Rust in de havens - Aankomst van gewonden-transporten te Berlijn LEIDSCH DAGBLAD Twaede Blad Vlucht uit Moskou 8Ösie Jaaigar.j FEUILLETON EEN MOTORWAGEN VAN DE GOOISCHE TRAM ontspoorde op den Midden weg te Amsterdam. De tram reed tegen een boom. die afbrak en over den tramwa gen viel. De passagiers kwamen met den schrik vrij. DE EERSTE GEWONDEN-TRANSPORTEN. BIJ AANKOMST IN BERLIJN WORDT EEN DER SOLDATEN, DIE BIJ, DEN STRIJD IN POLEN WERD GEWOND, VOORZICHTIG UIT DEN TREIN GEDRAGEN. DE ROTTERD AMSCHE HAVENS ondervinden de nadeelige gevolgen van den oorlog. In de anders zoo drukke Koningshaven is alleen nog maar het wagenveer te zien. TENEINDE DE INUNDATIE voor ons land ten allen tijde mogelijk te maken, wordt in Utrecht een kleine kom met water gevuld. De koeien uit dit gebied worden weggevoerd. NET ALS DE KIPPEN Soldaten verlaten den zol der van 'n boerderij waar zij tijdelijk waren ondergebracht DE DIJK VAN DEN N.O.-POLDER is Bijna gesloten en de scheepvaart binnen het gebied, dat de dijk omsluit, is reeds verboden. Het dijk'stuk Bij Lemmer op den voorgrond en op den achtergrond het dijkstuk, dat van Urk uit aangelegd is. roman van marlise kolling. 8) „U gelooft mé niet?" „Ik geloof onvoorwaardelijk alles, wat u zegt!" Zij wendde haar blik af. „Men moet de menschen nooit ln alles gelooven." Hij protesteerde levendig. „Dat zegt u op grond van uw ongelukkige ervaringen. Maar u hebt toch ook veel goeds onder vonden. Denkt u maar eens aan den ouden Lukja!" „En aan u!" zei ze zacht. Hij voelde zich werkelijk verlegen en er gerde zich daaraan. „Ach, ik? Wat heb ik nu tot dusver voor u kunnen doen?" Zij maakte het hem nog moeilijker, toen ze, hem vol aankijkend, antwoordde: „Ieder ander zou zich ln uw plaats on middellijk tot de politie hebben gewend, Maar nu", besloot ze, plotseling opstaande, „moet ik gaan. Ik wil van uw goedheid geen misbruik maken. Denkt u. dat ik, zonder gezien te worden, langs denzelfden weg verdwijnen kan, als zij aarzelde even, „als ik hier gekomen ben?" „Onmogelijk! U zou direct opvallen. Ver telt u mij nog eerst eens, wat ik zou kunnen doen om u uit de handen van dien Pjotr te verlossen." Wederom haalde zij haar schouders op. „Dat lijkt mij hopeloos. Ik moet nu een maal hier blijven, omdat mijn papleren hier zijn. Zonder pas e.d. kan ik het ner gens in Rusland langer dan drie dagen uit houden." „U zou dus het liefst uit Rusland weg willen?" „O Ja!" Zij vlocht haar handen ineen, alsof zij zichzelf tot kalmte wilde dwingen. „En uw broer?" Zij bloosde. „Die zou er zich alleen mis schien beter doorheen slaan. Hij is immers een man." „En als u nu eens een pas voor het bui tenland had „Maar ik heb er geen!" „Denkt u niet, dat zooiets te krijgen is?" „Als men zeer veel geld heeft, misschien. Hoewel men op het oogenblik zeer streng schijnt te zijn." „Kent u den weg, dien men daarbij moet bewandelen?" „Neen, ik weet alleen dat een vroegere vriendin van mijn moeder een of anderen ondergeschikten ambtenaar heeft weten te bewegen haar een buitenlandsche pas te verstrekken en dat zij daarmee Inderdaad over de grens is gekomen. Zij schijnt op het oogenblik in Parijs te wonen." „Weet u niet. wie die ambtenaar was?" „Neen." Ergens sloeg een klok Llsaweta luisterde. „Mijn hemel, het is ai dag De menschen in het hotel zullen weldra allen op de been zijn. Hoe kom Ik er nu uit?" Hij overlegde even. „U blijft voorloopig nog hier. In die klee- ren, u houdt mij ten goede, kunt u eenvou dig niet door het hotel. Doet u mij een ge noegen, probeert u wat te slapen op de sofa hier. Ik sluit dan de kamer van bul ten af, zoodat er niemand binnen kan ko men. Zoodra de winkels open zijn, zal ik u dan een paar kleedingstukken bezorgen. U kunt dan in den loop van den ochtend rustig het hotel verlaten, zonder dat het opvalt. Als men u wat vraagt, zegt u een voudig, dat u bij kennissen op bezoek bent geweest." „Neen, neen, dat kan ik onmogelijk aan nemen", protesteerde ze haastig. „Dat kunt u wel!" sneed hij gedecideerd haar bezwaren af. „Ik kan u niet in dezen toestand laten. U hebt u aan mijn wil te onderwerpen." Gelaten boog zij haar hoofd. Het eerste licht van den naderenden dag viel op haar glanzend zwart haar. Met eenzelfde dee moedig gebaar had ook Annegreet eens haar hoofd gebogen, toen zij hem haar liefde bekende. De hal van het gebouw was nog bijna leeg. toen Eschberg beneden kwam. In Mos kou begon het leven niet zoo vroeg. Een paar Amerikanen zaten aan een tafeltje, over berekeningen en plannen gebogen. In het voorbijgaan ving hij een paar woorden op. Het waren kennelijk Amerikaansche in genieurs, die naar de nieuwe fabrieksstad achter den Oeral gingen Men stampte daar de steden eenvoudig uit den grond. Van daag een stuk steppe, was het morgen reeds een bouwterrein en nog een paar maanden later stond er een stad met scholen, werk plaatsen en vereenigingshulzen. Imponee rend was dat alles ongetwijfeld, maar alleen voor menschen, die blind bleven voor de „Potemkinsche dorpen", die ook de steden tenslotte waren. Wie achter de coulissen keek, wist wel tegen welken achtergrond zich dit alles afteekende. Tegen een achter grond van menschelijke ellende, die zoo goed verborgen werd gehouden, dat men het in Europa nog steeds niet wilde ge looven. Achter dit alles stonden de honger, de nood en de wanhoop van duizenden, die zelfs de kracht om te klagen niet meer konden opbrengen. Ach neen. wie deze toe standen ook maar gedeeltelijk doorzag, die liet zich niet verblinden door het fantasti sche karakter van dezen geforceerden op bouw. Een felle zon wierp haar stralen over de nog verlaten stad, toen Eschberg het hotel verliet. Hij overlegde een oogenblik, alvo rens verder te gaan. Waar kocht hij het noodzakelijkste voor een Lisaweta von Ber- nekamp? Had hij niet gisteren ln de om geving van het Derjincki plein een Ameri- kaansch of een Fransch modehuis gezien? Waarschijnlijk zou de zaak nog wel gesloten zijn. Wie haalde het nu in zijn hoofd 's morgens om acht uur al te gaan win kelen? Maar hij had nu eenmaal haast. Hij moest er niet aan denken, dat Lisaweta daar alleen opgesloten ln een kamer van het hotel, op hem wachtte. Tenslotte kon zij door een of anderen ongelukkigen sa menloop van omstandigheden toch nog ont dekt worden. Het beste was. dat hij direct maar een taxi nam. Misschien liep het hem mee en was de zaak toch al open. Juist wilde hij in een der weinige, op den hoek van de straat geparkeerde huurauto's stappen, toen hij achter zich iemand hoorde roepen. „Hallo meneer, neemt u mij niet kwalijk." Hij keerde zich om en keek in het sluwe gezicht van den man, die hem op de markt het heiligenbeeldje had verkocht. Hij hield zijn vuile muts deemoedig in zijn hand, maar ln zijn brutalen blik lag toch iets van zelfbewustheid en een verborgen dreiging. „Wat wil je? Maak dat Je weg komtl" Robert Eschberg voelde een zinneiooze woede in zich opstijgen. „Een oogenbiikje voor een armen man, meneer De smalle spleetoogen loerden hem van onder de borstelige wenkbrauwen aan. „Ik had alleen maar willen vragen: weet meneer mlssehi?D iets van mijn mees teres, Lisaweta? Zij is gisteravond wegge gaan en niet meer thuis gekomen." De man sprak krulperlg-onderdanig, maar een valsch lachje om zijn lippen be wees, dat hij meer wist. Robert zou hem het liefst een klap in zijn gezicht hebben ge geven. „Ik weet niet wat je wilt. Pascholl!" Snel stapte hij in de eerste de beste auto. Toen de wagen reed, keek hij onwillekeurig nog eens door het achterrultje. De man stond er nog, zijn verfrommelde muts ln de hand. Maar het infame lachje bleef Robert tijdens den geheelen rit bij. Het liep Robert Inderdaad mee. Het mo dehuis van „Belette" had de rolluiken reeds opgetrokken en de deux half geopend. In de étalages glinsterden de kostelijkste zijden stoffen, een dure bontjas van herme lijn lag naast een kort jasje van donker flu weel en in een hoek waren een paar bont gekleurde halskettingen uitgestald. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5