Zaterdag 1 Juli 1939 No. 18 LEIDSCH DAGBLAD De avonturen van de „drie G-men" 80ste Jaargang In de kersenbongerd 1EUCP Een jongens verhaal door M. E. L. Hektor. „Jongens, ik heb een verrassing voor jul lie!" Deze aankondiging van den heer Holte, bracht de leden der G-men-club, voltallig in geheime zitting vergaderd in de garage in beweging. Zo even hadden ze nog stilge zeten en fluisterend een gesprek gehouden over „het Spookhuis", dat aan de overkant van het nauwe steegje in de onmiddellijke nabijheid van het magazijn dei garage stond; maar nu sprongen ze als één man op en kwamen om den heer Holte heen staan, nieuwsgierig welk voorstel hij zou doen. Padje greep hem bij zijn mouw en riep: „Fijn, vader! Een verrassing hebben we juist nodig enneik geloof dat ik weet. wat het voor een verrassing is" „Zo weet jij het al, wijsneus? Kom dan maar op met je wijsheid" „Een autotocht vader! Heb ik het ge raden, hè? U wilt morgen of overmorgen een eind met ons rondrijden in de nieuwe auto" „Wat kun jij goed raden. Padje! Mor gen is het Zaterdag. Jij, Guus, komt al om elf uur uit school thuis en Gijs ls om half twaalf vrij. Met Gerrit's vader heb lk ae zaak al besproken. Die heeft er niets op tegen." „Da's fijn! reuze, meneer Holte! Maar, maar" ,Hou je mond met je maren. De weer voorspelling uit De Bilt is gunstig, zwakke Zuid-Oosten wind, geen regen, afijn, zoo goed als we het maar wenschen kunnen." „Ja, maar de weervoorspellingen uit De Bilt zeggen dikwijls zus en dan is het tooh zó," merkte Sherlock wijsgerig op. „Tja, ofschoon ik over het algemeen ook geen groot vertrouwen heb in de heren weerprofeten, wil ik hen vandaag eens ge loven. want onze barometer is aardig voor uitgelopen, staat nu op „mooi weer", en ik heb helemaal geen last van rheumatiekin mijn gewrichten. Dat zijn goede voortekens. Dus.wat wou ik ook weer zeggen nou. Jongens, hou je gereed! Morgen om één uur 's middags gaan we er vandoor. Wie er niet op tijd is blijft achter. Boter hammen meenemen. Voor het overige zorg lk wel. Apropos, Gerrit, jouw zusje is ook van de partij" „Gaat Els ook mee?" vroeg Sherlock met een lang gezicht. Hij was blijkbaar niet gesteld op het gezelschap van zijn zuster. „Maar is er wel plaats in de auto voer zoveel personen?" „Maak je daar geen kopzorg over, mijn jongen. Twee zulke sprinkhanen als jij en Guus hebben met het meisje ruim plaats op de achterbank, en Gijs, de dikkerd, komt naast mij zitten" Guus vond het fijn met een jonge dame naast zich de wijde wereld ln te trekken. Hij had pas Quentin Durward van Walter Scott gelezen en nu droomde hij zich in de rol van dezen held. „En denk er om, jongens, niet het Zon- dagsche pak aantrekken, maar oude plunje, vooral een stevige broek. Bij het klimmen in de bomen kunnen er allicht scheuren ln komen" „Gaan we in de bomen klimmen?" juichte Guus „Natuurlijk, daar is het juist om te doen. Kersen smaken pas lekker wanneer je ze zó van de boom eet". De practische raad van den heer Holte betreffende de oude plunje was Gerrit we) naar de zin. Op zijn Zondags gekleed voelde hij zich nooit op zijn gemak, want de voortdurende waarschuwing van moeder: „Gerrit, trek je broekspijpen op, als je zit ten gaat" en „Jongen, veeg niet met je mouwen over tafel", maakten hem telkens kregel. Maar Guus vond het niets aardig. Hij had er juist op gerekend. Els met zijn nieuwe grijze pak te verblinden. Maar afijn, hij had de keuze tusschen boom- klimmen en kersen smullen ofhet meisje en hij koos de kersen! Op het bepaalde uur stond 's Zaterdag middags de nieuwe auto van den heer Holte voor de deur van zijn woning. Willem, de meesterknecht, had de tank met dertig liter benzine gevuld en de kussens op de zit plaatsen een extra-beurt gegeven. Gerrit en Els zaten al op de achterbank, de heer Holte had achter het stuur plaats genomen, en Padje stond ongeduldig op het trottoir te trappelen, omdat Guus er nog niet was. Hij had de raad van zijn vader, het oude pak betreffende, slechts ten halve opge volgd, want zijn buis was wel al veel ge dragen, maar de broek was zo goed als nieuw, zijn beste schoolbroek, van stevige stof en alleen op het zitvlak een beetje glimmend. „Daar komt de Kever eindelijk!" riep hij verheugd. „Waar blijf je toch zoo lang? 't Is al zeven minuten over één!" Guus kwam ademloos aanhollen, groette eerst beleefd den heer Holte en Els en beantwoordde toen de vraag van zijn mak ker: „Ik was al op weg hier naar toe, toen schoot mij te binnen dat ik mijn zwempak vergeten had, en toen ben ik nog terug- geloopen!" „Zwempak?" vroeg Gerrit kwasi ver baasd, „wou je in het kersensap gaan baden? Nee. hoor, had maar onze nieuwe luchtballon meegebracht, dan hadden we geen ladders nodig gehad om in de bomen te klimmen; dan waren we er in gevlo gen" Guus kees hem verwijtend aan* hij vond zijn clubgenoot alles-behalve leuk, en het hinderde hem geweldig, dat Els om de aar digheid hard lachte. Maar cr was nu geen tijd voor discussie. De motor begon reeds te zoemen, Willem gaf hem een duw, zodat hij vlugger can wenschelijk was op de ach terbank belandde, en toen gingen ze er vandoor, eerst- betrekkelijk langzaam, want het was verboden in de kom der ge meente meer dan dertig kilometer per uur te rijden, en de verkeerspolitie hield streng toezicht op de naleving van deze verorde ning; maar zodra ze de drukke straten met haar stopseinen en verkeersagenten ver laten hadden en op de grote straatweg waren, gaf de heer Holte meer gas, terwijl hij het pedaal langzaam neerdrukte. „Jongens, dat gaat vlug!" zei Gerrit, die nog niet dikwijls had gereden. Hij keek belangstellend op een der wijzerplaten op het dashbord, die het cijfer 75 aanwees. De Kever haalde zijn horloge uit zijn vestzakje en merkte op, dat het getal op de kilome terteller om de vijftig seconden met één vermeerderde. „De motor snorde genoeglijk als een spin nende kat, terwijl hij kilometer na kilo meter verslond. „Is dat de grootste snelheid van uw auto, meneer Holte?" vroeg Els, die geen oogenblik rustig op haar plaats bleef zit ten, nu eens links dan weer rechts uit het raam wilde kijken en de beide jongens naast haar door haar onverwachte bewe gingen geweldig hinderde. „Nog lang niet, meisjelief, als we wil len kunnen we 140 Kilometer rijden," ant woordde hij. „Toe, meneer, schakel eens de derde versnelling in Rijdt U eens met de maxi mum-snelheid!" verzocht Els. „Ik zou je danken! Mijn auto is geen racewagen en de weg maakt hier voort durend bochten," verklaarde de bestuurder. Hij had zijn oog vast op de weg gericht en verminderde juist vaart om een S-bocht te nemen, die door een waarschuwingsbord tijdig aangekondigd werd. Maar hij nam Els haar verzoek helemaal niet kwalijk, want hij wist wel, dat meisjes zelfs de vi eesachtigen en zachtmoedigen, als het er op aan komt, roekelozer zijn dan de brutaalste jongens. tWordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 15