Geredden dan de „Ronda" - Kranslegging te den Helder - Branden 80ite Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Vlucht uit Moskou FEUILLETON SB— DE GROOTE BRAND IN DE POETSCRêMEFABRIEK TE HAARLEM. TIJDENS HET BLUSSCHINGSWERK. jLINCOL" OM FIT TE BLIJVEN houden de manschappen, die langs de Ne- derlandsche kust patrouilleeren om aanspoelende mijnen onschade lijk te maken, hun gymnastische oefeningen aan het strand. ER IS EEN TIJD VAN KOMEN EN EEN TIJD VAN GAAN. Zoo waren de verlofdagen van hen, die Zaterdag als eersten met verlof waren gegaan gisteren om. Tot over veertien dagen. DE GEREDDE LEDEN VAN DE BEMANNING VAN HET NOORSCHE M.S. „RONDA" dat bij Terschelling op eenige mijnen liep, in den tuin van het Noorsche Zeemanshuis aan het Willemsplein te Rotterdam. TIJDENS EEN LUCHTAANVAL OP WARSCHAU. Een opname door een Engelschen fotograaf met levensgevaar gemaakt. Brandbommen doen hun vernielend werk. IN TEGENWOORDIGHEID van de marine-attaché's van vijf vreemde mogendheden werden te Den Helder bij 't monument „Voor hen die vielen" ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de „Willem van Ewijck"-ramp kransen gelegd. De Amertkaansche attaché legt een der kransen bij het monument. GROOTE BRAND IN N.V. DAMEN'S HOUTHANDEL te Den Bosch. Groote voorraden hout gingen verlo ren. De bestrijding van het vuur. ROMAN van MAKLISE KOLLING. 13) „Daisy!" Robert balde zijn vuisten. Hij kon Lisaweta niet zoo laten beleedigen. Zij sloeg met haar vlakke hand op tafel. .Laat me met rust! Ik wil niets meer hoo- ren! Zoolang jij nog maar iets met die vrouw hebt. besta je voor mij eenvoudig niet meer!Je hebt maar te kiezen: óf die Lisaweta, óf mij! En nu heb ik geen tijd meer; Gattersworth wacht op me!" Zij duwde hem woedend opzij, het tafel tje. waar hij voor stond, wankelde, een da- mestasohje van grijs peau de suède viel er af en de inhoud verspreidde zich over den grond: een poederdoosje, een barnsteen si garettenpijpje, een zakdoek, een manicure étui, een paaribrieven Robert stond er bij en het was, of dit alles langs hem heen ging, maar intusschen werd zijn blik magisch aangetrokken door een enkel voorwerp, dat daar op den grond lag: een bruin paspoort. En voor hij nog zichzelf rekenschap kon geven van zijn handelwijze, schoof hij met zijn voet, die door een vreemde macht werd gedreven, het bruine boekje onder het, tot den grond afhangende gordijn. De slag. waarmede Daisy de deur achter zich in het slot had geworpen, trilde nog na. Op Robert's voorhoofd parelden zweet druppels; zijn handen waren ijskoud. Mechanisch bukte hij zich. Nu had hij het paspoort in zijn hand. Nu. op dit oogenblik moest hij beslissen. Lisaweta of Daisy. Daisy had het im mers zelf gezegd. Zij had hem zelf voor de keus gesteld. En al had zijn leven er bij op het spel gestaan, hij zou Lisaweta heb ben gekozen. Dat was het eenig juiste in Daisy's zinlooze beschuldigingen: hij hield van Lisaweta. Hij moest haar redden tot eiken prijs. Toen hij Daisy's kamer wilde verlaten, kwam de nachtportier hem op de gang te gemoet. „Pardon, meneer", zei hij, bijna fluiste rend, terwijl hij schuw naar alle kanten om zich heen keek, „ik wilde u even waar schuwen. U bent vannacht toch ook naar buiten geweest en zoo Robert knikte. Wat stond hem nu weer te wachten? Hij liet een bankbiljet in de hand van den portier glijden. „Wat is daarmee?" „Dank u zeer. Ja. ik weet niet, of meneer er belang bij heeft, maar beneden in de hal zit een rechercheur. En buiten voor het ho tel loopt een man op en neer, dien ik daar vanmorgen vroeg al eerder heb gezien. Zij hebben samen buiten staan praten en daarna kwam die rechercheur naar u vra gen en of er ook een dame bij u op bezoek was geweest. Ik heb gezegd, dat u direct beneden kwam, maar ik denk. dat hij niet zoo erg lang meer zal willen wachten. Ver moedelijk zal hij dan wel naar boven ko men. Ik weet niet of het kwaad kan, maar in ieder geval leek het mij beter u even te waarschuwen De portier zweeg, toen hij Robert's woe dend gezicht zag. „Je krijgt tien dollar van me, man, als Je mij nu helpt. En nog eens tien dollar extra als de zaak lukt! Begrepen?" Jawel, meneer." „Weet je. of mijn verloofde, juffrouw Lohr, het hotel al verlaten heeft?" „Zij ls juist weg gegaan, meneer. Kijk, de sleutel zit nog in het slot. Die behoort toch eigenlijk beneden aan het bord." „Laat zitten!" beval Robert. De portier keek hem in gespannen ver wachting aan. „Je wacht drie minuten daar bij de trap", gaf Robert koel overleggend zijn aanwijzin gen. „Dan ga je langzaam naar beneden en zegt dien rechercheur, dat ik nog niet klaar ben en dat ik ham daarom laat verzoeken boven te komen, als hij iets van mij wenscht te weten." „In uw kamer, meneer?" „In mijn kamer!" „En de kamer van die dame hier?" .Blijft open!" De portier verdween. Zoodra hij om den hoek was verdwenen, stormde Robert zijn eigen kamer binnen. Met een paar stappen was hij bij de deur, die toegang gaf tot zijn slaapkamer. Lisaweta slaakte een onder drukten kreet, toen zij zijn volkomen ver anderd gezicht zag. „Wees stil!" zei hij op een toon, die geen tegenspraak duldde. „Doet u alles, wat ik u zeg!" Hij had haar reeds bij den pols vast en trok haar met zich mee. Met een oogopslag overtuigde hij zich, dat de gang leeg was, zoodat hij veilig kon oversteken. Zij volgde hem willoos. „Hier in!" Hij duwde haar zachtjes voor zich uit in Daisy's kamer en sloot haastig de deur. ,Bn luistert u nu goed: Beneden zit een rechercheur, die bij mij naar u komt in- formeeren. Stil toch, stil!" Hij voelde aan haar hand, hoe zij schrok. „Niet bang zijn! Moed houden! U gaat nu hier op den divan liggen en ik deku tot uw hals toe." Hij keek om zich heen. „Hier, dezen lianddoekleglk als een koude compres op uw hoofd. U bent familie van me, u heet Daisy Lohr. U bent pas vanmorgen met den nachttrein uit Warschau aangekomen. U hebt hevige hoofdpijn. De rechercheur mag niets an ders van u zien dan een stukje van uw gezicht." Lisaweta staarde hem sprakeloos aan. Zij was doodsbleek, maar Robert liet haar geen tijd om bezwaren te opperen. Hij duwde haar op den divan en tilde eenvoudig haar voeten op. Het volgende oogenblik was zij tot haar hals toe toegedekt met een deken, die hij uit de slaapkamer haalde. Een nattte handdoek om haar voorhoofd en slapen voltooide de mise-en-scène. Robert streelde vluchtig haar hand. „Dit is het laatste en dan bent u gered!" Hij keek haar bemoedigend aan. Haar lippen trilden, maar zij wist haar tranen te bedwingen. Robert was de kamer alweer uit, maar de uitdrukking van doffe wanhoop, die hij in haar oogen had gelezen, liet hem niet los en verdreef het laatste restje van zijn klein zielige bedenkingen. Zij zou en zij moest gered worden door hem! Nauwelijks had hij zich in zijn eigen kamer geïnstalleerd, toen er reeds geklopt werd. „Binnen!" Op den drempel stond een man, in wien men op honderd pas afstand den recher cheur herkende. Hij was klein, vrij gezet, had een laag voorhoofd en een brutale onderkaak. Zijn oogen hadden iets zeld zaam onpersoonlijks. Zij gleden over alles heen en schenen toch niets op te nemen. Desondanks voelde Robert, hoe deze man zelfs de kleinste kleinigheid in de kamer re gistreerde en hoe aan elk gebaar en elk woord van hemzelf een bepaalde uitlegging werd gegeven. „Inspecteur Terschilow", stelde hij zich voor. „Ik moet u met een paar vragen lastig vallen, meneer Eschberg". Hij sprak gebroken, maar nochtans vrij goed verstaanbaar Duitsóh. „Gaat uw gang!" Robert's zenuwen waren tot het uiterste gespannen, maar hij wist zich voortreffelijk te beheerschen. „Wilt u niet plaats nemen? Rookt u?" „Nee. dank u. Er is ons meegedeeld, dat een zekere Lisaweta Finschow zich aan u heeft opgedrongen. Het op een dergelijke manier lastig vallen van vreemdelingen door vrouwelijke personen is streng ver boden. Mag ik u daarom verzoeken mij te willen zeggen Robert verwonderde zich over zichzelf, dat hij zijn stem zoo volkomen in bedwang had. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). —o_

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5