Een gelukkig mens
Inbreker of loodgieter
Fietsen leren
a
De oude Mohammed had het bij het
rechte eind.
De boerenzoon Paul Husaóic, afkomstig
iiit een klein dorpje in Bosnië, had het vèr
gebracht in de wereld. Hij was al met zijn
twintigste jaar in de handel gegaan en was
nu een van de ijverigste leden van een ver
eniging van bioscoopondernemers in de
grote s^n.d Konstantinopel. Bioscopen bou
wen, dat is een goed zaakje in deze tijd,
nu ae 5*-jte steden hoe langer hoe grocer
en drukker worden en zelfs de eenvoudigste
mensen behoefte hebben aan ontspanning
en laws?!! ""•aul Husadic had dit wel begre
pen, daarom was hij ook ïn het bioscoop-
bedriji i,~gaan.
Vandaag had hij een moeilijk karweitje
op te knappen. De bouwcommissie van het
nieuwe City-theater had hem, omdat hij
zo'n buitengewoon handig man was, afge
vaardigd om een stukje grond te kopen,
waarop het theater, dat alle gebouwen op
dit gebied in de schaduw moest stellen, zou
worden gebouwd.
Een moeilijk karweitje, ja, dat was het!
Want op die stukje grond, gelegen tussen
een groot, modern hotel geheel van glas en
metaal en een nieuw postkantoor van wit
marmer, stond in de drukste straat van
de stad een klein, heel oud en verwaar
loosd huisje, dat toebehoorde aan den Bos-
nischen boer Mohammed Kambers.
Paul Husadic bleef tegenover het stuk
grond staan: het was een uitgezocht plekje,
juist geschikt voor de gr.te bioscoop. In zijn
verbeelding zag hij al de gevel van het nieu
we huis. waarop in rode, gele en blauwe
letters de lichtreclame schitterde
Maar nu zag dit plekje er erg vreemd
uit zo midden in de grote stad: het scheef
gezakte, bouwvallige huisje met de tuin er
omheen, die meer op een oerwoud leek, zó
was hij met onkruid overwoekerd, en het
wrakke hekje ervoor.
Paul stak de straat over, deed het knar
sende tuinhekje open en trad binnen. In
het huis was het doodstil. Het was een Bos-
nisch boerenhuis met hoge vensters en een
spits toelopend dak. Paul zocht tevergeefs
naar een bel. De deur was gesloten. Hij ram
melde er aan, riep luid. maar alles zonder
resultaat. Toen liep hij om het huis heen
om eens te kijken, of hij er misschien aan
de achterkant in kon komen. Hier vond hij
weer een laag hek, waar hij eenvoudig over
heen stapte.
Opeens bleef hij ontroerd staan, onder
een vooruitspringend dak, dat hem tegen de
felle zonnestralen beschutte, zat een grijs
aard met een lange, sneeuwwitte baard op
een prachtig bont tapijt. Hij hield een lang-
stelige pijp in de hand en naast hem stond
een klein houtskool fornuisje, waarop de
dsjeova, het koperen waterketeltje, pruttel
de. Een klein meisje lag ervoor geknield en
blies 1*"» '~'ra hont.'slrnnl
Zó had zijn grootvader voor de deur gezeten
Opeens trof de herinnering Paul Husadic's
hart: precies zo had het er in zijn klein
Bosnisch dorpje uitgezien. Zo had zijn
grootvader voor de deur jezeten en hij als
jongen van acht jaar, het vuurtje aange
blazen
Maar hij wist zich direct weer te beheer
sen. Met een vriendelijk maar krachtig
„Saaiaam" begroette hij den ouden man. De
grijsaard keek op en wenkte den jongen
man met een waardig gebaar, nader te ko
men Paul ging op het tapijt zitten en da
delijk werd hem een kop zwarte, geurige
koffie gereikt. Bosnische gewoonte
De oude man luisterde rustig naar alles,
wat Paul te zeggen had. In de verlokkelijk-
ste kleuren schilderde deze het aanbod van
de bouwcommissie: veel geld, eer en aan
zien, vrijheid, reizen. Bovendien: het stads
beeld zou er veel mooier door worden als op
de plaats van dit aardige maar toch erg
oude huisje een modern gebouw zou verrij
zen. Hij kon, als hij wilde, de grond con
tant verkopen voor 600.000 dinaren. Maar
als hij liever een aandeel in de bioscoop wou
nemen, dan kon dat ook. In ieder geval:
een rijk leven stond voor de deur.
Na een poosje zei Mohammed kalm: „Ik
verkoop het niet. Niet voor 600.000 dinaren
en niet voor een millioen dinaren. Zeg maar
aan die mensen, dat ze ergens anders hun
bioscoop moeten bouwen."
Paul hier afwerend de handen op:
„Maar mijn beste mijnheer Kambers,
denkt u toch eens aan al de voordelen, die
hierdoor uw deel zullen worden! U kunt op
reis gaan
„Ik wil niet reizen".
„Nu ja, maar een paar mooie costuums
zult u toch wel graag willen kopen".
„Ik houd niet van opschik, mijn zoon".
„U hebt misschien gelijk, Vader", zei Paul,
onwillekeurig de titel gebruikend waarmee
men in Bosnië gewend is oude. waardige
mannen aan te spreken. „Maar geld is
macht
„Wie-naar macht streeft, wordt door een
nog machtiger mens vernietigd. Allah
heeft de '^escheidenenen lief".
„Ja. Maar u zoudt een uitstekenden kok
kunnen aanschaffen. Iedere dag lams
vlees
„Wat ik nodig heb, kan ik kopen. Brood,
wijn en koffie. Wat moet ik nog meer ver
langen?"
Paul Husadic zweeg. Hij kon niets meer
bedenken. Opeens was hij al zijn overmoe
dige bedrijvigheid en zakelijkheid kwijt. Hij
voelde zich als een kleine jongen, die thuis
in het dorpje bij grootvader voor het huis
mag zitten. Hij dronk een tweede kop koffie
en was graag nog wat gebleven.
„Als ik dood ben", ging Mohammed voort,
„zal alles gaan zoals de heren willen. Maar
nu moet alles zo blijven als het is. Ik ben
hier gelukkig".
Op de terugweg was Paul bijna overreden,
zó diep liep hij te peinzen. Hij dacht „de
oude baas heeft gelijk. In het eenvoudige
leven op het land, daar ligt het geluk. Wij
jonge stadsmensen met ons rennen en dra
ven en al onze knapheid worden nooit ge
lukkig!"
En sinds die dag spaarde Paul net zo lang,
tot hij een mooi, oud boerenhuis in Bosnië
kon koopen. Hij trouwde en werd net zo ge
lukkig als de oude, wijze Mohammed Kam
bers, die zelfs voor een millioen dinaren zijn
rustig plekje niet wou opgeven!
Een grappig avontuur van mijn oom
Joris Goedbloed.
Ik heb je geloof ik al eens eerder verteld,
dat mijn oom Joris Goedbloed de kalmte in
persoon is. Hij windt zich nu letterlijk ner
gens over op!
Toen we het laatst eens hadden over in
brekers en hun streken, zei mij oompje:
„Gunst, is het anders niet! Ik betrapte laatst
nog een inbreker bij mij thuis".
„Hè, toe oom, vertelt u eens!" riepen we.
„Goed! Laatst op een middag kwam ik
onverwachts eerder van mijn wintersport-
reisje terug, dan ik gedacht had. En kijk,
toen ik de trap opkwam, hoorde ik een ver
dacht geluid. Ik deed de deur van mijn
werkkamer open en zag een man met twee
leege zakken in zijn hand, in een hoek
staan. Juist wilde hij mijn brandkast aan
een nauwkeurig onderzoek onderwerpen,
toen hij me hoorde binnenkomen. Hij schrok
en bleef me als versteend staan aangapen.
Ik deed echter heel vriendelijk.
„Gelukkig, dat u er eindelijk bent!"
riep ik.
„Hoe dat zo, meneer?"
„Nou ik heb al ik weet niet hoe lang op
u gewacht
„Op mij?"
„Ja. U bent toch immers de loodgieter?"
De man keek eerst wantrouwend en toen
heel vriendelijk.
„Zeker, zeker, ik ben de loodgieter", zei
hij snel.
„Het was hoog tijd, dat u kwam".
„Ik kon niet eerder", loog de inbreker.
„Weet u wat u doen moet?" vroeg ik.
„Niet precies. Als mijnheer zoo vriendelijk
wil zijn, het mij te wijzen
„Goed," zei ik en ik ging hem voor naar
de badkamer. „Ten eerste de douche", zei ik.
„Als je de warme kraan openzet komt er
koud, als je de koude kraan openzet, komt
er niets en als je allebei openzet, komt er
heet water. Zó kan geen mensch baden"
„Is dat alles?"
Ik schudde het hoofd. „Verder is de pijn
verstopt, de douche spuit dwars door de
badkamer en de kuip staat ongelijk. Kunt
u het herstellen?".
„O ja, gemakkkelijk genoeg".
„Goed, begint u dan maar!"
De man zuchtte en haalde zijn gereed
schap voor den dag. Hij dacht zeker „liever
een paar uur werken dan een paar jaar
brommen".
Na drie uren was het karwei klaar. De
kuip stond gelijk, de douche was in orde en
het water liep behoorlijk weg. Ook de kra
nen werkten normaal.
„Mooi", zei ik. „Kom nu maar mee naar
de W.C.".
„Hè", zei de inbreker.
„Ja, ik heb nog een karweitje. De trekker
functionneert niet goed".
„Maar mijnheer, kan ik nu niet eerst
naar huis gaan en morgen terugkomen?"
„Nee", zei ik, „eerst dit karweitje!"
En zuchtend ging de inbreker aan het
werk.
Na twee uren was ook dit karweitje klaar.
Het was acht uur geworden.
„Goedenavond", zei de inbreker.
„Klaar?"
„Ja, mijnheer. Ik moet nu direct naar
huis. Mijn vrouw wacht met het eten".
„Niets ervan", zei ik. „Eerst gaat u in de
keuken de waterleiding nog repareren!"
„Morgenochtend direct!"
„Nee. nu. Bent u loodgieter of niet?"
„Ja, maar.
„Niets te maren! Aan de slag!"
„Wat mankeert er aan?" zei de man.
„Als je de kraan opendraait komt er geen
water. En als je de kraan dichtdraait, spuit
het je in het gezicht. En dan moet je tel
kens weer naar de kelder hollen om de
hoofdkraan dicht te draaien".
Zuchtend en steunend kroop de inbreker
in het kastje onder de gootsteen. En ik
maakte van die kostelijke gelegenheid ge
bruik om de politie op te bellen. Na een
uurtje was de waterleiding ook gemaakt.
„Klaar", vroeg ik.
„Ja, klaar".
„Handen omhoog!"
„Wat.wat?" stotterde de inbreker.
„Handen omhoog!"
Ik trad op hem toe met mijn geladen
pistool. De inbreker hief zijn handen op.
„Wat betekent dat", stamelde hij.
„Wie bent u?"
„De. de loodgieter!"
„Niets ervan. U bent een inbreker en ik
hoor juist de politie aankomen".
„Maar mijnheer...."
„Nou, wat wou u vragen?"
„Waarom waarom hebt u me dan al
die karweitjes laten doen?"
„Wel", zei ik, „ik vond het een pracht
gelegenheid om die dingetjes eens te laten
opknappen! En dan nog wel gratis!"
„Toen de politie-agenten den man weg
brachten. brulde hij nog van woede over de
poets, die ik hem gebakken had", besloot
oom Joris.
,,'k Rij al haast op Zus haar tiets!
Zeg, mag 'k nog een keertje?"
„Goed", zegt Zus, „stap op maar, Trees,
Opgelet, ik leer 't je!
„Trappen, trappen, trappen dan!
ik Hou je vast, stuur jij maar!"
„Kijk eens Zus, wat gaat dat fijn!
'k Rij alleen, laat los daar!"
Treesje trapt en trapt maar hoor!
Stijf in beide handen
Klemt ze't stuur. O wee, 'k rij door!
Waar zal ik belanden?
„Zus, o Zusje, help me toch!
Straks rij ik in 't grachtje!"
Zus grijpt 't stuur en lacht haar uit:
„Jij kon fietsen, dacht je?"
MARIE MICHON.