BUITENLAND
22444
LE1DSCH DAGBLAD - Eerste Biad
Dinsdag 25 Juii 1939
De Engelsch-Iapansche regeling
Algemeene Toestand
De papieren strijd om Danzig
Hudson en Wohltat
ELTAX 666
Verklaring van
Chamberlain
EINDEXAMENS EN OVERGANGEN
HUISHOUD- EN INDUSTRIESCHOOL
RAPENBURG 23.
De uilslagen der eindexamens en over
gangen der Huishoud- en Industrieschool
aan het Rapenburg 23, lulden als volgt:
Geslaagd zijn voor het diploma huishoud
kundige, de dames: W. H. A. E. de Blécourt
alhier: N. H. Dubbeldam te Oegstgeest: J.
D. Harkes te Zoeterwoude; P. J. Janse te
Zoetermeer; M. A. M. Kuik alhier; A. J.
van Meene tg Oegstgeest; A. M. Mesman
te Boskoop; A. T. Phlllppo te Sassenheim:
N. Plug te Noordwijk; C. A. Singeling te
Oegstgeest: H. Visser te Oegstgeest; A. E.
Wouterlood te Oegstgeest; L A. van Wijk
te Alphen; R. E. Zwarenstein te Oegst
geest.
Diploma kinderverzorgster (theoret. en
pract i de dames C. Abspoel, S Abspoel,
beiden alhier; A. H. Bergman te Sassen
heim; K. A. J. Hylkema te Hillegom: W. J.
van Kluljve alhier: J. M, Kok te Noord-
wijk: K. P. Kooy te Bodegraven; A. H.
Kort. C. Kret alhier; C. van Leeuwen te
Alphen: N. van der Linden, H. M. Oostveen
alhier; C. Ostermann, W. Piekert, A. G. M.
J Schaap, P. W, Schrier te Voorschoten,
G P van der Sterre te Koudekerk; S. C.
Wesselo te Wassenaar; M. J. Wagemaker
te Oegstgeest: J. van Zijst te Katwijk.
Diploma kindervérzorgster (theor.) de da-
mes A. P Berg te Sassenheim; A. M. Dub
beldam te Oegstgeest; G. W. Ie Feber te
Boskoop: A. H. Th. Fles te Oegstgeest; J.
C. E. Franke. G. R. A. de Jongh. Th. Maas
kant, C. W. Oostveen, allen alhier: A. C.
Ouwerling te Katwijk: M. Piket alhier; A.
C Plug te Noordwijk; C. van der Reijden;
W. J. Secrève, beiden alhier; C. A. E. Spa-
renburg en P. A. Verstoep te Voorschoten.
Afgewezen 1 leerlinge.
Diploma hulp in de huishouding, de da
mes A. M. Blanken alhier: Cl. Jongerbloed
te Hazerswcrude; Q. A. de Lig-ny. J. M. van
der Linden, beiden alhier; A. M. Magré te
Voorschoten: D. Munnik te Zoeterwoude;
C. W. Noort te Sassenheim; G. Pet te Rijns
burg; H M. Scharloo; W J. Schuitemaker
beiden alhier; N. J. van der Sterre te Kou
dekerk; H. E. Streeder te Voorschoten; A.
E. Vellekoop te Alphen: S. T. Volbeda te
Katwijk; F. C. Wagemaker te Oegstgeest
Afgewezen 3 leerlingen.
Diploma coupeuse: de dames A. C. E.
Cats; S. G van Duivenbode beiden alhier:
J. F. Gussinkloo te Voorschoten; J. E. de
Minjer, alhier; A. C. L. van Spaandonk. al
hier; M. Verdoes te Katwijk; I. Zevenhui
zen, alhier.
Diploma costuum- en linnennaaien, de
dames: P. J. Boogert te Noordwijk;; W.
Flamman, J. E. Guldemond, E. C. Muuse,
allen alhier; G. Planje te Voorschoten; J.
A van Rooyen te Noordwijk; J G. Visser
te Zoeterwoude; W. van de Wijngaard al
hier: J. Zandbergen te Valkenburg.
Afgewezen 2 leerlingen.
Getuigschrift 2-jarigen voorbereidenden
cursus: A. Alberts, J. Arentsen, A. Arend-
sen. M. Boot, N. Breedijk, G. Brouwer, T.
Crama, Gr. van Dam, A. den Hertog, A.
Jansen. D. Kiel, N. de Kroes, M. Mechelse,
B Landwaard. C. Leemans, J. van der
Linden. B. Loovens, J. Outshoorn, B. de
Roos. A. de Rijk, J. Sparenburg, D. van
der Steen. J. Teljeur, W. Tijsterman, S.
Verboom, I. de Vries, N. de Waal, A. van
der Zaal.
Afgewezen 5 leerlingen.
Huishoudkundige I: Bevorderd tot het 2e
leerjaar: G. van Beek. N. van der Burgh
v.w.: H. Bergshoef-, W. Butter v.w.. H. Ei-
dering. I Hoogeveen, K. Kohier. Y. Lam
v.w., J. Nieuwerihuizen, A. Rombeek, A.
Slootweg en C. van de Worm.
Hulp in de hiushouding, bevorderd tot het
2e leerjaar L. van der Baan, J. van der
Broek, H. Dreef, H. Dullemond. A. v. Dijk,
R Engelen, Gr. de Jong, L. Kakes, A. Kan
tebeen. Fr. v Looy, Cl. Ommering, H. Otto,
J. van Rijn, N. Smit-s, N. Veerman. A. Ver
schoor, J. Visser, H. Yperlaan, H. Goud-
berg.
Niet bevorderd 3 leerlingen.
Costuum- en linnennaaien. Bevorderd tot
het 2e leerjaar M. Abspoel, Tr. van den
Eijkel, M. Klinkenberg. M. Lodewijk. N.
Mark. J. Montenberg, A. Otgaar. N. Owel,
A Segaar, M. Stikkelorum, M. van Vliet,
J. van Woudenberg.
Voorbereidende klasse. Bevorderd tot het
2e leerjaar: J. Bobbe v.w., G. Boer, C. Bos,
A v. d. Bosch. A. Bergman, D. Brocaar,
H Dalenbout. A. Dorrepaal, Fl. van Eg-
mond, A. de Geus. W. van der Horst, Gl. de
Jong, M. van Kasteele. M. Kok, W. Kouw
v w., J. Nievaart. J. van Ocklenburg, G.
Planjé. Tr. van Schaik. C. Stravers v.w.,
C de Tombe. D. van Veen, G van Beek.
S. van der Boon, D Brussee, Cl. Choudron,
J Filippo. S. van Ginneken. B. van Gors-
sel. J. Heetveld. J. Korswagen. N. Kriek.
M. Laman. M. Landwaard. M. Lasschuit, T.
den Os, C. Schouten. B. Stikkelorui.A.
Uittenhout. C. Wallaards, A de Wolf, M.
Guley, C. Abspoel. I. Bins, W. Brinks, A.
Brouwer, J. Coeverden. H. ten Haken, A.
Kcttenis. S. van der Keur, E. Kling, A.
romhout, E. Kukler, A. Maan, G. van der
Meij, Pr. Nagtegaal v.w., G. van Nieuw-
poort. T. Pronk, N. van Rooyen, M. van
Rijnswou, M Spierenburg. A Teljeur, J.
Tijsterman, C. v. d. Wijngaard, G. de Zwij
ger.
Niet bevorderd 8 leerlingen.
EXCURSIE VOOR HUISVROUWEN.
Een welgeslaagd uitstapje.
Uitgaande van de Ondersteuning van
Maatschappelijk Hulpbetoon is dit jaar
een proef genomen om eenige huisvrouwen
eens een week vacantie te doen genieten
in ons mooi vaderland. Voor de mannen
en de kinderen pleegt men nog wel eens
iets te doen. de huisvrouwen genieten
slechts zelden. Uitgekozen waren een acht
tal hulsmoeders uit groote gezinnen of
vrouwen, wier gezondheid te wenschen
overliet. Per autobus zijn zij naar Nun-
speet gebracht, waar de Ned. Reisvereeni-
ging een huisje ter beschikking had ge
steld, terwijl uit vrijwillige gaven van par
ticulieren de verdere onkosten werden be
streden.
Deze proef is zoo uitmuntend geslaagd,
dat men volgend jaar een uitgebreider
herhaling hoopt te kunnen bewerkstelli
gen De voor een week uit hun zorgen ge
haalde vrouwen hebben zoo intens geno
ten en toonden zich zoo dankbaar dat een
herhaling eenvoudig niet uit kan blijven.
De papieren-strijd om Danzig gaat onge
stoord verder.
Gouwleider Forster publiceert in den
„Voelklscher Beobachter" een artikel, waar
in men te Berlijn een definitieve verklaring
van Duitsche zijde ten aanzien van den
internationalen toestand ziet.
Forster zegt onder meer, dat de buiten-
landsche pers zich op de laaghartigste wij
ze van leugens bedient en dat de bewering,
dat in Danzig een chaos heerscht, in leder
opzicht onjuist is. In Danzig bestaat wel
iswaar de wil, gereed te zijn. maar overi
gens heerschen er orde en rust.
Om de nieuw-opgerichte republiek Polen,
tegen ieder politiek recht in, voordeelen te
verschaffen, heeft men in strijd met het
gezonde verstand een klein deel uit het
Duitsche volkslichaam gescheurd en veroor
deeld tot een ..zelfstandigheiddie nooit
een zelfstandigheid geweest is. Als men in
1919 het zelfbeschikkingsrecht der volken
ook op Danzig had toegepast, zou nooit
deze zinlooze vrijstaat ontstaan zijn.
De wensch van Danzig, tot het Duitsche
lijk terug te keeren, is even oud als de vrije
stad zelf
Ongetwijfeld zouden ook Engelschen en
Franschen alles in het werk stellen, om een
gebied, dat door menschen van hun natio
naliteit bewoond wordt, terug te krijgen en
ook zij zouden zich niet bekommeren om
de tegenwerpingen van andere staatslieden
of van journalisten.
Wij Duitschers, aldus Forster, zouden in
ieder geval zoo rechtvaardig zijn, het goed
te keuren, dat een stad. die een zuiver
Engelsche bevolking zou hebben en weder
rechtelijk van het Engelsche rijk zou zijn
losgescheurd tot Engeland terugkeerde. Het
getuigt van een onverantwoordelijkheid
zonder weerga, als men, vooral van Enge
land uit, Polen tracht op te hitsen, onder
geen omstandigheden toe te geven. Men is
dus te Londen eeder bereid, honderddui
zenden menschen naar het slagveld te voe
ren dan vierhonderdduizend Duitschers hun
natuurlijk recht te geven.
De Polen hebben met de afwijzing van
Hitiers aanbod bij voorbaat bewezen, dat
zij Danzig ten slotte willen bezitten. De
aanspraken op Oost-Pruisen, Silezie en
Pommeren wettigen de vraag, of de hege-
monle-eischen van Polen moeten worden
uitgelegd als domheid of als grootheids
waanzin. Wat ons in dergelijke kritieke tij
den innerlijk rust geeft, is de heilige over
tuiging, dat het groot-Duitsche rijk, als
ons moederland, achter ons staat en ons
onverwijld te hulp zou komen.
Niemand kan ons kwalijk nemen, dat
wij bovendien in Danzig met onze beschei
den krachten en middelen de voorwaarden
scheppen voor het afslaan van een Pool-
schen overval Een der vele in het buiten
land verspreide leugens zegt, dat Duitsche
militairen naar Danzig zijn gekomen. De
geheele wereld en vooral onze Poolsche bu
ren moeten weten, dat er in Danzig man
nen genoeg zijn. bereid en moedig, om zoo
noodig, hun vaderland tot den laatsten
druppel bloed te verdedigen.
Onze Poolsche buur mag er kennis van
nemen, dat de laatste weken voorzorgsmaat
regelen zijn genomen, waardoor een over
rompelende aanval op het Duitsche Danzig
kansloos is geworden.
Als men ons nu voorhoudt, dat wij door
dit organiseeren van zelfverdediging een
of ander verdrag hebben geschonden, dan
kunnen wij slechts antwoorden, dat het
recht van verdediging ook den Duitschers
te Danzig toekomt. Dat wij van Danzig uit
niemand kunnen of willen aanvallen, be
hoeft geen betoog. Daarom is het belache
lijk, dat aan de Poolsche grens alle moge
lijke kleinere en grootere versterkingen
worden aangelegd.
Wij weten niet. of niet op zekeren dag
een of andere Poolsche generaal zooals
te Wilna in 1922 het plan opvat, een
overval op Danzig te ondernemen, de stad
te vernietigen of te veroveren. Wij natio-
naal-socialisten scheppen ons voor derge
lijke gevallen betere voorwaarden. De ver
antwoordelijke mannen zullen zich door
geen dreigementen of persophitsing uit het
buitenland uit hun rust laten brengen. Wij
hebben een zeer duidelijk parool, een naam:
Adolf Hitler.
Het is ons onwrikbaar geloof, dat Adolf
Hitler ook deze 400.000 van het rijk geschei
den volksgenooten tot het moederland te
rug zal brengen en daarmede opnieuw een
onrecht van het verdrag van Versailles uit
de wereld zal helpen".
Daartegenover kan men volgend interview
stellen van den vroegeren Poolschen pre
mier, generaal Sikorski
„Het volk van Polen heeft de bewijzen
geleverd van een buitengewone vastbeslo
tenheid, ingegeven door een verheven na
tionaal bewustzijn en vaderlandsliefde, in
een bijzonder ernstig oogenblik zijner na-
oorlogsche geschiedenis. Zijn politieke rijp
heid en zijn onverzettelijke wil. om het
hoofd te bieden aan een overweldiger, heb
ben bewondering gewekt in de geheele
wereld.
Het ls echter van belang, er met nadruk
op te wijzen, dat het Poolsche volk, hoe
dapper en onverschrokken het ook is, er in
de verste verte niet aan denkt, den inter
nationalen toestand te verergeren en een
oorlog te ontketenen. Noch ons volk. noch
onze leiders zullen ooit een oorlog uit
lokken.
Indien hun echter de oorlog wordt opge
drongen, zullen zij hem aanvaarden met
den ontembaren wil, te strijden en te over
winnen. De geallieerden kunnen op Polen
vertrouwen.
Na de zoo teleurstellende ervaringen van
het afgeloopen jaar, weet de heele wereld,
dat er met Duitschland geen andere eer
zame vrede is dan de vrede, die door strijd
gewonnen wordt. Polen is tot dien strijd
bereid, indien men hem het land opdringt.
Zal men Polen en zijn trouwen bondge-
nooten den strijd durven opdringen
Laten we de maand Augustus afwachten".
Over de besprekingen tusschen den
Britschen minister van Overzeeschen Han
del, Hudson, en den economischen advi
seur der Duitsche regeering, Wohltat, heb-
I ben Chamberlain in het Lagerhuis en lord
Halifax in het Hoogerhuis gellijkluidende
verklaringen afgelegd, in antwoord op de
vraag, of de regeering daarover iets had
mede te deelen.
Er is, zoo zeide de premier, geen leening
aan Duitschland aangeboden.
Ik meen, dat hierbij gedoeld v/ordt op
de berichten, die de laatste dagen de ronde
hebben gedaan naar aanleiding van be
sprekingen tiLsschen den minister van
Overzeeschen Handel en Wohltat, den eco
nomischen adviseur van generaal-veld -
maarschalk Göring, Wohltat vertoefde in
Engeland als Dultsch vertegenwoordiger op
dc walvischvaartconferentie. Tevens had
hij tot taak kwesties verband houdende
met het vluchtelingenprobleem te behan
delen.
Voor zoover mij bekend, ging Wohltat's
missie niet verder. Bij bezoeken aan Enge
land in de afgeloopen jaren heeft Wohl
tat kennis gemaakt met een aantal auto
riteiten en particulieren, die belang heb
ben bij den handel en bij economische
kwesties, Engeland en Duitschland raken
de. Bestudeering van die vraagstukken be
hoort tot het normale werk van Wohltat.
Bijgevolg was het geenszins ongebruike
lijk. dat Hudson en Wohltat elkaar ont
moetten en onderwerpen bespraken, waar
in zij beiden belangstellen en waarvoor zij
in hun officieele functies in hun respec
tieve landen verantwoordelijk zijn.
Hudson heeft mij medegedeeld, dat de
besprekingen kwamen te loopen overmaat-
regelen, die genomen zouden kunnen wor
den. om verbetering te brengen in den
buitenlandschen handel van de voornaam
ste industrie-landen.
VOORTAAN
(Ingez. Med.)
3155
A.S. BEZOEK VAN FRANSCHE PELGRIMS.
Naar wij vernemen zullen van 513 Sep
tember ongeveer 150 Fransche Pelgrims van
Fransche Evangelische Kerken een bez.ek
aan ons land brengen. Dit bezoek, dat be
schouwd wordt als een pelgrimstocht, heeft
ten doel. die streken te bezichtigen, welke
in de 16e en 17e eeuw als toevluchtsoord
der Hugenoten hebben gediend. O m. zal een
bezoek gebracht worden aan Amsterdam,
Rotterdam, 's-Gravenhage, Lelden en Delft.
Ook zal Friesland nog bezocht worden.
Voor de ontvangst van dit gezelschap
heeft zich een eerc-commissie gevormd on
der eere-voorzitterschap van prof. dr. J. R.
Slotemaker de Bru'ne en verder een com
missie van ontvangst onder leiding van
luit.-gen. b. d. jhr. W. Roe 11.
In dat verband heeft Hudson, er op wij
zende, dat vooraf een regeling der poli
tieke vraagstukken noodzakelijk was
waarmede hij natuurlijk een herstel van
het internationale vertrouwen bedoelde
de vraag besproken, wat gedaan zou kun
nen worden om de bestaande hinderpalen
voor de ontwikkeling van den Internatio
nalen handel te verwijderen, zooals de
ruilovereenkomsten, de beperking van den
wisselhandel, de invoercontingenten enz.
De bespreking van die economische kwes
tie heeft geleid tot een bespreking van de
financieele maatregelen, die genomen zou
den kunnen worden, om de eerste moeilijk
heden te overwinnen. Hudson, die er steeds
weer den nadruk op gelegd heeft, dat hij
slechts zijn persoonlijk oordeel uitspraken
vooropstelde, dat vooraf herstel van het in
ternationale vertrouwen noodzakelijk was,
heeft verder gezegd van oordeel te zijn,
dat, mits het internationale vertrouwen
was hersteld, er een plan voor samenwer
king tusschen de voornaamste betrokken
mogendheden opgesteld moest worden.
Uit dat verslag kan men vaststellen, ver
volgde Chamberlain, dat er geenerlei
grond is voor de verklaring, of voor de ver
onderstelling, dat deze opmerkingen, ge
maakt tijdens een niet-offlcieel onderhoud
een voorstel vormen voor een leening van
Engeland aan Duitschland.
Greenwood (Labour)Mag ik uit Cham
berlain's antwoord concludeeren, dat het
kabinet geenerlei kennis droeg van de mo
gelijkheid van dergelijke besprekingen en
deze evenmin op eenlgerlei wijze heeft
aangemoedigd? Mag ik eveneens aanne
men. dat de Britsche regeering thans niet
van plan is onderhandelingen te begin
nen, die er uit zouden zien als „omkoo-
ping van Hitler," ten einde den vrede te
koopen?
Chamberlain: Ja. Ik kan bevestigend
antwoorden op beide vragen. Wij wisten
niets van die besprekingen en de andere
ministers, behalve de minister in kwestie,
evenmin De Britsche regeering is niet
voornemens dergelijke onderhandelingen
aan te knoopen.
Harris (liberaal)Wie was verantwoor
delijk voor het openbaar maken van die
besprekingen?
Chamberlain: Dat ls een vraag, waarop
ik zelf gaarne het antwoord zou willen
weten.
Deze verklaringen worden tot op zekere
hoogte gedekt door een communiqué, te
Berlijn gepubliceerd, naar aanleiding van
de publicaties in de Engelsche pers over
een aan Wohltat verstrekt „plan". Het D.
NB is gemachtigd, aldus het communiqué
vast te stellen, dat een plan in het geheel
niet besproken is. Overigens ging het bij
het gesprek, waarvoor de heer Wohltat niet
het initiatief heeft genomen, om een zui
ver particuliere gedach ten wisseling over
economische vraagstukken.
DUITSCHLAND.
Het resultaat der volkstelling.
Het Duitsche Rijksbureau voor de statis
tiek heeft de voorloopige resultaten bekend
r.emaakï van de volkstelling van 17 Mei '39.
Zender het Memelgebied mee te rekenen,
bedraagt het getal inwoners 79.577.000. Het
gebied van Memel wel meegerekend, komt
men tot een cijfer van 79.730.000. Daarbij
Op vragen betreffende den huidigen toe
stand in Tientsin en de eischen van Tokio
heeft minister-president Chamberlain in
het Britsche Lagerhuis de volgende verkla
ring afgelegd.
„De algemeene toestand in Tientsin is
ongewijzigd. Er zijn geen incidenten gemeld
De melktoevoer is vrij bevredigend. De
leveringen zijn goed. maar blijven onder
worpen aan vertraging bij de versperrin
gen".
Ten aanzien van de onderhandelingen in
Tokio zeide Chamberlain:
„Sinds 15 Juli zijn preliminaire bespre
kingen in Tokio gevoerd tusschen den Brit
schen ambassadeur en den Japanschen mi
nister van buitenlandsche zaken, alvorens
zou worden begonnen met de onderhande
lingen over een regeling van den toestand
in Tientsin. Bij het begin der besprekingen
gaf de Japansche regeering uitdrukking aan
de opvatting, dat wanneer vorderingen ge
maakt willen worden bij de opheffing van
misverstanden en de vestiging van betere
betrekkingen, het van essentieel belang was
dat de achtergrond erkend werd, waartegen
men den toestand in Tientsin moest zien.
Dit, zoo vervolgde Chamberlain, had niets
uit te staan met de politiek der Britsche
regeering jegens China, doch was een fei
telijke kwestie. Er waren vijandelijkheden
aan den gang in China op groote schaal.
Het Japansche leger moest voorzieningen
treffen voor zijn eigen veiligheid en de
handhaving van de openbare orde in de be
zette gebieden en was derhalve verplicht
tot het nemen van maatregelen, om er
zorg voor te dragen, dat geen nadeel werd
toegebracht aan deze aangelegenheden".
Hierna las Chamberlain den officieelen
tekst van de tusschen Craigie en Arita ge
sloten overeenkomst voor, luidende:
„De Britsche regeering erkent ten
volle den huidigen toestand in China,
waar vijandelijkheden op groote schaal
aan den gang zijn.
Zfj neemt er nota van, dat zoolang
die staat van zaken voortduurt de Ja
pansche strijdkrachten in China bijzon
dere behoeften hebben ten aanzien van
het behoud der eigen veiligheid en der
handhaving van de openbare orde in
de onder haar controle staande gebie
den, en dat zij ai die oorzaken of daden
dienen te onderdrukken of uit den weg
te ruimen, welke hen zullen belemme
ren of hun vijand ten goede zullen ko
men. De Britsche regeering heeft niet
het voornemen eenigerlei daden of
maatregelen te begunstigen, welke na-
deelig zouden kunnen zijn voor het be
reiken van bovengenoemde doeleinden
door de Japansche troepen en zij zal
gebruik maken van deze gelegenheid
om haar politiek in dit opzicht te be
vestigen door het aan de Britsche auto
riteiten en de Britsche onderdanen in
China duidelijk te maken, dat zij zich
moeten onthouden van dergelijke da
den en maatregelen".
Op de item vervolgens gestelde vraag, of
hij de verzekering wilde geven, dat er geen
overeenkomst gesloten zou worden bij de
komende onderhandelingen, ten aanzien van
wat ook, dat er op zou zijn berekend, om
nadeel toe te brengen aan de Chineesehe
valuta of aan het recht van Groot-Brittan-
nië, om credieten te verleenen aan de Chi
neesehe regeering voor welk doel dit ook zij,
antwoordde Chamberlain in bevestigenden
zin, daaraan toevoegende, dat de besprekin
gen beperkt blijven tot plaatselijke proble
men te Tientsin.
Op een vraag van Arthur Henderson, van
de Labouroppositie, of de concessies niet in
feite een de facto erkenning zullen vormen
van de Japansche souvereiniteit ten aan
zien van deelen van China, die thans onder
controle staan van de Japansche gewapen
de macht, antwoordde Chamberlain ont
kennend.
Op een vraag van Greenwood, of er eeni
ge wijziging, welke ook, ls gebracht In de
Britsche politiek Jegens China, antwoordde
Chamberlain: „Neen".
In het Hoogerhuis deed lord Halifax een
zelfde mededeeling.
De conferentie te Tokio.
Na de Britsch-Japansche besipreking van
gistermiddag heeft het inlichtingenbureau
van het Japansche departement van bui
tenlandsche zaken een communiqué uit
gegeven van den volgenden inhoud
,:De tweede der Britsch-Japansche be
sprekingen is gehouden van 16 uur tot
18 uuir 20. De gedachtenwisseling was gewijd
aan een algemeene bespreking van aange
legenheden betreffende de handhaving van
de veiligheid en openbare orde in Tientsin.
Er deed zich een aantal punten voor,
waarvan opheldering noodzakelijk werd ge
acht. Deze punten zullen besproken worden
door een commissie, bestaande uit generaal-
majoor Piggott, Tanaka, majoor Herbert
en majoor Ohta. De commissie komt Dins
dagmorgen om 9 uur bijeen. De eerstvol
gende voltallige bijeenkomst zal plaats vin
den zoodra de commissie rapport heeft uit-
gebradht".
Van gezaghebbende zijde verluidt, dat de
komen nog de 68 millioen inwoners van
het protectoraat.
Met bijna tachtig millioen inwoners is
het Duitsche Rijk na Rusland (ongeveer
135 millioen in het Europeesche deel) de
volksrijkste staat van Europa. In het Duit
sche Rijk woont 15 pCt. van de bevolking
van Europa. Houdt men geen rekening met
koloniaal bezit, dan is Duitschland de vier
de staat ter wereld na China, de Sovjet-
Unie en de Vereenigde Staten.
Binnen de grenzen van het Duitsche Rijk
wonen ongeveer vier vijfden van alle Duit
schers. In totaal zijn er op aarde meer dan
100 millioen menschen van Duitsch „Volks
tuin". De oppervlakte des Rijks klom van
469.000 vlerk. K.M. tot 586.000 vierk. K.M.
besprekingen een vlot verloop hebben
gehad.
De minister van buitenlandsche zaken,
Arita, heeft de Japansche zoowel als de
Britsche gedelegeerden heden uitgenoodigd
voor een déjeuner.
Tegenover de Japansche en buitenland
sche pers heeft de Britsche ambassadeur,
Craigie, verklaard, dat de Britsch-Japan
sche overeenkomst niet alleen van toepas
sing is op Tientsin, maar op alle andere
deelen van China, die onder Japansche
controle staan. Hij voegde eraan toe, dat
de overeenkomst, geen verandering brengt
in de politiek der Britsche regeering. die
nooit de bedoeling heeft gehad, de verrich
tingen der Japansche strijdkrachten in
China te belemmeren of de veiligheid der
Japanners in gevaar te brengen en de orde
ih het door Japan gecontroleerde deel van
China te verstoren. De overeenkomst heelt
ook betrekking op Sjanghai en Koelangsoe,
doch zij geldt slechts voor Engelsche on
derdanen en belangen en heeft geen betee-
kenis voor de rechten en belangen van
andere nationaliteiten.
Verklaring van Tsjang kai-sjek.
Maarschalk Tsjang-kai-sjek heeft een ver
klaring afgelegd, waarin hij zeide, dat hij
ervan overtuigd is, dat hoe groot ook het
verlangen van Engeland is op vreedzame
wijze het geschil inzake Tientsin te rege
len. het toch alleen concessies zal doen.
welke de belangen van China niet hinderen
en welke niet in strijd zijn met de bepalin
gen van het negen-mogendheden-verdrag.
Hij voegde hieraan toe, dat iedere over
eenkomst tusschen Japan en Engeland,
welke China betreft en welke tot stand komt
zonder dat de Chineesehe regeering hierin
ls gekend en zonder dat zij hieraan haar
toestemming heeft verleend, zonder waarde
is en niet in werking kan treden.
Persstemmen.
De Times schrijft in een hoofdartikel, dat
de besprekingen een belangrijken mijlpaal
vormen in de ontwikkeling van de Britsche
betrekkingen met de twee groote landen
In het Verre Oosten, met belde waarvan
Engeland op goeden voet wenscht te blij
ven.
Teleurgesteld in hun hoop op een spoedige
volledige overwinning na zooveel successen
te velde, hebben de Japansche autoriteiten,
de militaire, zoowel als de burgerlijke, ge
tracht de verantwoordelijkheid voor haar
falen op Engeland te schuiven. De houding,
die thans voor de Britsche onderdanen is
geboden, moet dit voorwendsel van Brit
sche tegenwerking wegnemen ofschoon
het denkbeeld kan worden geopperd, dat
het werkelijke beletsel voor verwezenlijking
van het Japansche doel is, de niet verslap
pende onafhankelijkheidszin van het Chi
neesehe ras. dat heldhaftig door maar
schalk Tsjang-kai-sjek geleld wordt en geen
teekenen van overgave geeft. Doch ooi:
mag de hoop gekoesterd worden, dat de
Japansche autoriteiten van haar kant zul
len bewijzen, dat zij zich aan 't accoord, zoo
wel naar den geest als naar de letter wil
len houden, door een einde te maken aan
de onkiesche anti-Britsche campagnes, die
zij zoowel in China als in Japan hebben
georganiseerd.
De Times betoogt ten slotte, dat de posi
tie. die Engeland onder zulke moeilijke om
standigheden verdedigt, niet die is van zich
zelf alleen, doch van alle staten, Europee
sche of Amerikaansche, die zich in het
Verre Oosten wenschen te handhaven en
de uitgebreide rijkdommen van het Chinee
sehe vasteland nog verder tot ontwikkeling
willen brengen, ln gezelschap van Japan
en natuurlijk met den goeden wil van hel
Chineesehe volk.
De Duitsche bladen noemen de onder-
teekening van de Britsch-Japansche over
eenkomst te Tokio een „capitulatie van
Engeland Ln het Verre Oosten".
De „Nachausgabe" schrijft, dat de volle
dige capitulatie van Engeland een zware
slag voor het trotsche Albion is. In den
terugslag op Europa aldus vervolgt het
blad ikan Engeland geen bijzondere ver
wachtingen aan de overeenkomst met Japan
vastknoopen. De openlijke bekentenis van
de Engelsche militaire zwakheid, vooral ter
zee, zal geen gunstigen indruk maken op
de staten in Europa, die door Engeland
gegarandeerd zijn.
Practisch bewijst Engeland slechts, dat
het de vlootstrijdkrachten, die voor een
uitvechten van het conflict ln het Verre
Oosten noodig zouden zijn, in het geheel
niet ter beschikking heeft, indien het de
Middellandsche Zee niet volkomen wil prijs
geven.
De gevolgen voor de onderhandelingen
te Moskou kunnen in Engeland evenmin
onderschat worden.
Verder zal merkbaar worden, dat iedere
vermindering van den Britschen invloed in
China ook een vermindering van de Engel
sche financieele mogelijkheden bij de wape
ning en de ondersteuning der „gegaran
deerde" staten beteekent. Engeland heeft,
over het geheel genomen, slechts toegege
ven, zonder een werkelijk succes behaald te
hebben. Dat is de beste kenschetsing voor
de positie van Engeland in Europa en in
de wereld".
De verhouding tot de sovjets.
De sovjet-assistent-volkscommissaris voor
buitenlandsche zaken, Lozovsky. heeft den
Japanschen ambassadeur, Togo, bij zich
ontboden, om hem het antwoord te over
handigen op het Japansche memorandum
van 27 April 1939. In dit Japansche memo
randum werden een aantal vragen gesteld
in verband met de Japansche petroleum-
en steenkolenconcessies op Sachalin De
Japansche regeering heeft systematisch
schending van de contracten en van de
wetten der sovjet-unie door de concessie
houders gesteund.
Het volkscommissariaat verwerpt dan ook
de Japansche protesten over een onrecht
matig optreden van de sovjet-organen. De
verschalende overtredingen van de conces
siehouders worden oprgesomd
Indien de Japansche concessiehouders de
voorschriften nakomen, zullen zij gssn last
ondervinden.
Tenslotte waarschuwt het volk nmis-
sariaat van buitenlandsche zaken de Ja
pansche regeering en de Japansche conces
siehouders, dat de regeering der sovjet-unie
strikte naleving van haar voorschriften en
wetten op haar gebied eischt.