oud ijzer weggehaald, voor welk feit hij nu terecht stond. Nadat de procuratiehouder der N.V. van de vermis sing mededeeling had gedaan, herinnerde de Officier er aan dat verdachte reeds 12 maal is veroordeeld. Het drankmisbruik speelt een belangrijke rol, en de officier zou S. willen dwingen den drank te laten staan. Thans vorderde de Officier tien maanden gevan genisstraf. Uitspraak over 14 dagen. Lade gelicht. J. S. en G. H„ beiden gedetineerd in het Huis van Bewaring, hebben op 5 April van dit jaar te Zoetermeer in een bakkerswinkel aan de Stationsstraat de lade gelicht. Hierbij was H. op den uitkijk blijven staan. Er was slechts een kwartje buit gemaakt, doch dat was voldoende om het tweetal in de verdachtenbank te brengen. De officier vorderde tegen H. die reeds tienmaal is veroordeeld twee maanden en tegen S. die ook recidivist is, drie maanden gevangenisstraf. Verdachten betoogden dat zij dronken waren, toen het feit werd gepleegd en von den den eisch te zwaar. Lichamelijk letsel. Terzake veroorzaken van lichamelijk let sel door schuld, heeft terecht gestaan een autobestuurder uit Leiden. Met een door hem bestuurde auto had hij op het kruispunt Lijsterstraat—Rijnsburger- weg. den 10-jarigen J. Vreeburg aangereden, die hierdoor ernstig was gewond. De Officier had tegen verdachte twee weken hechtenis geëischt. De rechtbank heeft uitspraak gedaan en verdachte ver oordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. benevens onvoorwaardelijk f.25 boete subs. 25 dagen hechtenis. Valsche oormerken. M. D. van D. te Zoeterwoude heeft zich voor de rechtbank te verantwoorden gehad wegens het vervalschen van oormerken, die hij daarna aan verschillende ingezetenen van Zoeterwoude had verkocht en waarvan gebruik was gemaakt voor het merken van varkens. Tegen verdachte was acht maanden ge vangenisstraf geëischt door den Officier. De rechbtank heeft hem thans veroor deeld tot de gevraagde straf, n.l. acht maan den gevangenisstraf. 3—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 11