Prins Bemhard op de Wereldconferentie Door Christenjeugd - Bandjirs
Hand in hand
met Mariene
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
SOsfe Jaargang
FEUILLETON
HET NIEUWE KABINET-COLIJN kwam gisteren in een constitueerende verga
dering bijeen in het departement van Algemeene Zaken. V.l.n.r. ir. M. H. Damme,
prof. B. J. O. Sehrieke, C. W. Bodenhausen, C. v. d. Bussche. jhr. ir. O. C. A.
van Lidth de Jeude en dr. J. J. C. van Dijk.
OP DE WERELDCONFERENTIE VAN
CHRISTENJEUGD te Amsterdam las
Prins Bemhard een boodschap voor van
H. M. de Koningin.
HET FEEST VAN WATER, WIND EN ZON OP DE KAAG.
DE REGENBOGEN HEBBEN ELKAAR GEDUCHT STRIJD GELEVERD.
EEN PLAATJE VOL ACTIE.
GEWELDIGE BANDJIRS IN HET TASIKMALAJASCHE
in WesWava, waar een klein riviertje, de TjikemBang, ver Buiten zijn oevers is getreden en als
een woeste stroom de padivelden vernielt.
DE DEELNEMERS AAN DE INTERNATIONALE VIERDAAGSCHE AFSTANDS- LAMBRICHTS met
MARSCHEN welke deze week plaats vinden, stroomen van alle kanten Nij- Wagner in de Ronde
megen, het centrale punt van deze wandelsportgebeurtenis, binnen.
De aankomst van de mariniers en de matrozen. van Frankrijk.
HET BIJ KONSTANZ VERONGELUKTE ZWITSERSCHE VERKEERSTOESTEL. DE MACHINE
BRAK IN TWEEEN. DE PASSAGIERSCABINE WERD
TOTAAL VERSPLINTERD.
door
HANS HIRTHAMMER.
23)
trivb. Stikte zich om zijn schoenen uit te
«eKken, maar op dat oogenblik voelde hij
™Llemand hem van achteren bij zijn jas
CT kunt hier gerust op den rand
«'■n mijn g^n zitten."
"?l 156111 u liet?!" zei Lorenz met een
ucnt van verlichting. Hoewel hij met dien
^Sener nauwelijks een paar woorden had
t/Ju scBonk diens presentie hem
een een gevoel van geborgenheid. Hij
,nu tenminste niet heelemaa] alleen;
iju "ad iemand, wien hij om raad kon
|?n- ..Wordt hier nooit eens gelucht?"
vaajachtig wel! De beide ramen staan
Er zjjn hier wat te veel menschen
zult 200 W6lnlS frissche lucht, maar u
er wel gauw aan gewend raken."
pon ?n7* stapte nu op den rand van De-
'opn s 156(1 en trok zich met een krachti-
hoionar^l,zwaai omhoog. In elk geval een
h'nWe vooruitgang! dacht hij, bij de
.pj™116""» aan de beide nachten in den
Hij kleedde zich uit en langzamerhand
begon hij de situatie, waarin hij geraakt
was, zoowaar komisch te vinden. Waarom
ook niet? Hij had een dak boven zijn
hoofd en een behoorlijk bed om zijn ver
moeide ledematen op uit te strekken. Hij
was gezond als een mensch maar zijn kan
en bovendien had hij een heerlijk vertrou
wen in zichzelf.
Ik zal dit. Berlijn weten te veroveren!
dacht hij. En met dat voornemen viel hij
in slaap.
De dagzaal was een ruim, grijs gepla
muurd vertrek, waarin vier of vijf rijen
ruw houten tafeltjes met de daarbij be-
hoorende stoelen het eenige meubilair
vormden. In een hoek was een soort buffet
getimmerd. Daarachter stonden twee
vrouwen in nonnenkleeding, die uit groote
koperen ketels een donker getint brouwsel
tapten, dat door de bewoners van het te
huis koffie werd genoemd.
Lorenz zat naast Degener aan een der
tafels en nipte af en toe aan een blikken
kroes, waarin hij zijn aandeel uit den kof
fieketel had ontvangen. „Als je over een
klein beetje fantasie beschikt, smaakt dat
goedje werkelijk uitstekend!" lachte hij.
„Dat is het juiste standpunt!" stemde
Degener toe, terwijl hij zijn nieuwen
vriend een zak met versche broodjes toe
schoof. „Honger maakt rauwe boonen
zoet!"
Lorenz keek de rijen langs en nam zijn
slaapgenooten eens wat nauwkeuriger op.
Aan lager wal geraakte, gedegenereerde,
door de maatschappij verstooten types. In
hun holle, rood omrande oogen lagen wan
hoop. berusting en haat. Hoewel een diep
medelijden met deze verworpenen warm in
hem opsteeg, voelde hij toch anderzijds,
dat een onoverbrugbare afgrond hem van
deze menschen scheidde. Hij was hier
slechts een vluchtige gast en dit bewustzijn
schonk hem nieuwen moed.
„Ik zal direct op stap moeten", zei hij
en iets van zijn ondernemingsgeest scheen
in zijn toon tot uiting te komen, want De
gener keek hem eenigszins verbaasd aan.
„Aha, steeds moedig voorwaarts! Luctor et
Emergo!"
„Waarom niet?" vond Lorenz. „Maar
wat ik vragen wou, kunt u me ook zeggen
hoe ik in de Kleistraat kom?"
Direct na het ontwaken dezen ochtend
had hij een idee gekregen. In Berlijn
woonde immers de uitgever van dat me
dische tijdschrift, waarin een poosje ge
leden een paar artikelen van hem waren
opgenomen! Hij was toen ook nog even in
briefwisseling geweest met dien uitgever,
een zekeren professor Hopfelt. De man
had hem een paar aanmoedigende brieven
geschreven en op meer werk van zijn hand
aangedrongen. Maar toen waren de zorgen
daar weer tusschen gekomen en de corres
pondentie met Hopfelt was gestaakt.
Ja, dat ontwaken dezen ochtend! Een
oogenblik had een gevoel van afschuw en
van walging zich van hem meester ge
maakt, toen bij het wekken door broeder
Vincent plotseling de geheele zaal in op
schudding kwam.
Nauwelijks had hij dat zonderlinge tafe
reel in zich opgenomen, toen er onder 'egen
zijn matras werd gebonsd. Hij boog zich
over den rand van zijn bed en keek lachend
omlaag naar Degener. die juist met ver
makelijke haast zijn broek aanschoot.
„Vooruit, opschieten!" riep Degener.
„Maak, dat Je er bij komt! Direct begint
de strijd om de waschplaatsen. Heb je
scheergereedschap?"
Lorenz antwoordde bevestigend, trok
zelf ook met bekwamen spoed de noodige
kleedingstukken aan, grabbelde haastig
het scheergereedschap uit zijn actetasch,
stroopte zijn mouwen op en klom omlaag.
„Prachtig!" prees Degener. „Kom maar
gauw mee, we zijn zoowat de eersten".
Op een drafje liepen zij tusschen de rijen
bedden door naar de aangrenzende wasch-
ruimte. Een groote zinken gootsteen be
vond zich langs de geheele lengtezijde van
het vertrek; daarboven waren op regel
matige afstanden waterkranen aange
bracht.
Er bleken inderdaad nog verschillende
plaatsen vrij te zijn en onmiddellijk draai
de Lorenz, het voorbeeld der anderen vol
gend. de kraan open om een dikke straal
water op zijn hoofd te doen neerplenzen.
„Dat is het eenige opwindende uur van
den heelen dag!" hoorde hij Degener naast
zich proesten. „U mag u wel wat haasten
over een paar minuten staan er vijf ande
ren achter u te wachten."
„Zoo?" lachte Lorenz overmoedig en hij
boende zijn hoofd, dat de druppels in het
rond spatten.
„Ik ben vandaag vrij!" vervolgde Degener
het gesprek aan de ontbijttafel.
„Als u er geen bezwaar tegen hebt ga
ik met u mee. Ik ben trouwens allang niet
meer in het Westen geweest."
„Dat zou ik bijzonder op prijs stellen
Maar hoe bedoelt u dat, dat u vandaag vrij
bent? Hebt u dan of ander beroep?"
Degener lachte. „Hebt u wel eens van
„Oom Pelle" gehoord?"
„Nee! zei Lorenz, en zij moesten oeiden
lacheen om deze eerste geslaagde poging
van den plattelander zich van het Berlijn-
sche jargon te bedienen.
„Als de Berlijners een of ander feestje
op touw zetten of met familie en vrienden
een van hun geliefde boottochtjes onder
nemen, dan wordt „Oom Pelle" gerequt-
reerd om voor het amusement van de kin
deren te zorgen. Oom Pelle, gewoonlijk als
clown uitgedost, vertoont de poppenkast,
maakt grappen, organiseert spelletjes en
ontvangt daarvoor, behalve vrije verple
ging, een meer of minder bescheiden hono
rarium."
„Aha, en zoo'n Oom Pelle bent u dus?"
„Zoo is het! Als u er plezier in hebt,
kunt u wel eens een keer mee gaan!
Zoo, ik ben klaar. Zullen we opbreken?"
Tijdens hun wandeling naar het station
van de stadsspoor, Jannowitzbrug, vertelde
Degener een en ander van zijn verleden.
Het bleek, dat hij vroeger in goeden doen
was geweest en ergens in het Westen van
de stad een sigarenzaak had gedreven.
Zijn zoon was tenslotte oorzaak geworden
van zijn flnancieelen ondergang, maar hoe
dat in zijn werk was gegaan, vertelde
Degener niet.
Intusschen hadden zij nog bijna ruzie
gekregen over het spoorkaartje, omdat
Burmester weigerde zich het geld daarvoor
te laten geven. Het eind was, dat Degener
er zich bij neerlegde en een vrijkuartje
voor een nacht logies in het Josefsheim
accepteerde.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).