Vrijdag 25 Augustus f939
No. 26
LEIDSCH DAGBLAD
De avonturen van de „drie G-men"
Sherlock en de olifant
Een joogensverha&l door M. E. L. Hektor.
n.
Ze waren nu op het Bleekveld, een gras-
ilakte even buiten de stad, aangekomen,
aar stonden drie grote, mooi geschilderde
oonwagens, een lege kooi (de woon-
>)aats van den beert, een andere kooi.
aarin een oude leeuw met defecte manen
ag te slapen, en een met zeildoek gedekt
ifdak, waar de paarden, de aeebra's en de
melen ondergebracht waren. Vier potige
nannen waren bezig, een reusachtige tent
te zetten. De zijwanden hadden ze al
ïetjes gespannen, maar het dak was on-
andelbaar.
De deelnemers aan de optocht, mensen
dieren, hadden zich in hun verblijven,
oonwagens. stallen en kooien teruggetrok-
en Alleen de dikke dame, blijkbaar de
pullebazin, was nog op het terrein en
keek misnoegd naar het werk der vier
;entbouwers
„Wat bennen jullie toch prutsers!"
iep zij met een hoog, krijsend stemgeluid.
,Kunnen jullie nog niet eens een lap zeil-
ioek over de palen gooien en vastbinden?"
„Het te me een vrachie, madam, tien
aal zo zwaar als Uwes persoon!" ver
haarde een der mannen. „We hebben nog
>n paar hullepies nodig om de touwen
fast te binden, terwijl wij de lap optillen.
„Allons, wie helpt 'n handje?" riep
nadame. „Een vrijkaartje voor de galavoor
stelling!"
In een oogwenk stond de G-men-club
ltallig voor haar. Ook een paar kleinere
iongens boden zich aan, maar de gewich-
lige dame koos onze vrienden uit. omdat
ie haar het stevigst leken. En het drie
manschap pakte aan, dat het een lust was.
liet alleen bij het bevestigen van het dak.
maar ook verder, bij het opstellen der
banken voor de toeschouwers en bij het in-
ichten en met zand bestrooien van de
manege. Vooral Padje was een bruikbare
ulp en hij trok en sleepte, dat hem het
eet in straaltjes langs neus en wangen
iep.
Toen het werk gedaan was. klopte de
.Frau Director" Padje teder op zijn klets -
atte wangen en tracteerde de drie jon-
lens op een glas limonade en een paar
iigaretten.
Komen jullie vanavond maar terug. Om
uur begint de galavoorstelling, dan mo
len jullie vrij binnen komen. En doe de
oeten aan je papa's en mama's en vertel
hun. hoe prachtig het hier is."
s Avonds straalde de grote tent op het
Bleekveld in het schijnsel van een honderd-
electrische lampen. Het „Cirkus Maffe-
rini" had zijn eigen electrische installatie
was dus onafhankelijk van het Provin
ciale net, dat de stroom voor de stad leverde.
Voor de helder verlichte ingang, die door
een gordijn afgesloten was, stond de direc
teur. signor Carlo Mafferini (hij heette in
het burgerlijk leven Karei Maffert en ver
stond geen woord Italiaans) in zijn rode
ok. wit leren pantalon en hoge hoed en
aast hem het jonge schoonrijdstertje, zijn
dochter, die telkens kushandjes naar de
menigte voor de ingang wierp, wanneer haar
vader met sierlijke zwaai van zijn hoofd
deksel de burgerschaar groette. In de kassa
voor de ingang troonde in al haar massieve
glorie signora Arabella, zijn ega, die het
druk had met de verkoop van kaartjes.
Voor deze bezigheid bezat zij een ware
hartstocht; nimmer zou zij het innen der
gelden aan iemand anders overlaten, aller
minst aan haar man. Signor Carlo lachte
haar soms van zijn verheven standpunt
minzaam toe, want hij was tevreden, om
dat de kijkgrage menigte zich voor de kassa
verdrong.
Aan de achterkant, waar de woonwagens,
de stal en de kooien als de wagenburcht der
trekboeren in een vierkant opgesteld waren,
was het betrekkelijk donker, alleen een stal
lantaarn verspreidde een weinig lich in de
schemering van de avond. Hier was het
eenzaam, alleen een paar haveloze bengels
kropen over het gras en probeerden onder
de tentwand door te kruipen of tenminste
naar binnen te gluren, maar zij werden
door het oog der wet, gepersonifieerd door
een veldwachter, in hun misdadige pogingen
belemmerd.
Intussen liep het binnen vol. Vooral de
goedkope plaatsen waren goed bezet, maar
ook de „loges" rondom de arena vulden zich
met de „élite" der burgerij. Hier hadden ook
de drie-G-men, Gerrit's zus Els en hun
ouders plaats genomen. Het uit negen toon
kunstenaars bestaande fanfarecorps van de
burgerwacht speelde de „Intochtsmars uit
Tannhauser. toen de gehele stoet van twee-
en vierbenlge artisten uitgezonderd de
leeuw hun plechtige omgang hielden, om
zich aan de kritische blikken van de toe
schouwers in al hun pracht en glans te
vertonen.
En toen begon de voorstelling. Het was
werkelijk veel goeds, wat de artisten te zien
gaven. Signor Carlo reed op zijn mooi zwart
paard de z.g. hoge school. Op de maat van
een gavotte danste het edele dier zoo sier
lijk en zijn benen tripov -ims zo vlug,
dat de geleerde Guus meende:
..Het lijkt wel ol da poten heeft,
net als Sleipnir, de hengst van Wodan"
Het meest werd zijn gevoelig hart echter
getroffen door de verschijning van signo-
rita Amanda, het schoonrijdstertje. Het was
een verrukkelijk gezicht, hoe zij daar op het
brede zadel van het galopperende paard
stond, door hoepels sprong en en kushandjes
wierp en toen zij hem in het voorbijrijden
eens toevallig recht in het gezicht keel:,
voelde hij zijn hart kloppen en hij nam het
besluit, zich voortaan minstens een keer
per week te scheren, ofschoon op zijn lippen
en wangen nog geen haartje groeide!
De beide clowns toonden, dat zij niet al
leen meer of minder geestige grappen ma
ken, maar ook verrassende goocheltoeren
uitvoeren konden. Een komische scène werd
afgespeeld toen August, de lange, magere
clown, den dwergolifant binnen leidde. Na
dat het verstandige dier verschilende kunst
jes vertoond had, verklaarde August, dat zijn
pleegkind meer verstand bezat dan menige
detective. Een klontje suiker of een koekje
wist wij onfeilbaar te vinden, ook als hij niet
gezien had waar men het verstopte. Toen
hij het olifantje geblinddoekt had. deelde hij
een paar klontjes suiker aan enige bezoekers
in de voorste rij uit met verzoek ze ergens
in de arena te verstoppen. Ook Sherlock had
een klontje weten te bemachtigen en hij
dacht den geslurfden speurder te slim af te
zijn, als hij op de lekkernij ging zitten. Zo
dra hem de blinddoek afgenomen was. ging
de olifant op een sukkeldrafje de arena rond
en had werkelijk in een handomdraai de
klontjes voor de dag gehaald en verslonden:
alleen dat waarop de jongen trots als Caesar
zat, was nog over. Zoekend liep de olifant
langs de voorste rij. Eensklaps kwam hij
recht op Sherlock af, stak zijn slurf onder
het zitvlak van onzen held en wipte hem
over de balustrade in de arena. Toen hief
hij het klontje hoog in de lucht, als wilde
hij het aan het geachte publiek tonen, wiern
het op, ving het met zijn bek en weg was het.
Sherlock, die op handen en voeten in het
zand terecht gekomen was. krabbelde op.
lachte als een boer die kiespijn heeft en
keerde onder hot, luidruchtig hoera geroep
van de geestdriftige menigte naar ziin zit
plaats terug. (Wordt vervolgd).
August, de magere clown, leidde een dwergolifant binnen