Wegenbouw wordt krachtig
voortgezet
Roosevelt bepleit wijziging der
neutraliteitswet
Vragen uit het publiek
LE1DSCH DAGBLAD - Derde Blad
Vrijdag 22 September 1939
De
weg Den Haag—Rotterdam krijgt
gescheiden banen
Nieuwe Hoornbrug bij
Rijswijk in 1940 gereed
Dagbladreclame
is niet te vervangen
RECHTZAKEN
Botsing tusschen tram en
bus eischte een doode
En het officieele antwoord
Opheffing
W apen-embargo
Ingediend is de begrooting van het Ver-
keersfonds voor 1940. Hierna is het volgende
ontleend
Op den kapitaaldienst is voor den we
genbouw rond f 27.000.000 uitgetrokken.
Gerekend is daarbij, dat een bedrag
van rond f 6.000.000 zal worden over
geschreven van in vorige dienstjaren
niet verwerkte bedragen, zoodat ten
laste van den kapitaaldienst in 1940
voor de wegen een bedrag van rond
f 33.000.000 zal kunnen worden ver
werkt. Het zal mogelijk zijn met de be
schikbare gelden den wegenbouw
krachtig te blijven voortzetten.
Voor den bouw van bruggen over de
groote rivieren en aanleg van toeleidende
wegen wordt in deze begrooting gerekend
op een bedrag van f 9.045.000. In dit bedrag
zijn o.a. begrepen aanvragen van gelden
voor bouw of voortzetting bouw van de
bruggen over den IJsel te Deventer, over de
boven-Merwede te Gorinchem en over den
Hollandschen IJsel te Krimpen, voorts zijn
daarin begrepen bedragen van f 1.400.000 en
f 500.000 voor een tunnel te Velsen en voor
de vaste oeververbinding (tunnel» te Rot
terdam. In de kosten van den laatsten tun
nelbouw is uit het Verkeersfonds een be
drag van f 8.000.000 aan de gemeente Rot
terdam toegezegd tot tijd en wijle de brug
beoosten Rotterdam is gebouwd. Verwacht
wordt, dat het voorschot aan de gemeente
einde 1939 tot een bedrag van f 7.500.000 zal
zijn uitbetaald.
De bouw van de bruggen vindt regelmatig
voortgang. Verwacht wordt, dat de brug
over de Noord bij Hendrik-Ido-Ambacht
einde 1939 gereed zal komen.
NOORD-HOLLAND.
Voor wegenbouw in Noord-Holland is
op den kapitaaldienst f 3.375.000 uitge
trokken.
Ten einde met de verbetering van het
gedeelte van weg no. 1 tusschen Amsterdam
en Eemnes zoo krachtig mogelijk te kun
nen voortgaan wordt voor 1940 een belang
rijk bedrag aangevraagd. Het ligt in de be
doeling in de eerste plaats de verbetering
van de traverse onder Diemen te voltooien,
waarvoor nog een bedrag van f 300.000 noo-
dig is.
In onderzoek is een plan voor een ingrij
pende verbetering van het wegdek Diemen
Eemnes, bestaande in het kruisingsvrij
maken van den weg en den aanleg van
gescheiden verkeersbanen, waarvan de uit
voering vergemakkelijkt zal worden door de
voorgenomen opheffing van den Tram-
dienst van de Gooische Tramweg Mij. Over
wogen wordt ook het maken van een nieuw
weg vak langs de Noordzijde van Naarden
naar het nieuwe weg vak onder Crailooi.
Dit vraagstuk is thans in behandeling bij
de Commissie van overleg voor de wegen.
Voor het geval, dat dit plan tot uitvoering
komt. is voor het jaar 1940 een bedrag van
t 1.750.000 uitgetrokken.
Voor afwerking van weg no. 4 Amster
dam's-Gravenhage (gedeelte Amsterdam
Sassenheim), zullen nog verschillende
werken moeten worden uitgevoerd. De to
tale kosten hiervan worden op f 225.000 ge
raamd.
Voor de vanwege den Rijkswaterstaat uit
te voeren verbetering van de aansluiting
aan den Sloterweg wordt op deze begrooting
f 50.000 aangevraagd. De Sloterweg zal
door de gemeente Amsterdam worden ver
beterd. Als rijksbijdrage is een bedrag van
f 180.000 uitgetrokken.
Voor weg no. 9, Haarlem-Alkmaar-Van
Ewijcksluis-Leeuwarden (gedeelte Velsen-
v. Ewijcksluis» is een bedrag uitgetrokken
voor het maken van een begin met den
aankoop van grond voor de verlegging van
den rijksweg om Beverwijk. Het verlegde
weggedeelte zal aansluiten aan de toe
gangswegen van den onder het Noordzee
kanaal te maken tunnel.
ZUID-HOLLAND.
Weg no. 4 Amsterdam-Sassenheim-Haag-
sche Schouw-'s-Gravenhage na aankoop
van den benoodigden grond zal kunnen
worden begonnen met de uitvoering van de
werken tot verbreeding van het vak Den
DeylHaagsche Schouw.
Met aanleg van de wegen nos. 4a en 4b
(Amsterdam-Burgerveer-Rijswijk (-Rot
terdam) en zijtak VoorschotenOegstgeest
zal een begin van uitvoering worden ge
maakt.
Weg no. 13 's-GravenhageRotterdam
zal met het oog op het zeer drukke verkeer
van gescheiden banen worden voorzien.
Voor begin van uitvoering wordt f 100.000
aangevraagd.
GELDERLAND.
Voor Gelderland is een post van f 150.000
opgenomen voor aanleg van vrij liggende
rijwielpaden langs weg no. 28 Hoevelaken-
Nijkerk-Hattemerbroek. Voorts noteeren
wij begin van uitvoering van den aanleg
van een nieuwen weg Zevenhuizen-Nijkerk,
en van een nieuwen weg tusschen Apel
doorn en Hattemerbroek. alsmede begin van
uitvoering der werken voor de wegverlen-
ging BeekbergenApeldoorn.
Voorts wordt op den kapitaaldienst voor
bouw van bruggen over de groote rivieren
en aanleg van toeleidende wegen f 1.135.000
aangevraagd voor weg no. 52 autosnelweg»
ArnhemNijmegen.
UTRECHT.
Voor den nieuwen weg Eemnes-Hoevela-
ken zullen de gronden, noodig voor den
spoorweg AmersfoortZwolle en het knoop
punt Hoevelaken, in 1940 worden aange
kocht. De tusschen den bestaanden rijks
weg van Amsterdam naar Baarn en de ri
vier de Eem in uitvoering zijde grond- en
bijkomende werken komen in 1940 gereed.
De aardebaaii tusschen de Eem en het
knooppunt Hoevelaken zal in 1940 voor een
goed deel worden voltooid.
Voorts zullen in 1940 worden gebouwd:
een brug over de Eem, een viaduct over den
Baarnschen dijk, een viaduct over den
Eemnesserweg, een viaduct tusschen den
Eemnesserweg en den bestaanden rijksweg
van Amsterdam naar Baarn.
De kosten van deze kunstwerken worden
geraamd op f 160.000.
Voor het bouwen van een tunnel bij fort
Blauwkapel onder de spoorlijn Utrecht
Amersfoort is in 1940 f 140.000 noodig.
Voor den rondweg bezuiden Amersfoort
zal een aanvang worden gemaakt met de
uitvoering van den tunnel onder den spoor
weg AmersfoortKesteren en den rijksweg
AmersfoortWoudenberg.
NOORDELIJKE PROVINCIËN.
Voor de wegen in de provincie Groningen
wordt op deze begrooting voor verbetering
en aanleg in totaal f 1.900.000 aangevraagd,
waarvan op den kapitaaldienst f 1.670.000.
De posten betreffen werken aan het vak
ZuidbroekAppingedam en aan het vak
BeersterhoogenNieuwe Schans, overbrug
ging van het Damsterdiep en het Eemska-
naal, wegverleggingen om Noord- en Zuid-
horn. om Grijpskerk en om Ten Post,
grondaankoop van een nieuw vak van weg
no. 41 Appingedam en Delfzijl (haventer
rein) en van een nieuw vak van weg no.
42 tusschen den gemeentelijke ringweg te
Groningen en het nieuwe uit te voeren weg-
vak van dien weg te Roode Haan.
De tracé's voor de wegverlegging te Har-
lingen en voor een nieuw wegvak Akrum
Barrehuis ten Oosten langs de spoorbaan
HeerenveenLeeuwarden zijn vastgesteld.
Op den kapitaaldienst wordt voor voortzet
ting en voltooiing van den grondaankoop,
alsmede voor een begin van uitvoering dei-
werken bedragen van f 470.000 en f 551.000
aangevraagd.
Voor de voltooiing van de wegverlegging
om Zwolle is een bedrag van f 295.000 uitge
trokken.
De voor Zeeland uitgetrokken posten
hebben voornamelijk betrekking op de
voorzetting en voltooiing van reeds ter
hand genomen werken.
DRIE WEKEN HECHTENIS GEËISCHT
TEGEN TRAMBESTUURDER.
In den laten avond van den 30sten April
is op het Houtplein te Haarlem een ernstig
ongeluk gebeurd, waarbij een persoon ge
dood werd en een achttal kwetsuren opliep.
Een autobus van een wilden dienst tusschen
Haarlem en Amsterdam, vrijwel geheel be
zet met passagiers, werd bij het passeeren
van de trambaan in de flank aangereden
door een stadstram »an de N.Z.H.T.M. De
bus werd aan den zijkant ingedrukt en door
dat de nooddeur door den schok van de
botsing opensprong, vielen enkele passa
giers op straat. De 50-jarige heer G. F.
""oepoel uit Amsterdam kwam voor de nog
rijdende tram terecht en werd ongeveer tien
meter door de baanschuiver meegesleurd.
Zijn kwetsuren waren zoo ernstig, dat hij
enkele uren later in het ziekenhuis over
leed. Een aantal andere passagiers werd
eveneens gewond, evenals de trambestuur
der en iemand die op het voorbalcon van de
tram stond.
Gistermiddag stond de trambestuurder
voor de Haarlemsche rechtbank terecht.
Er werden in deze zaak niet minder dan
twintig getuigen gehoord.
De verdachte, de 32-jarige C. S., die eigen
lijk slager van zijn beroep is, verklaarde dat
hy reeds negen jaar 's Zondags als hulpbe
stuurder bij de tram werkzaam is. Op den
bewusten avond reed hij met een motorwa
gen, waaraan een oud model bijwagen ge
koppeld was. Deze laatste kon niet door den
bestuurder van den motorwagen geremd
worden. Op het moment, dat verdachte de
bus zag, had hij uit alle macht geremd, doch
de tram reed door en botste tegen de bus.
Zijn uitzicht was eenigszins belemmerd ge
weest door een haringkraam, welke op den
hoek stond.
De bus werd bestuurd door den onderne
mer zelf, den heer D„ omdat het dien avond
zeer druk was. De eigenlijke chauffeur ging
nog met kaartjes rond. De heer D. had de
tram pas gezien, toen hij met de voorwie
len op de rails kwam. Hij meende nog ge
makkelijk te kunnen passeeren, doch plot
seling werd de bus opzij geduwd. Meer kon
de heer D. zich niet herinneren, aangezien
hij door den schrik flauwgevallen was.
Eenige trampassagiers legden vervolgens
uiteenloopende verklaringen af over het mo
ment, waarop verdachte was gaan remmen.
Een deskundige, inspecteur bij de N.Z.H.T.M.
verklaarde, dat de tram kort tevoren aan
een halte had gestopt. Proeven hadden uit
gewezen, dat daardoor de snelheid op het
punt van de botsing niet grooter dan onge
veer dertig kilometer geweest kan zijn.
Nadat eenige getuigen verklaringen had
den afgelegd, sommige in het voordeel, an
dere in het nadeel van verd., hield de offi
cier van justitie zijn requisitoir. Hij had
aanvankelijk den busondernemer als de
schuldige beschouwd, doch na het getuigen
verhoor bij den rechter-commissaris was hij
van meening veranderd. Zijns inziens had
de trambestuurder te hard gereden en niet
voldoende opgelet. Op grond van de vele be
zwarende getuigenverklaringen eischte de
officier drie weken .hechtenis
Op een vraag van den president zei ver
dachte, dat hij na het ongeluk niet meer
als wagenbestuurder had dienst gedaan.
De rechtbank zal op 5 October uitspraak
doen.
Vraag: Tot wien moet men zich wenden,
ten eerste, als men van meening is te wei
nig kostwinnersvergoeding te ontvangen,
en ten tweede, als men van meening is,
dat men een te geringe steunuitkeering in
gevolge de steunregeling voor werklooze
arbeiders ontvangt.
Antwoord: Wendt u in het eerste geval
tot het departement van defensie, in het
tweede, in eerste instantie tot het gemeen
tebestuur. Daarna eventueel tot het depar
tement van sociale zaken.
Vraag: Gaat de ondersteuning krachtens
de bepalingen van de rijkssteunregeling
aan het gezin van een ondersteunde door,
zoolang deze in militairen dienst is?
Antwoord: Deze vraag wordt ontkennend
beantwoord. Voor het betrokken gezin
dient momenteel, zoodra het hoofd in mili
tairen dienst wordt geroepen, kostwinners
vergoeding te worden aangevraagd.
Vraag: Van verschillende kanten wordt
de vraag gesteld, of de eertijds getroffen
regeling voor ondersteunde werkloozen. die
als plaatsvervangend dienstplichtigen (b.o.
u.v.) werden opgeroepen, waarbij aan hun
gezinnen de steun ingevolge de steunrege
ling voor werklooze arbeiders gewaarborgd
werd, thans nog van gelding is, of dat be
trokkenen nu in beginsel voor de geldende
kostwinnersvergoeding in aanmerking kun
nen komen.
Antwoord: Bedoelde regeling is komen ie
vervallen. Iedere kostwinner, die momenteel
onder de wapenen is, en voorheen in de
steunregeling voor werklooze arbeiders was
opgenomen, kan een verzoek om kostwin
nersvergoeding indienen bij den burge
meester.
Vraag Is een militair, die per rijwiel zijn
woning bezoekt, verplicht een rijwielbelas-
tingmerk bij zich te hebben en is hij bij
verzuim in overtreding?
Antwoord: Ja, deze verplichting bestaat
inderdaad, tenzij de militair gebruik maakt
van een dienstrijwiel, dat van het ver-
eischte kenmerk is voorzien.
Vraag: Tot welken leeftijd worden oud
militairen opgeroepen, indien tot oproe
ping van oudere lichtingen dan die van
1924 mocht worden overgegaan?
Antwoord: Krachtens de dienstplicht
wet kan een oud-militair worden opgeroe
pen tot in het jaar, waarin hij 40 jaar (of,
als hij de rang van officier of onder-offi
cier bekleedt: 45 jaar) oud wordt.
Indien het gepensionneerden betreft kun
nen zij ook na dien tijd nog worden opge
roepen, krachtens de bijzondere voor ge-
aanleg van het gedeelte tusschen den pensionneerden geldende bepalingen.
Vraag: Zijn zij, die hun woonplaats in
Europa, maar buiten Nederland hebben en
behooren tot de thans opgeroepenen, ver
plicht op te komen?
Antwoord: Ja. Alleen degenen, die buiten
Europa hun vaste woonplaats hebben, be
hoeven voorloopig niet op te komen.
Vraag: Iemand van de lichting 1923
heeft uitstel gekregen en gediend b\j de
lichting 1927. Kan hij verlof krijgen, totdat
de lichting 1923 wordt opgeroepen?
Antwoord: Neen, men wordt ten aanzien
van mobilisatie-opkomst gerekend te be
hooren tot de lichting, waarbij men zijn
eerste oefening vervuld heeft.
Vraag: In onze instelling (seminarie)
worden verschillende personen voor den
geestelijken stand opgeleid, die destijds vrij
stelling van militairen dienst hadden ver
kregen wegens broederdienst. Inmiddels
hebben bedoelde personen reeds kerkelijke
wijding ontvangen. Is het wenschelijk, dat
zij thans op dien laatsten grond een nieuw
vrijstellingsverzoek indienen teneinde even-
tueele oproeping te voorkomen?
Antwoord: Ja. dat verdient wel aanbeve
ling en geschiede door een desbetreffende
verklaring bij den burgemeester in te
leveren.
Vraag: Zijn zij, die destijds om eenigerlei
reden, zooals bijvoorbeeld broederdienst,
kostwinnersschap e.d., vrijgesteld waren
van militairen dienst en behooren tot de
thans opgeroepen lichtingen, verplicht
thans op te komen?
Antwoord: Neen. Dit neemt niet weg, dat
uiteraard de mogelijkheid bestaat, dat zoo-
noodig alsnog tot oproeping van deze per
sonen wordt overgegaan.
Ter nadere toelichting diene nog het
volgende:
Vrijstelling van dienstplicht wordt ver
leend o.a. wegens broederdienst, kostwin
nerschap e.d. De vrijstelling om een der
voornoemde redenen geldt niet in geval van
oorlog, oorlogsgevaar of andere buitenge
wone omstandigheden, om het even of zij
voorgoed of voor een bepaalden duur is
verleend.
De dienstplichtwet bevat de bepaling, dat
in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere
buitengewone omstandigheden, oproeping
in werkelijken dienst plaats heeft van
dienstplichtigen, voor zoover dit noodig
geacht wordt.
Tot dusver nu, is de situatie deze, dat
nog niet is overgegaan tot oproeping van
bovengenoemde groepen van zoogenaamd
buitengewoon dienstplichtigen.
De gemeenschappelijke zitting van het
huis van afgevaardigden en den senaat,
die door Roosevelt bijeengeroepen was om
zijn aanbevelingen ten aanzien van de
neutraliteit te behandelen, is gistermiddag
gehouden. Het was een der gewichtigste
zittingen in de geschiedenis. Voor de vete
ranen onder de congresleden werden her
inneringen wakker aan de zittingen van
een kwart-eeuw geleden, toen, evenals
thans, gesproken werd over de neutrali
teit en over „de Vereenigde Staten buiten
den oorlog te houden". De gebruikelijke
politiemaatregelen waren genomen. De
publieke tribunes waren vol lang voor de
zitting was begonnen.
Voor den aanvang van de zitting
kwamen zeventien senatoren onder
leiding van Borah, den ouden isolati
onist, bijeen om plannen te bespreken
teneinde het voorgestelde opheffen van
het wapenembargo te doen afstemmen
Het overvolle, bewaakte huis juichte
Roosevelt toe, toen hij arriveerde.
De president begon zijn redevoe
ring om 26 minuten over acht (A. T.)
Hij zeide, dat hij het huis bijeengeroe
pen had, opdat het zou kunnen spre
ken en handelen, „ten aanzien van een
amendement van een zekere wet, die,
naar zijn beste oordeel de historische
buitenlandsche politiek der Vereenig
de Staten zoo wijzigt, dat zij de vreed
zame betrekkingen der Vereenigde Sta
ten met vreemde naties benadeelt".
Roosevelt vervolgde: „Ik ben van mee
ning, dat de mantel des vredes wijd ge
noeg is om ons allen te bedekken. Laat
geen enkele groep voor zichzelf den ex
clusieven naam van vredesblok opeischen,
want wij behooren allen daartoe".
Roosevelt zeide verder, dat Amerika
steeds zijn uiterste best gedaan heeft om
den oorlog af te wenden. Wanneer het tot
een oorlog is gekomen, moet de regeering
alles doen. wat in haar vermogen ligt
om de Vereenigde Staten buiten den oorlog
te houden. Naar de oprechte meening van
den president zou zij in dit streven slagen,
(luide toejuichingen).
Voortgaande zeide Roosevelt: „In April
j.l. kwam een nieuwe spanning tot ont
wikkeling. Verscheidene naties, met wie wij
vriendschappelijke betrekkingen onderhiel
den, hadden haar indentiteit verloren of
waren bezig die te verliezen. Ik zeide in
Januari j.l. „dat onze neutraliteitswetten
zouden kunnen optreden ten voordeele van
den aanvaller. Ik vraag u wederom onze
wetgeving te herzien".
Roosevelt behandelde, verder gaande, de
afwijking van de neutraliteitswetten in de
Napoleontische oorlogen. De volgende af
wijking van de wet deed zich, zoo zeide
hij, voor in 1935.
Ik betreur het. dat het congres die wet
heeft aangenomen. Ik betreur het, dat ik
die wet heb onderteekend. Wanneer in
1935 een oorlog was uitgebroken, zou er
g^en verschil ontstaan zijn in den uitvuer
van platen aluminium en vlietuigvleugels.
Thans bestaat èr een kunstmatig wettig
verschil.
Ik leg er den nadruk op, dat Ameri-
kaansche burgers en Amerikaansche
schepen weg moeten blijven van on
middellijk gevaar van het huidige con
flict (toejuichingen).
De stap, dien ik aanbeveel, is dit
land opnieuw te plaatsen op den hech
ten grondslag van de reëele en tradi-
tioneele neutraliteit. Ik geloof, dat voor
zoover dat mogelijk is Amerikaansche
schepen er van teruggehouden moe
ten worden om oorlogszones binnen te
varen".
De voorstellen der regeering „zijn er be
ter op berekend dan welke andere midde
len ook om ons uit den oorlog te houden.
Op dit oogenblik zie ik geen reden voor
verder optreden der uitvoerende macht
krachtens de proclamatie van den beperk
ten internationalen noodtoestand. In ge
val het noodig mocht zijn voorstellen te
doen voor nieuwe wetgevende maatregelen,
zal ik onmiddellijk het congres bijeenroe
pen in een nieuwe buitengewone zitting.
Onze positie in de wereldzaken is reeds
gewijzigd".
Verder zeide Roosevelt nog: „Moogt gij
in een tijdperk waarin soms gezegd wordt,
dat vrijheid van woord niet langer in over
eenstemming ls met de nationale veilig
heid. door uw daden de wereld zeggen,
dat wij in de Vereenigde Staten één volk
en één gedachte vormen, één geest en één
werkelijke vastberadenheid: Wandelend
voor God in het licht der levenden".
HAAGSCHE RECHTBANK.
Een jaar voor een colbertjasje.
De landbouwer L. Donker te Woubrugge
had in juni een colbertjasje uit een kast in
de woning vermist. Volgens de verklaring
van den zwerver G. P. A.. thans gedetineerd
in het Huis van Bewaring, had hij het jasje
nabij Ter Aar gevonden, doch de Officier
meende voldoende termen te hebben om aan
te nemen, dat hij het jasje gestolen had.
De officier wees erop dat A. reeds tien
maal is veroordeeld, om welke reden hij een
jaar gevangeniststraf eischte.
Verdachte betoogde dat hij de drie maan
den preventief reeds voldoende straf vond,
en hij vroeg onmiddellijk in vrijheid te wor
den gesteld, hetgeen de rechtbank weigerde.
Uitspraak over 14 dagen.
HU wist van niets.
Een koopman uit -Zoeterwoude had zich
te verantwoorden terzake heling. Hij had
van iemand een aantal rijw-ielbelastingmer-
ken gekocht, die van diefstal afkomstig
waren.
Verdachte ontkende de plaatjes te hebben
gekocht. Den betrokken getuige, van wien
hij die zou hebben gekocht, kent hij niet
eens.
De officier geloofde niet veel van het
verhaal. De verklaringen bij de politie af
gelegd sluiten een bekentenis in.
Daarna vorderde de officier twee maan
den gevangenisstraf.
Verdachte wilde meteen al hooger beroep
aanteekenen. doch de rechtbank zal over
14 dagen vonnis wijzen.
Dictaat-kwestie.
Een boekhandelaar te Leiden zou de
Auteurswet overtreden hebben door den ver
koop van een dictaat, genaamd „Anatomie
A". Dit dictaat werd n.l. reeds uitgegeven
door een anderen Leidschen boekhandelaar,
die dan ook een klacht had ingediend en
nu door zijn raadsman een eisch tot schade
vergoeding ten bedrage van f. 34 instelde.
Deze boekhandelaar als getuige gehoord,
verklaarde het dictaat van twee studenten
te hebben gekocht. Het was geen gewoon
dictaat van een college, doch het zou een
studie bevatten door een der beide bedoelde
studenten samengesteld. Dezen hadden een
eerste uitgave zelf verzorgd, doch de tweede
uitgave aan den getuige verkocht.
Als getuige-deskundige werd de arts D.
gehoord, die verklaarde dat het dictaat wel
gedeeltelijk eigen werk is. doch voor een
groot deel toch bestaat uit het college van
een professor. Spr. achtte het dictaat als
geheel géén oorspronkelijk werk. In verband
met het feit dat de betreffende studenten
als getuigen thans niet aanwezig waren,
vroeg de officier aanhouden der verdere be
handeling.
De verdediger wees er evenwel op, dat de
dictaten bij verdachte in beslag zijn geno
men en hij dus niet kan verkoopen. Dit
achtte pl onbillijk en waar de officier dit
geweigerd had, vroeg.pl. te overwegen dit
beslag op te heffen, waartoe een pleidooi
werd gehouden Pl. wees erop dat de studen
ten na beëindiging van hun studie, veelal
hun dictaten verkoopen. Nu heeft verd. ook
het hier bedoelde dictaat gekocht en uit
gegeven. Pl. was van oordeel dat de uitgave
van een dictaat niet valt onder de Auteurs
wet. Hij verzocht den Officier af te zien van
aanhouding der zaak
De Officier bleek hiertoe bereid, waarna
werd voorgelezen de verklaring van de stu
denten. die mededeelden het Auteursrecht
aan den handelaar-getuige te hebben ver
kocht. De officier achtte de Auteurswet
overtreden en vorderde f. 100 boete subs. 100
dagen hechtenis.
De rechtbank zal over 14 dagen uitspraak
doen.
"f
De fiets met een luchtje.
Een verpleger, afkomstig uit Voorhout had
een fiets gekocht, waaraan naar zijn eigen
meening „een luchtje" zat. Dat bleek inder
daad zoo te zijn, want de fiets was door den
verkooper gestolen. Er was f. 1.75 voor de
fiets betaald, doch op de kwitantie stond
vermeld f. 5. Dat was gedaan, omdat de koo-
per later nog f. 3.25 zou bij-betalen, doch dat
was niet gebeurd. Verdachte beoogde onbe
kend te zijn geweest met den diefstal en de
verkooper meende dat dit wel zoo zijn kon.
Doch de Officier meende dat „het luchtje"
verdachte wel tot nadenken had kunnen
stemmen en eischte daarom twee maanden
gevangenisstraf.
De drank.
De los-werkman J. S. uit Leiden had van
de terreinen der N.V. Grofsmederij te Leiden
een hoeveelheid oud ijzer weggehaald, voor
welk feit hij nu terecht stond. Nadat de
procuratiehouder der N.V. van de vermis
sing mededeeling had gedaan, herinnerde de
Officier er aan dat verdachte reeds 12 maal
is veroordeeld. Het drankmisbruik speelt een
belangrijke rol, en de officier zou S. willen
dwingen den drank te laten staan. Thans
vorderde de Officier tien maanden gevan
genisstraf.
Uitspraak over 14 dagen.
Lade gelicht.
J. S. en G. H„ beiden gedetineerd in het
Huis van Bewaring, hebben op 5 April van
dit jaar te Zoetermeer in een bakkerswinkel
aan de Stationsstraat de lade gelicht. Hierbij
was H. op den uitkijk blijven staan.
Er was slechts een kwartje buit gemaakt,
doch dat was voldoende om het tweetal in
de verdachtenbank te brengen.
De officier vorderde tegen H. die reeds
tienmaal is veroordeeld twee maanden en
tegen S. die ook recidivist is, drie maanden
gevangenisstraf.
Verdachten betoogden dat zij dronken
waren, toen het feit werd gepleegd en von
den den eisch te zwaar.
Lichamelijk letsel.
Terzake veroorzaken van lichamelijk let
sel door schuld, heeft terecht gestaan een
autobestuurder uit Leiden.
Met een door hem bestuurde auto had hij
op het kruispunt Lijsterstraat—Rijnsburger-
weg. den 10-jarigen J. Vreeburg aangereden,
die hierdoor ernstig was gewond.
De Officier had tegen verdachte twee
weken hechtenis geëischt. De rechtbank
heeft uitspraak gedaan en verdachte ver
oordeeld tot twee weken gevangenisstraf
voorwaardelijk met een proeftijd van drie
jaar. benevens onvoorwaardelijk f.25 boete
subs. 25 dagen hechtenis.
Valsche oormerken.
M. D. van D. te Zoeterwoude heeft zich
voor de rechtbank te verantwoorden gehad
wegens het vervalschen van oormerken, die
hij daarna aan verschillende ingezetenen
van Zoeterwoude had verkocht en waarvan
gebruik was gemaakt voor het merken van
varkens.
Tegen verdachte was acht maanden ge
vangenisstraf geëischt door den Officier.
De rechbtank heeft hem thans veroor
deeld tot de gevraagde straf, n.l. acht maan
den gevangenisstraf.
3—3