BUITENLAND 22444 LE1DSCH DAGBLAD - Eerste Biad Dinsdag 25 Juii 1939 De Engelsch-Iapansche regeling Algemeene Toestand De papieren strijd om Danzig Hudson en Wohltat ELTAX 666 Verklaring van Chamberlain EINDEXAMENS EN OVERGANGEN HUISHOUD- EN INDUSTRIESCHOOL RAPENBURG 23. De uilslagen der eindexamens en over gangen der Huishoud- en Industrieschool aan het Rapenburg 23, lulden als volgt: Geslaagd zijn voor het diploma huishoud kundige, de dames: W. H. A. E. de Blécourt alhier: N. H. Dubbeldam te Oegstgeest: J. D. Harkes te Zoeterwoude; P. J. Janse te Zoetermeer; M. A. M. Kuik alhier; A. J. van Meene tg Oegstgeest; A. M. Mesman te Boskoop; A. T. Phlllppo te Sassenheim: N. Plug te Noordwijk; C. A. Singeling te Oegstgeest: H. Visser te Oegstgeest; A. E. Wouterlood te Oegstgeest; L A. van Wijk te Alphen; R. E. Zwarenstein te Oegst geest. Diploma kinderverzorgster (theoret. en pract i de dames C. Abspoel, S Abspoel, beiden alhier; A. H. Bergman te Sassen heim; K. A. J. Hylkema te Hillegom: W. J. van Kluljve alhier: J. M, Kok te Noord- wijk: K. P. Kooy te Bodegraven; A. H. Kort. C. Kret alhier; C. van Leeuwen te Alphen: N. van der Linden, H. M. Oostveen alhier; C. Ostermann, W. Piekert, A. G. M. J Schaap, P. W, Schrier te Voorschoten, G P van der Sterre te Koudekerk; S. C. Wesselo te Wassenaar; M. J. Wagemaker te Oegstgeest: J. van Zijst te Katwijk. Diploma kindervérzorgster (theor.) de da- mes A. P Berg te Sassenheim; A. M. Dub beldam te Oegstgeest; G. W. Ie Feber te Boskoop: A. H. Th. Fles te Oegstgeest; J. C. E. Franke. G. R. A. de Jongh. Th. Maas kant, C. W. Oostveen, allen alhier: A. C. Ouwerling te Katwijk: M. Piket alhier; A. C Plug te Noordwijk; C. van der Reijden; W. J. Secrève, beiden alhier; C. A. E. Spa- renburg en P. A. Verstoep te Voorschoten. Afgewezen 1 leerlinge. Diploma hulp in de huishouding, de da mes A. M. Blanken alhier: Cl. Jongerbloed te Hazerswcrude; Q. A. de Lig-ny. J. M. van der Linden, beiden alhier; A. M. Magré te Voorschoten: D. Munnik te Zoeterwoude; C. W. Noort te Sassenheim; G. Pet te Rijns burg; H M. Scharloo; W J. Schuitemaker beiden alhier; N. J. van der Sterre te Kou dekerk; H. E. Streeder te Voorschoten; A. E. Vellekoop te Alphen: S. T. Volbeda te Katwijk; F. C. Wagemaker te Oegstgeest Afgewezen 3 leerlingen. Diploma coupeuse: de dames A. C. E. Cats; S. G van Duivenbode beiden alhier: J. F. Gussinkloo te Voorschoten; J. E. de Minjer, alhier; A. C. L. van Spaandonk. al hier; M. Verdoes te Katwijk; I. Zevenhui zen, alhier. Diploma costuum- en linnennaaien, de dames: P. J. Boogert te Noordwijk;; W. Flamman, J. E. Guldemond, E. C. Muuse, allen alhier; G. Planje te Voorschoten; J. A van Rooyen te Noordwijk; J G. Visser te Zoeterwoude; W. van de Wijngaard al hier: J. Zandbergen te Valkenburg. Afgewezen 2 leerlingen. Getuigschrift 2-jarigen voorbereidenden cursus: A. Alberts, J. Arentsen, A. Arend- sen. M. Boot, N. Breedijk, G. Brouwer, T. Crama, Gr. van Dam, A. den Hertog, A. Jansen. D. Kiel, N. de Kroes, M. Mechelse, B Landwaard. C. Leemans, J. van der Linden. B. Loovens, J. Outshoorn, B. de Roos. A. de Rijk, J. Sparenburg, D. van der Steen. J. Teljeur, W. Tijsterman, S. Verboom, I. de Vries, N. de Waal, A. van der Zaal. Afgewezen 5 leerlingen. Huishoudkundige I: Bevorderd tot het 2e leerjaar: G. van Beek. N. van der Burgh v.w.: H. Bergshoef-, W. Butter v.w.. H. Ei- dering. I Hoogeveen, K. Kohier. Y. Lam v.w., J. Nieuwerihuizen, A. Rombeek, A. Slootweg en C. van de Worm. Hulp in de hiushouding, bevorderd tot het 2e leerjaar L. van der Baan, J. van der Broek, H. Dreef, H. Dullemond. A. v. Dijk, R Engelen, Gr. de Jong, L. Kakes, A. Kan tebeen. Fr. v Looy, Cl. Ommering, H. Otto, J. van Rijn, N. Smit-s, N. Veerman. A. Ver schoor, J. Visser, H. Yperlaan, H. Goud- berg. Niet bevorderd 3 leerlingen. Costuum- en linnennaaien. Bevorderd tot het 2e leerjaar M. Abspoel, Tr. van den Eijkel, M. Klinkenberg. M. Lodewijk. N. Mark. J. Montenberg, A. Otgaar. N. Owel, A Segaar, M. Stikkelorum, M. van Vliet, J. van Woudenberg. Voorbereidende klasse. Bevorderd tot het 2e leerjaar: J. Bobbe v.w., G. Boer, C. Bos, A v. d. Bosch. A. Bergman, D. Brocaar, H Dalenbout. A. Dorrepaal, Fl. van Eg- mond, A. de Geus. W. van der Horst, Gl. de Jong, M. van Kasteele. M. Kok, W. Kouw v w., J. Nievaart. J. van Ocklenburg, G. Planjé. Tr. van Schaik. C. Stravers v.w., C de Tombe. D. van Veen, G van Beek. S. van der Boon, D Brussee, Cl. Choudron, J Filippo. S. van Ginneken. B. van Gors- sel. J. Heetveld. J. Korswagen. N. Kriek. M. Laman. M. Landwaard. M. Lasschuit, T. den Os, C. Schouten. B. Stikkelorui.A. Uittenhout. C. Wallaards, A de Wolf, M. Guley, C. Abspoel. I. Bins, W. Brinks, A. Brouwer, J. Coeverden. H. ten Haken, A. Kcttenis. S. van der Keur, E. Kling, A. romhout, E. Kukler, A. Maan, G. van der Meij, Pr. Nagtegaal v.w., G. van Nieuw- poort. T. Pronk, N. van Rooyen, M. van Rijnswou, M Spierenburg. A Teljeur, J. Tijsterman, C. v. d. Wijngaard, G. de Zwij ger. Niet bevorderd 8 leerlingen. EXCURSIE VOOR HUISVROUWEN. Een welgeslaagd uitstapje. Uitgaande van de Ondersteuning van Maatschappelijk Hulpbetoon is dit jaar een proef genomen om eenige huisvrouwen eens een week vacantie te doen genieten in ons mooi vaderland. Voor de mannen en de kinderen pleegt men nog wel eens iets te doen. de huisvrouwen genieten slechts zelden. Uitgekozen waren een acht tal hulsmoeders uit groote gezinnen of vrouwen, wier gezondheid te wenschen overliet. Per autobus zijn zij naar Nun- speet gebracht, waar de Ned. Reisvereeni- ging een huisje ter beschikking had ge steld, terwijl uit vrijwillige gaven van par ticulieren de verdere onkosten werden be streden. Deze proef is zoo uitmuntend geslaagd, dat men volgend jaar een uitgebreider herhaling hoopt te kunnen bewerkstelli gen De voor een week uit hun zorgen ge haalde vrouwen hebben zoo intens geno ten en toonden zich zoo dankbaar dat een herhaling eenvoudig niet uit kan blijven. De papieren-strijd om Danzig gaat onge stoord verder. Gouwleider Forster publiceert in den „Voelklscher Beobachter" een artikel, waar in men te Berlijn een definitieve verklaring van Duitsche zijde ten aanzien van den internationalen toestand ziet. Forster zegt onder meer, dat de buiten- landsche pers zich op de laaghartigste wij ze van leugens bedient en dat de bewering, dat in Danzig een chaos heerscht, in leder opzicht onjuist is. In Danzig bestaat wel iswaar de wil, gereed te zijn. maar overi gens heerschen er orde en rust. Om de nieuw-opgerichte republiek Polen, tegen ieder politiek recht in, voordeelen te verschaffen, heeft men in strijd met het gezonde verstand een klein deel uit het Duitsche volkslichaam gescheurd en veroor deeld tot een ..zelfstandigheiddie nooit een zelfstandigheid geweest is. Als men in 1919 het zelfbeschikkingsrecht der volken ook op Danzig had toegepast, zou nooit deze zinlooze vrijstaat ontstaan zijn. De wensch van Danzig, tot het Duitsche lijk terug te keeren, is even oud als de vrije stad zelf Ongetwijfeld zouden ook Engelschen en Franschen alles in het werk stellen, om een gebied, dat door menschen van hun natio naliteit bewoond wordt, terug te krijgen en ook zij zouden zich niet bekommeren om de tegenwerpingen van andere staatslieden of van journalisten. Wij Duitschers, aldus Forster, zouden in ieder geval zoo rechtvaardig zijn, het goed te keuren, dat een stad. die een zuiver Engelsche bevolking zou hebben en weder rechtelijk van het Engelsche rijk zou zijn losgescheurd tot Engeland terugkeerde. Het getuigt van een onverantwoordelijkheid zonder weerga, als men, vooral van Enge land uit, Polen tracht op te hitsen, onder geen omstandigheden toe te geven. Men is dus te Londen eeder bereid, honderddui zenden menschen naar het slagveld te voe ren dan vierhonderdduizend Duitschers hun natuurlijk recht te geven. De Polen hebben met de afwijzing van Hitiers aanbod bij voorbaat bewezen, dat zij Danzig ten slotte willen bezitten. De aanspraken op Oost-Pruisen, Silezie en Pommeren wettigen de vraag, of de hege- monle-eischen van Polen moeten worden uitgelegd als domheid of als grootheids waanzin. Wat ons in dergelijke kritieke tij den innerlijk rust geeft, is de heilige over tuiging, dat het groot-Duitsche rijk, als ons moederland, achter ons staat en ons onverwijld te hulp zou komen. Niemand kan ons kwalijk nemen, dat wij bovendien in Danzig met onze beschei den krachten en middelen de voorwaarden scheppen voor het afslaan van een Pool- schen overval Een der vele in het buiten land verspreide leugens zegt, dat Duitsche militairen naar Danzig zijn gekomen. De geheele wereld en vooral onze Poolsche bu ren moeten weten, dat er in Danzig man nen genoeg zijn. bereid en moedig, om zoo noodig, hun vaderland tot den laatsten druppel bloed te verdedigen. Onze Poolsche buur mag er kennis van nemen, dat de laatste weken voorzorgsmaat regelen zijn genomen, waardoor een over rompelende aanval op het Duitsche Danzig kansloos is geworden. Als men ons nu voorhoudt, dat wij door dit organiseeren van zelfverdediging een of ander verdrag hebben geschonden, dan kunnen wij slechts antwoorden, dat het recht van verdediging ook den Duitschers te Danzig toekomt. Dat wij van Danzig uit niemand kunnen of willen aanvallen, be hoeft geen betoog. Daarom is het belache lijk, dat aan de Poolsche grens alle moge lijke kleinere en grootere versterkingen worden aangelegd. Wij weten niet. of niet op zekeren dag een of andere Poolsche generaal zooals te Wilna in 1922 het plan opvat, een overval op Danzig te ondernemen, de stad te vernietigen of te veroveren. Wij natio- naal-socialisten scheppen ons voor derge lijke gevallen betere voorwaarden. De ver antwoordelijke mannen zullen zich door geen dreigementen of persophitsing uit het buitenland uit hun rust laten brengen. Wij hebben een zeer duidelijk parool, een naam: Adolf Hitler. Het is ons onwrikbaar geloof, dat Adolf Hitler ook deze 400.000 van het rijk geschei den volksgenooten tot het moederland te rug zal brengen en daarmede opnieuw een onrecht van het verdrag van Versailles uit de wereld zal helpen". Daartegenover kan men volgend interview stellen van den vroegeren Poolschen pre mier, generaal Sikorski „Het volk van Polen heeft de bewijzen geleverd van een buitengewone vastbeslo tenheid, ingegeven door een verheven na tionaal bewustzijn en vaderlandsliefde, in een bijzonder ernstig oogenblik zijner na- oorlogsche geschiedenis. Zijn politieke rijp heid en zijn onverzettelijke wil. om het hoofd te bieden aan een overweldiger, heb ben bewondering gewekt in de geheele wereld. Het ls echter van belang, er met nadruk op te wijzen, dat het Poolsche volk, hoe dapper en onverschrokken het ook is, er in de verste verte niet aan denkt, den inter nationalen toestand te verergeren en een oorlog te ontketenen. Noch ons volk. noch onze leiders zullen ooit een oorlog uit lokken. Indien hun echter de oorlog wordt opge drongen, zullen zij hem aanvaarden met den ontembaren wil, te strijden en te over winnen. De geallieerden kunnen op Polen vertrouwen. Na de zoo teleurstellende ervaringen van het afgeloopen jaar, weet de heele wereld, dat er met Duitschland geen andere eer zame vrede is dan de vrede, die door strijd gewonnen wordt. Polen is tot dien strijd bereid, indien men hem het land opdringt. Zal men Polen en zijn trouwen bondge- nooten den strijd durven opdringen Laten we de maand Augustus afwachten". Over de besprekingen tusschen den Britschen minister van Overzeeschen Han del, Hudson, en den economischen advi seur der Duitsche regeering, Wohltat, heb- I ben Chamberlain in het Lagerhuis en lord Halifax in het Hoogerhuis gellijkluidende verklaringen afgelegd, in antwoord op de vraag, of de regeering daarover iets had mede te deelen. Er is, zoo zeide de premier, geen leening aan Duitschland aangeboden. Ik meen, dat hierbij gedoeld v/ordt op de berichten, die de laatste dagen de ronde hebben gedaan naar aanleiding van be sprekingen tiLsschen den minister van Overzeeschen Handel en Wohltat, den eco nomischen adviseur van generaal-veld - maarschalk Göring, Wohltat vertoefde in Engeland als Dultsch vertegenwoordiger op dc walvischvaartconferentie. Tevens had hij tot taak kwesties verband houdende met het vluchtelingenprobleem te behan delen. Voor zoover mij bekend, ging Wohltat's missie niet verder. Bij bezoeken aan Enge land in de afgeloopen jaren heeft Wohl tat kennis gemaakt met een aantal auto riteiten en particulieren, die belang heb ben bij den handel en bij economische kwesties, Engeland en Duitschland raken de. Bestudeering van die vraagstukken be hoort tot het normale werk van Wohltat. Bijgevolg was het geenszins ongebruike lijk. dat Hudson en Wohltat elkaar ont moetten en onderwerpen bespraken, waar in zij beiden belangstellen en waarvoor zij in hun officieele functies in hun respec tieve landen verantwoordelijk zijn. Hudson heeft mij medegedeeld, dat de besprekingen kwamen te loopen overmaat- regelen, die genomen zouden kunnen wor den. om verbetering te brengen in den buitenlandschen handel van de voornaam ste industrie-landen. VOORTAAN (Ingez. Med.) 3155 A.S. BEZOEK VAN FRANSCHE PELGRIMS. Naar wij vernemen zullen van 513 Sep tember ongeveer 150 Fransche Pelgrims van Fransche Evangelische Kerken een bez.ek aan ons land brengen. Dit bezoek, dat be schouwd wordt als een pelgrimstocht, heeft ten doel. die streken te bezichtigen, welke in de 16e en 17e eeuw als toevluchtsoord der Hugenoten hebben gediend. O m. zal een bezoek gebracht worden aan Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, Lelden en Delft. Ook zal Friesland nog bezocht worden. Voor de ontvangst van dit gezelschap heeft zich een eerc-commissie gevormd on der eere-voorzitterschap van prof. dr. J. R. Slotemaker de Bru'ne en verder een com missie van ontvangst onder leiding van luit.-gen. b. d. jhr. W. Roe 11. In dat verband heeft Hudson, er op wij zende, dat vooraf een regeling der poli tieke vraagstukken noodzakelijk was waarmede hij natuurlijk een herstel van het internationale vertrouwen bedoelde de vraag besproken, wat gedaan zou kun nen worden om de bestaande hinderpalen voor de ontwikkeling van den Internatio nalen handel te verwijderen, zooals de ruilovereenkomsten, de beperking van den wisselhandel, de invoercontingenten enz. De bespreking van die economische kwes tie heeft geleid tot een bespreking van de financieele maatregelen, die genomen zou den kunnen worden, om de eerste moeilijk heden te overwinnen. Hudson, die er steeds weer den nadruk op gelegd heeft, dat hij slechts zijn persoonlijk oordeel uitspraken vooropstelde, dat vooraf herstel van het in ternationale vertrouwen noodzakelijk was, heeft verder gezegd van oordeel te zijn, dat, mits het internationale vertrouwen was hersteld, er een plan voor samenwer king tusschen de voornaamste betrokken mogendheden opgesteld moest worden. Uit dat verslag kan men vaststellen, ver volgde Chamberlain, dat er geenerlei grond is voor de verklaring, of voor de ver onderstelling, dat deze opmerkingen, ge maakt tijdens een niet-offlcieel onderhoud een voorstel vormen voor een leening van Engeland aan Duitschland. Greenwood (Labour)Mag ik uit Cham berlain's antwoord concludeeren, dat het kabinet geenerlei kennis droeg van de mo gelijkheid van dergelijke besprekingen en deze evenmin op eenlgerlei wijze heeft aangemoedigd? Mag ik eveneens aanne men. dat de Britsche regeering thans niet van plan is onderhandelingen te begin nen, die er uit zouden zien als „omkoo- ping van Hitler," ten einde den vrede te koopen? Chamberlain: Ja. Ik kan bevestigend antwoorden op beide vragen. Wij wisten niets van die besprekingen en de andere ministers, behalve de minister in kwestie, evenmin De Britsche regeering is niet voornemens dergelijke onderhandelingen aan te knoopen. Harris (liberaal)Wie was verantwoor delijk voor het openbaar maken van die besprekingen? Chamberlain: Dat ls een vraag, waarop ik zelf gaarne het antwoord zou willen weten. Deze verklaringen worden tot op zekere hoogte gedekt door een communiqué, te Berlijn gepubliceerd, naar aanleiding van de publicaties in de Engelsche pers over een aan Wohltat verstrekt „plan". Het D. NB is gemachtigd, aldus het communiqué vast te stellen, dat een plan in het geheel niet besproken is. Overigens ging het bij het gesprek, waarvoor de heer Wohltat niet het initiatief heeft genomen, om een zui ver particuliere gedach ten wisseling over economische vraagstukken. DUITSCHLAND. Het resultaat der volkstelling. Het Duitsche Rijksbureau voor de statis tiek heeft de voorloopige resultaten bekend r.emaakï van de volkstelling van 17 Mei '39. Zender het Memelgebied mee te rekenen, bedraagt het getal inwoners 79.577.000. Het gebied van Memel wel meegerekend, komt men tot een cijfer van 79.730.000. Daarbij Op vragen betreffende den huidigen toe stand in Tientsin en de eischen van Tokio heeft minister-president Chamberlain in het Britsche Lagerhuis de volgende verkla ring afgelegd. „De algemeene toestand in Tientsin is ongewijzigd. Er zijn geen incidenten gemeld De melktoevoer is vrij bevredigend. De leveringen zijn goed. maar blijven onder worpen aan vertraging bij de versperrin gen". Ten aanzien van de onderhandelingen in Tokio zeide Chamberlain: „Sinds 15 Juli zijn preliminaire bespre kingen in Tokio gevoerd tusschen den Brit schen ambassadeur en den Japanschen mi nister van buitenlandsche zaken, alvorens zou worden begonnen met de onderhande lingen over een regeling van den toestand in Tientsin. Bij het begin der besprekingen gaf de Japansche regeering uitdrukking aan de opvatting, dat wanneer vorderingen ge maakt willen worden bij de opheffing van misverstanden en de vestiging van betere betrekkingen, het van essentieel belang was dat de achtergrond erkend werd, waartegen men den toestand in Tientsin moest zien. Dit, zoo vervolgde Chamberlain, had niets uit te staan met de politiek der Britsche regeering jegens China, doch was een fei telijke kwestie. Er waren vijandelijkheden aan den gang in China op groote schaal. Het Japansche leger moest voorzieningen treffen voor zijn eigen veiligheid en de handhaving van de openbare orde in de be zette gebieden en was derhalve verplicht tot het nemen van maatregelen, om er zorg voor te dragen, dat geen nadeel werd toegebracht aan deze aangelegenheden". Hierna las Chamberlain den officieelen tekst van de tusschen Craigie en Arita ge sloten overeenkomst voor, luidende: „De Britsche regeering erkent ten volle den huidigen toestand in China, waar vijandelijkheden op groote schaal aan den gang zijn. Zfj neemt er nota van, dat zoolang die staat van zaken voortduurt de Ja pansche strijdkrachten in China bijzon dere behoeften hebben ten aanzien van het behoud der eigen veiligheid en der handhaving van de openbare orde in de onder haar controle staande gebie den, en dat zij ai die oorzaken of daden dienen te onderdrukken of uit den weg te ruimen, welke hen zullen belemme ren of hun vijand ten goede zullen ko men. De Britsche regeering heeft niet het voornemen eenigerlei daden of maatregelen te begunstigen, welke na- deelig zouden kunnen zijn voor het be reiken van bovengenoemde doeleinden door de Japansche troepen en zij zal gebruik maken van deze gelegenheid om haar politiek in dit opzicht te be vestigen door het aan de Britsche auto riteiten en de Britsche onderdanen in China duidelijk te maken, dat zij zich moeten onthouden van dergelijke da den en maatregelen". Op de item vervolgens gestelde vraag, of hij de verzekering wilde geven, dat er geen overeenkomst gesloten zou worden bij de komende onderhandelingen, ten aanzien van wat ook, dat er op zou zijn berekend, om nadeel toe te brengen aan de Chineesehe valuta of aan het recht van Groot-Brittan- nië, om credieten te verleenen aan de Chi neesehe regeering voor welk doel dit ook zij, antwoordde Chamberlain in bevestigenden zin, daaraan toevoegende, dat de besprekin gen beperkt blijven tot plaatselijke proble men te Tientsin. Op een vraag van Arthur Henderson, van de Labouroppositie, of de concessies niet in feite een de facto erkenning zullen vormen van de Japansche souvereiniteit ten aan zien van deelen van China, die thans onder controle staan van de Japansche gewapen de macht, antwoordde Chamberlain ont kennend. Op een vraag van Greenwood, of er eeni ge wijziging, welke ook, ls gebracht In de Britsche politiek Jegens China, antwoordde Chamberlain: „Neen". In het Hoogerhuis deed lord Halifax een zelfde mededeeling. De conferentie te Tokio. Na de Britsch-Japansche besipreking van gistermiddag heeft het inlichtingenbureau van het Japansche departement van bui tenlandsche zaken een communiqué uit gegeven van den volgenden inhoud ,:De tweede der Britsch-Japansche be sprekingen is gehouden van 16 uur tot 18 uuir 20. De gedachtenwisseling was gewijd aan een algemeene bespreking van aange legenheden betreffende de handhaving van de veiligheid en openbare orde in Tientsin. Er deed zich een aantal punten voor, waarvan opheldering noodzakelijk werd ge acht. Deze punten zullen besproken worden door een commissie, bestaande uit generaal- majoor Piggott, Tanaka, majoor Herbert en majoor Ohta. De commissie komt Dins dagmorgen om 9 uur bijeen. De eerstvol gende voltallige bijeenkomst zal plaats vin den zoodra de commissie rapport heeft uit- gebradht". Van gezaghebbende zijde verluidt, dat de komen nog de 68 millioen inwoners van het protectoraat. Met bijna tachtig millioen inwoners is het Duitsche Rijk na Rusland (ongeveer 135 millioen in het Europeesche deel) de volksrijkste staat van Europa. In het Duit sche Rijk woont 15 pCt. van de bevolking van Europa. Houdt men geen rekening met koloniaal bezit, dan is Duitschland de vier de staat ter wereld na China, de Sovjet- Unie en de Vereenigde Staten. Binnen de grenzen van het Duitsche Rijk wonen ongeveer vier vijfden van alle Duit schers. In totaal zijn er op aarde meer dan 100 millioen menschen van Duitsch „Volks tuin". De oppervlakte des Rijks klom van 469.000 vlerk. K.M. tot 586.000 vierk. K.M. besprekingen een vlot verloop hebben gehad. De minister van buitenlandsche zaken, Arita, heeft de Japansche zoowel als de Britsche gedelegeerden heden uitgenoodigd voor een déjeuner. Tegenover de Japansche en buitenland sche pers heeft de Britsche ambassadeur, Craigie, verklaard, dat de Britsch-Japan sche overeenkomst niet alleen van toepas sing is op Tientsin, maar op alle andere deelen van China, die onder Japansche controle staan. Hij voegde eraan toe, dat de overeenkomst, geen verandering brengt in de politiek der Britsche regeering. die nooit de bedoeling heeft gehad, de verrich tingen der Japansche strijdkrachten in China te belemmeren of de veiligheid der Japanners in gevaar te brengen en de orde ih het door Japan gecontroleerde deel van China te verstoren. De overeenkomst heelt ook betrekking op Sjanghai en Koelangsoe, doch zij geldt slechts voor Engelsche on derdanen en belangen en heeft geen betee- kenis voor de rechten en belangen van andere nationaliteiten. Verklaring van Tsjang kai-sjek. Maarschalk Tsjang-kai-sjek heeft een ver klaring afgelegd, waarin hij zeide, dat hij ervan overtuigd is, dat hoe groot ook het verlangen van Engeland is op vreedzame wijze het geschil inzake Tientsin te rege len. het toch alleen concessies zal doen. welke de belangen van China niet hinderen en welke niet in strijd zijn met de bepalin gen van het negen-mogendheden-verdrag. Hij voegde hieraan toe, dat iedere over eenkomst tusschen Japan en Engeland, welke China betreft en welke tot stand komt zonder dat de Chineesehe regeering hierin ls gekend en zonder dat zij hieraan haar toestemming heeft verleend, zonder waarde is en niet in werking kan treden. Persstemmen. De Times schrijft in een hoofdartikel, dat de besprekingen een belangrijken mijlpaal vormen in de ontwikkeling van de Britsche betrekkingen met de twee groote landen In het Verre Oosten, met belde waarvan Engeland op goeden voet wenscht te blij ven. Teleurgesteld in hun hoop op een spoedige volledige overwinning na zooveel successen te velde, hebben de Japansche autoriteiten, de militaire, zoowel als de burgerlijke, ge tracht de verantwoordelijkheid voor haar falen op Engeland te schuiven. De houding, die thans voor de Britsche onderdanen is geboden, moet dit voorwendsel van Brit sche tegenwerking wegnemen ofschoon het denkbeeld kan worden geopperd, dat het werkelijke beletsel voor verwezenlijking van het Japansche doel is, de niet verslap pende onafhankelijkheidszin van het Chi neesehe ras. dat heldhaftig door maar schalk Tsjang-kai-sjek geleld wordt en geen teekenen van overgave geeft. Doch ooi: mag de hoop gekoesterd worden, dat de Japansche autoriteiten van haar kant zul len bewijzen, dat zij zich aan 't accoord, zoo wel naar den geest als naar de letter wil len houden, door een einde te maken aan de onkiesche anti-Britsche campagnes, die zij zoowel in China als in Japan hebben georganiseerd. De Times betoogt ten slotte, dat de posi tie. die Engeland onder zulke moeilijke om standigheden verdedigt, niet die is van zich zelf alleen, doch van alle staten, Europee sche of Amerikaansche, die zich in het Verre Oosten wenschen te handhaven en de uitgebreide rijkdommen van het Chinee sehe vasteland nog verder tot ontwikkeling willen brengen, ln gezelschap van Japan en natuurlijk met den goeden wil van hel Chineesehe volk. De Duitsche bladen noemen de onder- teekening van de Britsch-Japansche over eenkomst te Tokio een „capitulatie van Engeland Ln het Verre Oosten". De „Nachausgabe" schrijft, dat de volle dige capitulatie van Engeland een zware slag voor het trotsche Albion is. In den terugslag op Europa aldus vervolgt het blad ikan Engeland geen bijzondere ver wachtingen aan de overeenkomst met Japan vastknoopen. De openlijke bekentenis van de Engelsche militaire zwakheid, vooral ter zee, zal geen gunstigen indruk maken op de staten in Europa, die door Engeland gegarandeerd zijn. Practisch bewijst Engeland slechts, dat het de vlootstrijdkrachten, die voor een uitvechten van het conflict ln het Verre Oosten noodig zouden zijn, in het geheel niet ter beschikking heeft, indien het de Middellandsche Zee niet volkomen wil prijs geven. De gevolgen voor de onderhandelingen te Moskou kunnen in Engeland evenmin onderschat worden. Verder zal merkbaar worden, dat iedere vermindering van den Britschen invloed in China ook een vermindering van de Engel sche financieele mogelijkheden bij de wape ning en de ondersteuning der „gegaran deerde" staten beteekent. Engeland heeft, over het geheel genomen, slechts toegege ven, zonder een werkelijk succes behaald te hebben. Dat is de beste kenschetsing voor de positie van Engeland in Europa en in de wereld". De verhouding tot de sovjets. De sovjet-assistent-volkscommissaris voor buitenlandsche zaken, Lozovsky. heeft den Japanschen ambassadeur, Togo, bij zich ontboden, om hem het antwoord te over handigen op het Japansche memorandum van 27 April 1939. In dit Japansche memo randum werden een aantal vragen gesteld in verband met de Japansche petroleum- en steenkolenconcessies op Sachalin De Japansche regeering heeft systematisch schending van de contracten en van de wetten der sovjet-unie door de concessie houders gesteund. Het volkscommissariaat verwerpt dan ook de Japansche protesten over een onrecht matig optreden van de sovjet-organen. De verschalende overtredingen van de conces siehouders worden oprgesomd Indien de Japansche concessiehouders de voorschriften nakomen, zullen zij gssn last ondervinden. Tenslotte waarschuwt het volk nmis- sariaat van buitenlandsche zaken de Ja pansche regeering en de Japansche conces siehouders, dat de regeering der sovjet-unie strikte naleving van haar voorschriften en wetten op haar gebied eischt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 2