Prins Bernhard in de mijnen - De Kaagweek is weer begonnen
Hand in hand
met Mariene
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
80ste Jaargang
FEUILLETON
HET INTERNATIONALE PADVINDERSKAMP IN SCHOTLAND. EEN GROEP NEDER-
LANDSCHE PADVINDERS BIJ HUN POORT".
Z.K.H. PRINS BERNHARD bracht gistermorgen een
bezoek aan de staatsmijn „Maurits" te Lutterade. De
Prins verlaat stoffrg en zwart de mijnschacht, waarin hij
tot op een diepte van 660 meter was afgedaald.
OP DOORREIS VAN WARSCHAU NAAR LONDEN
vertoefde eenige oogenblikken op Schiphol de Engelsche
generaal Ironside, die een bezoek bracht aan Polen.
555^
sar
VOLGENS OUDE GEWOONTE worden eens per jaar de zwa
nen, die in de Theems leven, en niet aan den koning toebehooren,
gevangen en gemerkt met het teeken van hun eigenaars.
IN AMSTERDAM WERKT MEN HARD AAN DEN Z.G. „BIN
NENRING" den belangrijken verkeersgordel. Een onderdeel
is het werk aan het Muntplein. De schutting, welke het werk aan
het oog onttrok, heeft men nu verwijderd.
DE KAAGWEEK IS BEGONNEN I
Eén der belangrijkste wedstrijden was gisteren wel de z.g. „eenmanswed-
strijd", waarin de grootere jachten zonder bemanning gezeild moesten worden
OOGST IN BRABANT! Voor de boeren is het een arukke en vermoeiende tijd, maar als de
karrevrachten goudgeel koren worden binnengebracht om gedorscht te worsen, verdrijft
een gevoel van tevredenheid alle moeheid en zorg.
DUIZENDEN KILO's AARDAPPELEN worden
tengevolge van den slechten toestand in den han
del ingekuild om bewaard te worden tot betere
tijden.
door
HANS HIRTHAMMER.
21)
..Karbonaden bakken kan iedereen",
weerde zij af. ..Dat is niets bijzonders."
Maar het ontging hem niet, dat zij zich
gevleid voelde voor zijn lofuiting.
Zij stond op en nam zijn portefeuille van
de vensterbank.
,,Die zou je nog bijna hebben vergeten.
Ik heb hem bij het strijken uit je jas ge
haald."
.,Ach, ja?" Lorenz stak de portefeuille
in zijn binnenzak. ,.Dan zult u waarschijn
lijk ook wel
..Ja, ik heb de papieren, die er in ragen
gezien. Ik... ik kan me nog steeds niet
goed voorstellen, dat jijdat u. als
dokter
Daarop begon Lorenz haar van zijn te
leurstellende belevenissen te vertellen, in
een zonderlinge opwelling van vertrouwen,
dat echter juist uit de merkwaardige om
standigheden, waarin hij zich b°vond.
scheen voort te komen.
In enkele woorden, die hij af en toe met
'en karakteristieke handbeweging onder
streepte, vertelde hij van zijn vrouw, van
zijn circus. Dina vernam hoe. toen de nood
het hoogst was. in Heidmühle plotseling
mevrouw Gerold was opgedoken en hoe
daarop als een onbegrijpelijk wonder
de uitnoodiging was gevolgd om zich in
Berlijn te vestigen. Ook van zijn voetreis
vertelde hij, zijn dramatische belevenissen
in Praag, zijn aankomst in de hoofdstad en
zijn eersten nacht, dien hij in den Tiergar-
ten had doorgebracht, om dan te besluiten
met een simpele beschrijving van de onge-
loofelijke teleurstelling, die hem was bereid
toen hij zich aan de kliniek van dr. Gerold
vervoegde.
Dina had hem al dien tijd zwijgend aan
gehoord, Toen hij opkeek, zag hij, dat er
tranen in haar oogen stonden. Lorenz
legde voorzichtig zijn hand op de hare en
met een schuwe, hulpelooze beweging
greep zij er naar. Daarna boog zij haar
hoofd en liet dat vermoeid op haar eigen
handen berusten.
Lorenz liet haar begaan. Dat een mensch
zoo arm kan zijndacht hij.
„Wij moeten gelooven!" zei hij, maar
tegelijkertijd voelde hij de armzaligheid
van deze woorden.
Dina hief haar hoofd op. „Gelooven? Aan
wat dan?"
„In het leven!" zei Lorenz na een poosje,
alsof hij nu zelf pas op deze gedachte
kwam. „Ja, in het leven, ondanks ades!"
De vrouw tegenover hem lachte, een
wrangen lach. „Schei daar maar over uit!
Dat heb ik al zoo vaak gehoord. Het leven,
dat is laagheid en bedrog, anders niets..
..Maat dat is toch niet de hoofdzaak
„Wat dan?"
„Tja, dat is eigenlijk moeilijk onder
woorden te brengen. Het gaat er tenslotte
niet om, hoe je de wereld ziet, maar hoe je
haar aanvoelt. Je moet den wil om goed te
leven in je hebben, je moet het leven voe
len met elke zenuw van je lichaam en het
van onderop steeds weer opnieuw bestrij
den en overwinnen."
„Dat begrijp ik niet", lachte Dina ter
wijl haar lippen zich verachtelijk krulden.
„Voor mij is het heele leven leugen en
bedrog!"
„Ach kom! En waarom heb je je dan
zoo bereidwillig mijn lot aangetrokken?"
„Dat heeft er immers niets mee te ma
ken!"
„Natuurlijk heeft dat er wat mee te
maken. Dat is het nu juist, waar het op
aankomt, want daarmee bewees je je ge
loof en je vertrouwen in de wereld nog
niet te hebben verloren. Je verrichtte een
menschlievende daad, niettegenstaande je
vooruit wist daarvoor niet meer dan een
woord van dank te zullen oogsten. Iemand,
die van het leven alleen maar slechts ver
wacht, doet dat niet!"
„Mogelijk, maar zoo diep heb ik er niet
over nagedacht. Tenslotte zou niemand je
zoo hebben kunnen laten liggen."
Lorenz was intusschen met zijn maaltijd
gereed gekomen. „Ziezoo", zei hij, „nu
kan ik er voorloopig weer tegen."
„Dat is duidelijker taal", lachte ze. „Je
kunt het leven nog zoo mooi vinden, als ie
wilt, met een leege maag valt het toch niet
mee om het als een paradijs te zien!"
Voor Lorenz de woning verliet, drukte
ze hem nog een doosje sigaretten in zijn
hand. „Een piraatje helpt je over veel
heen!"
Hij was getroffen door de zeldzaam har
telijke wijze, waarop men hem hier in dit
duistere milieu tegemoet was getreden-
maar zij liet hem geen gelegenheid zijn er
kentelijkheid onder woorden te brengen,
want nauwelijks had hij iets van dank gp-
stameld, of ze legde hem met een ongedul
dig „zorg er maar voor, dat ik je nooit
weer zie!" het zwijgen op en deed de deur
voor zijn neus dicht.
Langzaam liep Lorenz de paar uitgeholde
treden van het steenen trapje op, dat hem
weer op den beganen grond bracht. Op
nieuw stormde het groote stadsleven op
hem af, stond hij verlaten en zonder geld
middelen in een wereld, die hem niets ver
mocht te bieden, maar ditmaal had dit
niets beangstigends. Zijn kort verblijf in
de muffe kelderwoning had hem lichamelijk
zoowel als geestelijk gesterkt voor den
strijd, die hem nog te wachten stond, den
strijd tegen het leven, dat hem buiten had
gesloten en dat thans opnieuw veroverd
moest worden.
Moedig begaf Lorenz zich op weg. Hij
herinnerde zich, dat hij 's morgens bij het
verlaten van het station een bordje had ge
zien met het opschrift „Stationshulp" en
hij besloot zich allereerst eens tot dit adres
om raad te wenden.
Toen hij het station binnen ging. overviel
hem even iets van brandende schaamte.
Zoover was het dus al met hem gekomen,
dat hij als de eerste de beste zwerver bij
vreemden om hulp moest aankloppen,
maar weldra wist hij dit onbehaaglijke ge
voel te overwinnen. Had hij zich terwille
van de zijnen al niet veel dieper verne
derd? Voor Mariene en de kinderen was
immers geen offer te groot!
Na eenig zoeken vond Lorenz eer. man
met een band om den arm. die in eer.
soort glazen telefooncel zetelde. Op niet
bepaald minzamen toon vroeg deze. wat
zijn bezoeker verlangde.
„Ik ben zonder middelen en zou graag
voor vannacht een onderdak hebben. Mor
gen wil ik probeeren werk te krijgen."
De man, wiens taak het was hen, die bij
hem aanklopten, met raad en daad terzijde
te staan, fronste zijn voorhoofd.
„Tja, dat gaat zoo maar niet. Komt u
van elders?"
„Uit Beieren. Eergisteren aangekomen."
„Een onbegrijpelijke lichtzinnigheid! U
kunt lang zoeken voor u hier een baantje
vindt. Alles trekt naar Berlijn, alsof dat
het beloofde land was. Hebt u legitimatie
bewijzen?"
Lorenz liet hem zijn pas zien. Hij klemde
zijn lippen opeen. Maar al te graag zou hij
dezen hulpvaardigen geest eens flink de
waarheid hebben gezegd.
Het gezicht van den man veranderde ech
ter onmiddellijk, toen hij een blik in den
pas had geworpen. Zijn mond klapte open
en zijn oogen werden rond van verbazing.
„Wat is dat danwat. beteekent dat?"
bracht hij er eindelijk wat stamelend uit.
„U bent dokterIk kan tenminste niet
gelooven, dat u mij voor den gek houdt."
Lorenz lichtte de zonderlinge situatie
toe, vertelde van zijn onaangename bele
venis in Dahlem en hoe hij daardoor in
moeilijkheden was geraakt.
„Maar mijn waarde heer", begon de
man met den linnen band om den arm,
„als u toch werkelijk uw aanstelling zwart
op wit hebt, dan kunt u immers een ge
rechtelijke vervolging instellen! Da: kunt
u zich toch zoo maar niet laten aanleunen!
U moet voor uw rechten opkomen!"
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).