Prins Bernhard onthult 4000sten A.N.W.B.-wegwijzer te Bilthoven Hand in hand met Mariene 80Me Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Twe&de Blad UTRECHT 9 h0Ll RAD,NG ZEIST 9? MAARTENSDIJK 3i FEUILLETON DE ÖltT 5 IN ZIJN FUNCTIE VAN EERE-VO ORZITTER VAN DEN A.N.W.B. heeft Z.K.H. Prins Bernhard gisteren te Bilthoven den 4000sten Bonds- wegwijzer aan den Provincialen betonweg van Soestdijk naar Utrecht onthuld. VAN HIER UIT GAAT 'T BLIJDE NIEUWS DE WERELD IN. In hotel Trier tegen over het Paleis te Soestdijk is een telefoon post ingericht met enkele cellen. ,rr- i BIJ HET MONUMENT VOOR H.M. DE KONINGIN-MOEDER TE SOEST is tijdelijk een carillon geplaatst, dat bij de blijde gebeurtenis bespeeld zal worden. De beiaardier van het Konink lijk Paleis te Amsterdam, de heer J. Vincent beproeft hc-t. DE AFGETREDEN MINISTERS VAN HET VIERDE KABI NET COLIJN zijn gisteren door H.M. de Koningin ont vangen. De oud-ministers Goseling en Weiter verlaten het paleis. g. 8 DE VIERDAAGSCHE IS TEN EINDE. Na aankomst ontvingen de deelnemers gisteren hun ondersche idingen. Een Amsterdamsche politie man, die voor de tiende maal met succes meeliep, ontvangt van luit.-kol. Bakker het gouden kruis. HET NEDERLANDSCHE SCHAAKTEAM VOOR HET F.I.D. Z.K.H. PRINS BERNHARD BRACHT GISTEREN EEN BEZOEK AAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER MR. J. R. H. VAN SCHAIK E-TOURNOOI TE BUENOS-AIRES vertrok gisteren uit DE VIERDAAGSCHE WANDELAARS. DE PRINS TE MIDDEN VAN »s gisteravond door H.M. de Koningin ontvangen. Mr. van Schaik verlaat Rotterdam via Antwerpen naar Argentinië. WANDELAARS EN INWONERS VAN GENNEP. 2Ün woning in de v. d. Spiegelstraat. door HANS HIRTHAMMER. 27) In razende vaart ging het daarop naar de stad terug. Lorenz zweeg; zijn blik hing als geboeid aan de snel voorbij rollende film van straten en pleinen; het was hem, °f hij nu alles nog eens diep in zich moest opnemen, of hij zich voor het laatst moest laven aan dit Berlijnsche avontuur, dat nu zoo'n roemloos en beschamend einde vond. Toen de auto voor het station stopte, wees de groote klok boven den Ingang een Paar minuten voor zes. Lorenz zag, dat Degener reeds op hem wachtte. De oude man maakte bij het ontwaren van den eleganten sportwagen een vludhtig gebaar fan herkenning, maar keerde zich daarop onmiddellijk om, waarschijnlijk om zich in zijn schamele kleeding niet als een kennis van dr. Burmester te verraden. Sr volgde een kort, maar zeer hartelijk afscheid. „Dus nog eens, beste collega, houd goeden moed! De moeite, die u hier aoudt hebben om het hoofd boven water te houden, zal daar voldoende zijn om uw scheepje, mitsgaders zijn volledige beman ning, in veilige haven te brengen. En mocht het onverhoopt al eens hard tegen hard gaan, dan seint u mij maar gerust een veelbeteekenend S.O.S., wij zullen dan wel een uitweg weten te vinden". Hij aar zelde een oogenblik en drukte daarop zijn jongen collega stevig de hand. „Ik heb tenvolle vertrouwen in u, dr. Bui-mester!" De jonge mevrouw Inge stond er lachend bij, lachend en niets vermoedend. „Waar hebt u uw bagage?" vroeg ze. De profe^or gaf Lorenz een knipoogje. „Dat is van Hotel Adlon onderweg, niet waar Burmester?" „Oooh!" deed Ingekind. „Nou, dan wensch Ik U een zeer voorspoedige reis! En hartelijke groeten aan uw vrouw! Ik heb het werkelijk bijzonder gezellig gevon den. Misschien komen we u daar in het Zuiden wel eens opzoeken, nietwaar Heinz?" „Misschien wel, jaEn dan wa ren zij weg. „Ja, dat is een andere wereld!" zei de oude Degener, uit de schaduw van een pilaar naar voren komend. „Dat is uw we reld. dokter! Maar hier heb ik nog een briet voor u," Lorenz greep verrast naar het gesloten couvert. „Van Mariene? Hoe is dat mo gelijk?" Ja, het was inderdaad een schitterende prestatie van de posterijen, dat zij den aan „dr. Lorenz Burmester te Berlijn" ge adresseerden brief, zij het dan met mede werking van de politie nog te bestemder plaatse hadden weten af te leveren. Hij was dezen middag, voorzien van diverse aantee- keningen, aan het Josefshelm bezorgd en Degener had op zich genomen hem ln handen te stellen van den rechtmatigen eigenaar. Haastig scheurde Lorenz de enveloppe open en begon te lezen. Daar was in de eerste plaats een uitvoe rige beschrijving van de moeilijkheden, waarmee Mariene te kampen had. In el- ken regel lag een hulpeloos verlangen. En daarin heette het: „Ik wacht met smart op den brief, die mij eindelijk van hier weg zal roepen. Je weet niet, hoe gelukkig lk zal zijn, wanneer ik dit nest voor goed den rug zal kunnen toekeeren. Nee, Lorenz, wat er ook moge gebeuren .Berlijn kan mij geen angst meer inboezemen. Misschien zal het met die be trekking bij dr. Gerold weer een groote tegenvaller blijken te zijn, maar des ondanks zul je je doel weten te bereiken, nietwaar lieve jongen? Ja, ja, lk was eerst heusch een beetje bang voor Berlijn, maar nu verheug ik mij er al op, ook al zouden we daar samen verder voor ons bestaan moeten vechten. Schrijf me spoedig, dat ik kan komen; lk snak er naar om weer bij je te kunnen zijn en je te kunnen helpen. Verbijsterd liet Lorenz zijn hand met het stuk papier zakken. Het was of een rag fijn, bont gestikt gordijn, dat de grauwe werkelijkheid tot dusver voor hem verbor gen had gehouden, in tweeën was ge scheurd. Op welken dwaalweg had zijn grenzen- loos verlangen, hadden zijn droomen hem gebracht? Zijn diepe neerslachtigheid had hem Heidmiihle als een vriendelijke idylle doen zien. Hoe had hij alles kunnen ver geten, wat daar gebeurd was? Hoe was het mogelijk, dat hij de antipathie, de vijan dige gezindheid van die menschen, die geen vreemdeling in hun midden duldden, zoo gemakkelijk over het hoofd had kun nen zien? Ach ja, hij had slechts de wuivende bossohen, het zon overgoten landschap en den stadenden blauwen hemel in zijn herin nering wakker geroepen. Was hij dan de bulderende stormen, den klagend om het huis huilenden wind en de troostelooze regendagen totaal vergeten? Nu doemden al de beelden weer voor zijn geestesoog op: hoe zij machteloos aan alle natuurelementen waren overgeleverd, hoe zij zich langs de, door regen en sneeuw In een modderpoel veranderde grintpaden een weg naar het dorp hadden moeten ba nen en hoe Mariene bij een hevig onweer, dat in de bosschen duizendvoudig weer kaatste, halve nachten wakker had gele gen, vreezend voor haar leven en voor dat van de kinderen. En wat dan? Hoe had hij zich dat eigenlijk voorgesteld? Er restten hem nog maar een paar mark als hij in Heidmühle uit den trein stapte. Moest hij dan dien heelen hopeloozen strijd opnieuw begin nen? Zijn terugkeer beteekende een smadelijke nederlaag. Erwin? Ach. wat, die zou nog minder dan vroeger geneigd zijn een overeenkomst te treffen en daarbij bepaalde toezeggin gen te doen. „Als u zoo nog lang blijft staan, dokter, dan zal er voor een afscheidsdronk niet veel tijd meer over blijven". Degener zei het wat bedremmeld, met een angstigen blik op de klok, welker wijzers onverbiddelijk door- draalden. „Je hebt gelijk, Degener!" lachte Lorenz, terwijl hij zijn arm door dien van zijn ka meraad stak en de breede trap naar de wachtkamer opging. Kort voor den ingang bleef hij met een ruk staan, alsof hij plotseling tot een be sluit was gekomen. „Vertel mij eens, Dege ner, kan ik hier ergens een telegram ver den?" „Ja zeker, beneden is een postkantoor. Ach, ik zie al aankomen, dat u nog net tijd zult hebben in den trein te stappen". „Ik ga niet!" zei Lorenz gedecideerd. „Neen, ik ga niet!" Om zijn mond lag een verbeten trek. Degener had eenigen tijd noodig om van zijn verbazing te bekomen. „Hoezoo?" ver mocht hij er eindelijk stamelend uit te brengen. „Dat zal ik later wel eens vertellen". In een plotselinge haast trok hij zijn met gezel met zich mee. Onderweg nam zijn besluit vastere vor men aan. Hij zou een deel van het ont vangen geld direct naar Mariene sturen, zodat ze Heidmiihle zou kunnen verlaten en voorloopig bij haar ouders een toevlucht zou kunnen zoeken. Daardoor was hij althans van de depri- meerende zorg om haar ontheven en zou hij zich geheel kunnen geven aan den moeiilijken tijd. die hem hier te wachten stond. Toen hij tien minuten later van het loket in het Postkantoor terugkeerde, slaakte hij een zucht van verlichting. De teerling was geworpen; nu kon hij niet meer terug. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5