Hand in hand met Mariene LEIDSCH DAGBLAD [«/actie Bied gösie FEUILLETON IN DE HOOFDSTAD HAD DE OVERDRACHT PLAATS van een aantal brandspuiten voor de luchtbescherming van het rijk aan de gemeente. De nieuwe apparaten. TE DELFZIJL WORDT FEEST GEVIERD TER HERDENKING VAN DE 125-JARIGE ONAF HANKELIJKHEIDTer gelegenheid hiervan brengt ten smaldeel een bezoek aan de haven van dit Gronlngsche stadje. De oorlogsschepen varen de haven binnen. HET HUWELIJK VAN DEN DAG. IN HET BEATRIX-PARK TE AMSTERDAM zijn gisteren de kanonnen In stelling gebracht, welke het nieuws van de geboorte van een prinsje of prinsesje door 101 of 51 schoten aan de hoofdstad zullen verkondigen. DE RESIDENTIE STEEKT ZICH IN FEESTTOOI in afwachting van de blijde gebeurtenis in het Prinselijk Gezin. Op het Malieveld worden tal van „oranje-boomen" opgericht. INTERSTEDELIJKE ZEILWEDSTRIJDEN, tusschen de jachtclubs van Batavia, Semarang en Soerabaja. De jachten buiten Priok in vollen strijd. TE MAASTRICHT werd het 100-jarig bestaan herdacht van de Limburgsche divisie der Koninklijke Marechaussee. Op het plein voor de kazerne leest de districtscommandant, kap. van Walt Meijer, de dagorder voor. door HANS HIRTHAMMER. 32) En in die dagen kwam Joachim. Joachim nuttmer, die heel lang geleden, Marlene's eerste liefde was geweest, maar nu zelf reeds aan het hoofd stond van een gezin, eet, behalve de gelukkige ouders, uit vier stevige jongens bestond. Marlene's vertolijf in haar geboortestad was Joachim ter oore gekomen en hij had aich het genoegen niet laten ontnemen baar na zooveel jaren nog eens op te zoe ten. Er was een tegenbezoek gevolgd In ten huize Büttner, waar Mariene door Jo- aohims's vrouw allerhartelijkst was ont vangen en in de veetrouwde sfeer van dit muieu had zij haar hart voor den ouden schoolmakker, die haar de zorgen reeds van het gelaat had gelezen, uitgestort. «J had hem verteld van hun wanhopigen s[h)d om een emplooi, dat voldoende be staanszekerheid bood, den strijd van een Wngen, onvermogenden medicus, die na ™n conflict met den directeur van een der hekenhuizen in München, voor wlen hij, "vertuigd van zijn goed recht, weigerde het ™°'d te buigen, gedwongen werd ontslag te vragen en wien daarop niets anders overbleef dan zich ergens te vestigen in de hoop aldus het hoofd boven water te kun nen houden, ZIJ schetste hem in sobere trekken den daarop volgenden lijdensweg die hen van de stad naar het dorp en van het eene dorp naar het andere had gedre ven, wachtend op patiënten, die niet kwa men, tot dan eindelijk de groote kans ge komen scheen te zijn in het aanbod van dr. Gerold, die Lorenz, den nimmer versa gende, naar Berlijn riep. Maar ook deze kans was tenslotte weer een niet gebleken. Slechts nieuwe, diep ontmoedigende te leurstellingen waren Lorenz in de hoofdstad beschoren geweest, wederom was allen ge rechtvaardigden verwachtingen de bo dem ingeslagen. „Wat hij er nu eigenlijk uitvoert, weet ik niet", besloot ze haar verhaal, dat op den Jongeman tegenover haar diepen indruk maakte. „Hij schrijft me dat hij werk heeft en dat hij het wel zal klaar spelen. HIJ schijnt zich in Berlijn te hebben vastgebeten. Maar Aehim, jou kan ik het- wel vertellen, ik maak me zoo vreeselijk ongerust over hem". „Ongerust? Waarom?" „Dat het misloopt met hem! Hij verbergt, de waarheid voor me, ik voel het. Hij wil mij ontzien en intusschen richt hij zich zelf misschien ten gronde om ons allen een bestaan te verzekeren". „Ga naar hem toe, Mariene!" „Ja, dat zou ik dolgraag willen. Ik be hoor immers bij hem, misschien zou ik hein kunnen helpen. Maar „Hoor eens, Mariene, jij gaat zoo .spoedig mogelijk naar Berlijn. Ik zal je het geld geven, dat je noodig hebt voor de reis en voor een behoorlijke kamer, zoodat je al thans voorloopig kunt rond komen, Geen protesten, Mariene; ik zou me zeer gekrenkt voelen, als Je het niet wilde aan nemen". ,Ach neen, dat is het immers niet, Achim. Ik wil je eerlijk bekennen, dat ik er zelf al een heele poos over heb gedacht, of ik niet bij Jou om hulp zou kunnen aankloppen. Maar welke voorwaarden stel je voor de terugbetaling?" „Daar praten we voorloopig maar niet over. Aandeel in de winst lijkt me voordee- ligerIk kom het later wel eens terughalen door mijn vrouw en de kinderen een paar weken bij jullie te laten logeeren". „Dus ondanks alles, wat ik je verteld heb, geloof je in onze uiteindelijke over winning?" „Stellig, Mariene! Wie zoo taal weet vol houden, als jullie beiden, die moeten het noodlot tenslotte naar hun hand weten te zetten. Ik verwed mijn hoofd op jelui succes." „Je hebt wel heel veel vertouwen ln ons, Joachim!" „Niet ten onrechte, geloof me! Maar nu moet je eens luisteren. Ik heb destijds nog een paar semesters ln Berlijn gestu deerd en ik zal vandaag nog aan mijn vroegere hospita schrijven, een goeie, ouwe ziel, die je met open armen zal ont vangen. Maar je circus moet je voor loopig hier laten. Het zou dwaasheid zijn de kinderen mee te nemen". Marlene's gezicht verried een en al te leurstelling. „Zonder de kinderen?" „Maar bedenk toch eens, welk een last Ie daarmee op je schouders zoudt nemen! Het komt er nu juist op aan, dat Je je handen een poosje vrij hebt. Voorloopig zullen jullie op een gemeubileerde kamer moeten wonen. Op zichzelf is dat immers al een kwelling voor dat grut; hier hebben ze den tuin, de straat, ze kunnen desnoods den heelen dag in de frissche buiten lucht rond springen! Zou jij het over je hart kunnen verkrijgen hun dat te ont nemen, hen daar in die verstikkende stad in een kamertje op te sluiten of ze op een van alle licht en lucht verstoken binnen plaats tusschen vuilnisemmers te laten wegkwijnen? Nee, als jullie later een aar dige woning ergens buiten de stad kunnen huren, dan is het wat anders," „Den jongen moet ik tenminste bij mij hebben, anders kan ik het niet, dan ont breekt mij de kracht. O, ik zal eiken dag wel met hem gaan wandelen, ik zal er wel op letten, dat hij niet weg kwijnt. En wat zal Lorenz niet blij zijn. De jongen zal hem tot het uiterste aansporen! Ach, jij weet immers niet, hoe vaak de kinderen mij al van de wanhoop en de vertwijfeling heb ben gered". „Ikkan het me voorstellen". Zoo kwam het, dat Mariene eenige da gen later van haar geboorteplaats afscheid nam en haar reis in een onzekere toekomst aanvaardde. En dat tien uren later moeder Külcke in de gelegenheid werd gesteld een ernstig gedeprimeerde, hulpelooze vrouw aan haar meevoelend hart te drukken. Voor Hansje was de rit met de autobus als een sprookje. Hij had .onmiddelllijk vriendschap gesloten met moeder Külcke, zat nu op haar omvangrijken schoot, drukte zijn neus tegen het glas en keek zich de oogen uit. Die vele hulzen, die alle zoo hoog waren als de kerktoren in het dorp, die vele menschen, die vele auto's en trams, die roode en groene lichtjes van de verkeerssignalen, ach, zijn hartje bonsde van opwinding en zijn handje omklemde krampachtig moeder Külcke's veiligen duim. Ook op Mariene, zoo moe als zij was, maakte de aanblik van deze nieuwe wereld zichtbaar indruk. Weliswaar kende ze het groote stadsleven van München, maar hoe rustig en behaaglijk was daar alles, hoe bedaard en met welk een opgewekte ge latenheid wikkelde zich daar het straat leven af. In deze stad Berlijn echter scheen een booze geest rond te waren en alle men schen met een zweep voor zich uit te drij ven. Zij renden over de straat, sprongen op rijdende trams, stelden hun leven in de waagschaal door dwars tusschen rijen auto's en voertuigen heen te flitsen en bo gen in zoo'n vervaarlijk tempo een hoek om, dat het een wonder mocht heeten. dat zij niet met hun hoofden tegen elkaar bonsden. De auto's raasden voorbij, de lo- kaaltreinen denderden ratelend over de viaducten, de krantenverkoopers schreeuw den er heerschten een opwinding en een lawaai, dat hooren en zien je verging. „Wat is dat toch?" vroeg ze schuchter. „Is er vandaag wat bijzonders aan de hand of gaat dat hier altijd zoo?" „Dat is het Berlijnsche tempo!" ver klaarde moeder Külcke trotsch. „Zooiets hebt u zeker nog nooit gezien?" „Het lijkt wel, of de heele stad stapelgek is geworden. Een zonderling volk. die Ber- lijners! Waarom hebben zij toch zoo'n haast?" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5