Zaferdag 2 September 1939
No. 27
LEIDSCH DAGBLAD
De avonturen van de „drie G-men"
10ste Jaargang
Sherlock en de kever raken deerlijk in het nauv/
Wonderbare redding
1RNI
Een jongens verhaal door M. E. L. Hektor.
IH.
Het programma werd verder afgewerkt.
De acrobaten verrichtten wonderen van
lenigheid aan het zwevende rek en aan de
ladders, de beide clowns voerden evenwichts
tanden uit, die met alle wetten der zwaarte
kracht schenen te spotten en de beer reed
op een speciaal voor hem geconstrueerde
liets met schoenen no. 63 aan zijn achter
poten, de arena rond tussen flessen en bran
dende fakkels door. Het publiek, dat waar
.oor zijn geld gekregen had. was een en al
tevredenheid en het stedelijke nieuwsblad
bracht de volgende morgen enthousiast
hulde aan directie en artisten. Vooral de
beide equilibristen en het schoonrijdstertje
werden hogelijk geroemd.
„Wat zijn dat voor wilde dieren, ekwibbril-
listen?" vroeg Sherlock, toen onze drie G-
men de volgende middag op weg naar het
circus waren, om te zien of ze nog ergens
een handje helpen konden.
..Ekwibbrillisten bestaan niet, evenmin als
spoken" beleerde hem de kever. „Je bedoelt
equilibristen, evenwichtskunstenaars".
De uitvoerige verklaring van dit verschrik
kelijke woord bracht vanzelf het gesprek op
de voorstelling van gisteravond en op de
artisten en voor ze het wisten, waren ze op
het Bleekveld.
„Zo, jongelui, bennen jullie er weer? Mee
aanpakken hè en vanavond een vrij-
kaartje?" informeerde de massieve dame
„Graag, signora!" verklaarde de Kever en
hij legde de klemtoon op het laatste woord.
„Er is op het oogenb'lik niet veel te doen,
want ze zijn juist aan het repeteren in het
circus, voor vanavond; maar je mag wel
binnen gaan kijken."
De jongens verdwenen achter het zeildoek
voor de ingang. Hé. dat zag er anders uit
dan 's avonds. De artisten waren in gewone
pakjes, de meesten in hemdsmouwen, zelts
de heerser van deze wereld van schijn en
klatergoud. Alleen het circusprinsesje
draagt haar nauwsluitend fluweelen lijfje
en het korte rokje en zo waar een paar bloe
men in het keurig opgemaakte haar.
Schroomvallig keek de Kever naar de el
fengedaante, en toen voelde hij aan zijn kin
en bovenlip, waar hij zich 's morgens flink
gejaapt had bij zijn eerste manoeuvre met
het scheermes van zijn vader.
Een paar mannen brachten een hoop
groene takken en papieren vlaggetjes bin
nen. die ze aan de voet van het verhoogde
orkestpodium neerlegden.
„Allons, jongens, dat is net een werkje
voor jullie!" moedigde signor Carlo onze
vrienden aan. Maken jullie de muzikanten-
bak eens mooi met die takken en vaandels.
Hier heb je touw."
De jongens togen vol ijver aan het werk
en ofschoon zij van tijd tot tijd even rustten
om naar de oefeningen der kunstenaars te
kijken, waren ze in betrekkelijk korte tijd
er mee gereed.
Padje bleef toen rustig op het podium zit
ten en vermaakte zich over den beer Max,
die juist op zijn fiets in de arena rondreed.
De Kever stond geleund tegen een van de
masten, die het tentdak droegen en keek
uit naar een gunstige gelegenheid om de
koningin van zijn hart te spreken te krij
gen, terwijl Sherlock, door zijn speurders-
instinct gedreven, in de gang naar de wa
genburcht verdwenen was, om daar een na
der onderzoek in te stellen en zijn vriend,
het dwergolifantje Jumbina, te begroeten.
Hij had er vijf minuten rondgesnuffeld en
stond juist aan het einde van de gang, voor
de kooi van den leeuw, toen hij achter hem
een zware voetstap en een opgewekt brom
men hoorde. Verschrikt keek hij om en gaf
een gil. Daar kwam Max, de beer, geheel al-
leeen. zoals hij dat na elke repetitie gewend
was, op een sukkeldrafje de gang binnen,
verheugd dat zijn taak voor vanmiddag vol
bracht was en dat hij in zijn kooi een kom
miesbrood vinden zou. De zolen van zijn
reuzenschoenen kletterden op de grond,
Daar klemde hij zich in doodsangst vast..
want hij gaf zijn bewakers geen gelegen
heid hem de kistjes uit te trekken, voordat
hij zijn maal genuttigd had.
Wanhopig keek Sherlock in het rond, om
een uitweg te vinden, maar hij zag rechts
en links houten wanden, achter zijn rug een
stevig gespannen tentzeil en voor zich het
ondier, dat vlug naderde. Maar daar, naast
de leeuwenkooi, stond het hok van den beer!
Er» de deur stond wijd open! Met een
sprong verdween onze held achter de tralies,
sloeg de déur dicht en schoof er van binnen
de grendel voor.
Zoiets was Max nog nooit overkomen! Van
het werk naar huis terugkeren, waar het
zuur verdiende brood wacht en dan de deur
gesloten vinden, en binnen in het heiligdom
een inbreker! Dat zou een lam tot razernij
brengen, laat staan een bruinen beer. Hec
vrolijke brommen werd een nijdig grommen.
Max richtte zich op zijn achterpoten op,
greep de tralies en schudde er aan, tever
geefs. In zijn verbolgenheid sloeg hij ook
tegen de tralies van de leeuwenkooi en
raakte toevallig de knop van de grendei,
met het gevolg, dat de deur openging toen
hij zijn poot terugtrok. Leo, de oude koning
der dieren, had eerst onverschillig naar het
drama gekeken, dat zich onder zijn ogen
afspeelde. Maar nu stond hij op. Het ope
nen der kooi was voor hem het teken dat
hij nu aan de beurt was om in de arena zijn
kunsten te vertonen. En terwijl de beer weer
aan zijne eigen kooi morrelde, waar Sher
lock zat. bibberend van angst en niet in
staat om hulp te roepen, sprong de leeuw
in de gang, schreed majestueus naar de
opening en verscheen geheel onverwacht in
de arena en wel precies naast de pilaar
waartegen de Kever leunde. Eensklaps voel
de de jongen een snuiven tegen zijn handen
en voordat hij zich omdraaien kon, ver
scheen het geweldige roofdier vlak voor hem
en keek hem belangstellend aan. De Kever
was een van de beste gymnasten van zijn
klas en vooral in het klauteren muntte hij
uit. Bij wedstrijden had hij menige prijs ge
wonnen door als eerste de top van de gladde
boom te bereiken. Maar nog nooit had hij
in zó korte tijd als nu een hoogte van 5
meter boven de grond bereikt. Daar klemde
hij zich in doodsangst vast en keek wanho
pig naar omlaag, waar Leo doodkalm was
gaan liggen, blijkbaar verbaasd over de top
prestatie van den klauterartist
(Slot volgt).
Een beroemd schrijver van griezelige de
tectiveverhalen, Ponson du Terail geheten,
ontmoette eens op een avond in een café
den beeldhouwer Millet, met wien hij be
vriend was.
„Hoor eens, Ponson," riep deze hem toe,
„zullen we samen een reisje naar Boulogne
maken".
„Natuurlijk, als jij betaalt. Heb je soms
een lot uit de loterij?"
„Dat niet. Maar luister eens. Mijn oom
leest vol spanning je nieuwste feuilleton. En
vanmorgen heb je de gravin in een hoogst
gevaarlijke situatie achtergelaten. Men heeft
haar in de val gelokt en nu wordt ze door
drie misdadigers aangevallen.
Moet ze sterven?"
„Ja, natuurlijk," antwoordde de schrijver,
„ze is al dood. Doorboord met vijf dolk
steken
„Er is dus geen hoop meer?"
„Absoluut niet!"
„Nu. dan is het uit met ons reisje. Mijn
oom heeft namelijk gewed, dat de dame
onder de handen der misdadigers sterft en
ik heb gewed, dat ze nog er heelhuids af
komt."
„Een hoog bedrag?"
„Vijfhonderd francs!"
„Nee maar!" riep Ponson du Terail opge
wonden, terwijl hij op zijn horloge keek
't is nu tien uurik heb nog juist tijd
om de gravin te redden. Ik spring in een rij
tuig en laat me naar de zetterij brengen.
Tot ziens morgen zitten we in Boulogne!"
In het feuilleton van de volgende morgen
gelukte het vier dokters de gravin, die door
vijf dolksteken was doorzeefd weer op de
been te helpen.