Zweedsche autoriteiten op Schiphol - Veiling te Beverwijk
Hand in hand
met Mariene
80ste Jaargarq LEIDSCH DAGBLAD Iwacde Blad
FEUILLETON
OP HET VLIEGVELD SCHIPHOL vertoefden op doorreis naar Stockholm, de
Zweedsche minister van verkeer, Strindhtnd, en de heer Flormann, directeur van de
Zweedsche Luchtvaart Mij, A.B.A. V.I.n.r, de heeren D. J. de Vries (K.LM.), Flor
mann, Strindlund, en zijn secretaris de heer Soderblom.
DUIZENDEN KILO'S PRINSESSEN- EN SNIJBOONEN
worden thans op de veilingen te Beverwijk verhandeld. Deze boonen gaan voor 't grootste deel naar de conserven fabrieken
DE ENGELSCHE VLOOT ROEPT HAAR RESERVISTEN OP. MATROZEN BESTIJGEN HUN
TREIN OP HET WATERLOO-STATION TE LONDEN OM ZICJI NAAR
HUN SCHEPEN TE BEGEVEN.
HET BEELD „SNELHEID EN VERKEER" bestemd voor het Amstel-station te Am- VOORZORGSMAATREGELEN TEGEN LUCHTAANVALLEN.
sterdam. De laatste hand wordt aan dit groote beeld, vervaardigd door den Haarlem- Dossiers on officieele stukken worden in Londen in vrachtauto's geladen voor overbrenging buiten de stad, in verband
schen beeldhouwer Theo van Reyn, gelegd. met eventueels luchtaanvallen.
door
HANS HIRTHAMMER.
51)
Lorenz zettte zijn jongen voorzichtig op
den grond, liep zwijgend op Mariene toe,
nam haar hoofd ln zijn beide handen en
kuste haar, Innerlijk diep ontroerd, de tra
nen uit de oogen.
Dan vonden zijn lippen haar mond en in
het schier bedwelmend geluk van dit weer
zien voelde hij hoe vertrouwd hein de aan
raking van dezen mond was, heur haar, het
kloppen van haar hart, haar trouwe oogen
waarin nog steeds de vreugdetranen glins
terden.
Haar hoofd rustte op zijn schouder, waar
het zich voor goed leek te willen nestelen.
„Je hebt me zoo lang laten wachten!"
tel ze en het klonk niet als een verwijt.
Haar als een liefkoozing.
.Mariene, dat je cr werkelijk bent! Ik kan
het steeds niet begrijpen!"
..Zoo lang hebben we elkaar niet ge-
Sen.
„In Heldiniihle! Weet je nog, hoe je me
voor het laatst toewuifde?"
„Niet meer aan denken. Ik heb zoo naar
le verlangd.
„En dat mevrouw Külcke mij vertelde, la
dat waar? Je werkt?"
„Het is heerlijk, lorenz Van nu af zal al
les heerlijk zijn. Jij bent immers weer bij
me."
Intusschen vond Hansje, dat hij nu lang
genoeg was verwaarloosd. Hij drong zich
tusschen zijn vader en moeder in en trok
ongeduldig aan Lorenz' jas. Lorenz tilde
hem op, de jongen sloeg zijn eenen arm om
den hals van zijn vader, den anderen om
dien van zijn moeder en zoo hernieuw
den zij in diep stilzwijgen hun heilig ver
bond.
Spoedig daarop kwam Degener. Mariene
liet hem binnen.
„Nog niets positiefs, mevrouwtje, maar ik
heb nu toch een spoor van hem gevonden.
Hij is namelijk dienzelfden middag ln een
boekwinkel
„Komt u toch eerst eens binnen!" lachte
Mariene, terwijl zij haar bezoeker de kamer
ln duwde.
„Degener!" riep Lorenz. „Beste, oude
vriend! Ben jij ook al hier?"
„Nou, wat dacht jij dan? Als ik je vrouw
niet steeds weer had weten gerust te stel
len man. je weet niet, wat je aan me te
danken hebt!" Daarop wierp hij Mariene
een veelbeteekenend knipoogje toe.
Lorenz drukte zijn ouden vriend zoo ste
vig de hand, dat deze er een pijnlijk gezicht
bij trok.
„Waai' heb jij dien tijd gezeten, schavuit?
Tk heb je gezocht als naar den bekenden
ïaald in den hooiberg'
Mariene dekte de tafel voor de avond
boterham. waarbij moeder Külcke met het
noodige moest bijspringen. Degener wilde
zich bescheiden terug trekken, maar dat
werd niet toegestaan.
Toen Hansje naar bed was gebracht, ging
Lorenz aan het verteilen Degener luisterde
zwijgend naar hetgeen het tweetal elkaar te
zeggen had. Hij hield van deze menschen,
die in zoo trouwe kameraadshap om hun
bestaan vochten, hij leed met hen en voelde
zich gelukkig bij him geluk.
Toen hij eindelijk afscheid nam, legde
zijn stralend gezicht getuigenis af van zijn
erkentelijkheid voor het vertrouwen, dat
hem in zoo ruime mate was geschonken.
Lorenz en Mariene waren alleen.
Twee menschen in deze groote. wild
vreemde stad. Ingesloten in een klein ka
mertje, omgeven door het bruisende leven
van de metropool, door loeiende claxons,
gierende trams, door het gekrljsch van on
telbare luidsprekers, het gedreun van
vrachtauto's, het gebral van beschonkenen
en het lawaai van dichtslaande deuren ln
een door vele gezinnen bewoond huis.
Heel die hartverscheurende, uit schrille
dissonanten gevormde symphonie van het
kolkende leven i.i de wereldstad beukte te
gen de muren van hun schamel verblijf.
Maar zij zagen slechts elkaar en hoorden
niets van dit alles.
Hun plan voor de naaste toekomst be
stond voorloopig hierin, dat zij beiden door
hard werken zouden trachten het noodige
opzij te leggen om Lorenz in de gelegenheid
te stellen te zijner tijd uit eigen middelen
een praktijk te vestigen. Het was geen pret
tig leven. Het kleine kamertje, de geringe
verdienste, die hun streven tot een utopie
maakte neen, het was niet gemakkelijk.
Hansje begon te sukkelen. Het ontbrak
hem aan zon, aan frissche lucht en aan be
weging. Er kwam een tijd, waarin Lorenz
geen emplooi meer vond, zoodat zij zich
nauwelijks van het allernoodigste konden
voorzien. Weliswaar kreeg hij een geringe
werkloozenuitkeering, maar er kwam zoo
veel kijken Het linnengoed vertoonde be
denkelijke slijtages, de jongen moest ten
minste krachtig voedsel hebben en ten
slotte konden zij er ook niet onder uit af en
toe een paar mark naar huis te sturen, want
de belde meisjes waren daar ook nog steeds
Lorenz keek eiken dag opnieuw naar een
betrekking uit, liep alle krantenbureaux af
om de advertenties te bestudeeren en
schreef zijn vingers blauw aan sollicitatie
brieven. Af en toe ontving h\j een uitnoodi-
glng om zich persoonlijk te komen voor
stellen en dat bracht dan telkens weer een
moment van herlevende hoop. O, als het nu
toch eindelijk eens mocht gelukken!
En dan volgde ook steeds weer de teleur
stelling. Geen getuigschriften? Nooit eerder
in betrekking geweest? Tja, als dat zoo
was men betreurde het ten zeerste. Er
waren ook beleefde menschen, die van „ern
stig in beraad nemen" of „bij gelegenheid
er graag op terugkomen" gewaagden, maar
daar bleef het dan ook bij.
Op zekeren dag werd hem verzocht zich
te vervoegen bij de afdeeling Personeel van
een groote pharmaceutische fabriek. Lorenz
schoor zich zorgvuldig. Mariene streek voor
de honderste maal zijn eenige pak (van
Stomp» op. waschte zijn eenige behoorlijke
overhemd (van Stompt en drukte met tra
nen in haar oogen zijn hand.
„Moed en succes, Lorenz! Eens moet het
toch wat worden!"
Een half uur later zat Lorenz tegenover
een zeer correcten, reeds wat ouderen heer.
die zwijgend luisterde naar hetgeen hem
daar van een. naar het scheen, niet bepaald
vreugdevol leven werd verteld.
„Hm", zei de meneer tenslotte, „wij zul
len zien. Ik zou u werkelijk graag ergens
onderbrengen, meneer Burmester. maar
bepaalde toezeggingen kan ik u helaas nog
niet doen. In ieder geval heb ik uw naam
genoteerd. U krijgt nog schriftelijk bericht."
En dat was nu weer hun nieuwe hoop,
daarvan leefden ze, daaruit putten zij tel
kens weer nieuwe kracht. Hoe dringend zij
dezen stroohalm noodig hadden, bleek, toen
ook Mariene voor eenige weken op non ac
tief werd gesteld. Dr. Welkenlaub was naar
Hamburg vertrokken om aan een weten
schappelijk congres deel te nemen en in
aansluiting daarop wilde hij eenige weken
aan zee doorbrengen.
In dezen tijd. waarin Lorenz en Mariene
dagelijks van den ochtend tot den avond bij
elkaar hokten, beiden even gedeprimeerd en
ln zichzelf gekeerd door een toekomst, die
hopeloos scheen, kwam het meermalen door
een of andere onbeteekende oorzaak tot
conflicten. Zij hielden niet minder van el
kaar dan vroeger, maar de voortdurende
zorg had hun weerstand ondermijnd en de
troostelooze sfeer van het sombere kamer
tje, waarop zij waren aangewezen, droeg
mede bij tot die geïrriteerde stemming,
waaraan de mensch zich in buien van
neerslachtigheid nu eenmaal niet kan ont
trekken. Op een ochtend had Mariene ge
klaagd. dat zij met het geld niet kon rond
komen. Zij wilde hem daar natuurlijk geen
verwijt van maken, om 's hemels wil, neen,
daar bestond niet de minste reden voor
hij sloofde zich genoeg uit om aan het werk
te komen.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).