KING De Grondwet en het verschijningsverbod De Pers over de Kabinetscrisis LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Zaterdag 1 Juli 1939 Hier is het antwoord Door prof. mr. R. Kranenburg, hoogleeraar in het Staatsrecht aan de Leidsche Universiteit en lid der Eerste Kamer. (I) De maatregelen, door de regeering voor gesteld met betrekking tot de drukpers, hebben over het algemeen een slechte pers. Dat is begrijpelijk. Er is alle reden om zich met name over het opnemen van het ver- Oen Leidschen hoogleeraar^in het staatsrecht prof. mr. R. Kranen burg. lid van de Eerste Kamer, bereid te hebben gevonden, in twee artikelen den lezer de betee- kenis te doen inzien van de regee- ringsvoorstellen irtzake de breide ling van persextjessen, doet ons oprecht genoegen, Rier is van een hoogst bel&ngrük voorspel sprake, dat, zou het worden aangenomen, de traditioneele persvrijheid in ons land zou aantasten. Daarom is het van groot belang dat het publiek zich van de strekking der voor stellen rekenschap aflegt, hetgeen niet beter kaïj geschieden dan onder voorlichting van terzake bevoegde zijde. Moge de kennis neming der beschouwingen van prof. Kranenburg den lezer scherp doen inzien, wat er hiér op het spel staat! ~Yn Prof. mr. R. Kranenburg. schijningsverbod in het ontwerp te ver bazen. Het is met deze materie eigenaar dig geloopen. Wat toch is de' zaak? De Staatscommissie voor de Grondwetsherzie ning had voorgesteld aan het bestaande Grondwetsartikel betreffende de drukpers vrijheid, waarin met zooveel woorden wordt verklaard, dat niemand voorafgaand verlof noodig heeft om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, een tweede lid toe te voegen waardoor dit be ginsel zou worden beperkt. Men wilde n.l. voor den wetgever de mogelijkheid openen regels vast te stellen, volgens welke een bepaalde uitgave wegens grove inbreuk op de openbare orde tijdelijk kan worden ver boden. Tegen deze toevoeging is reeds da delijk in de Staatscommissie sterk verzet gerezen. Een minderheid in die Commissie heeft in een afzonderlijke nota haar ern stige bezwaren tegen deze beperking tot uiting gebracht. De Regeering. die zich in het algemeen met de voorstellen der Staatscommissie had vereenlgd ttwee harer leden, de Mi nister van Blnnenlandsche Zaken, mr. De Wilde, en de Minister van Justitie, mr. Van Schaik. maakten trouwens deel uit van de Commissie), heeft dit deel der voorstellen niet overgenomen Maar bij de behande ling van de Regeeringsvoorstellen in de Tweede Kamer kwam de heer De Geer op de zaak terug. „De Regeering heeft dit voorstel der Staatscommissie niet overge nomen, maar och, dat was ook eigenlijk niet noodig." zoo betoogde hij. „Immers, datgene, wat de Commissie aan den ge wonen wetgever wilde toestaan, kan die wetgever op het oogenblik welbeschouwd ook al doen Wat het Grondwetsartikel op het oogenblik verbiedt, en alleen ver biedt, is de censuur, d.i. het eischen van een voorafgaande vergunning der overheid tot het publiceeren van bepaalde uitgaven. Maar het verbod van een bepaalde uit gave is nu eenmaal iets anders dan het eischen van een vergunning van de over heid voor een bepaalde uitgave, en dat verbod valt alzoo buiten de werking van art. 7 der Grondwet. Dat is ook geen pre ventieve maatregel, maar een repressieve maatregel; immers het verbod zou moeten worden uitgesproken ter zake van reeds gepleegde grove inbreuken op de openbare orde." Ik heb deze redeneering van den begin ne af al te vernuftig gevonden. Als het zoo opgelegd was, dat de Grondwet thans reeds een verschijningsverbod toelaat, waarom heeft dan de meerderheid der Staatscommissie zich zooveel moeite ge geven om een nieuw lid te ontwerpen, dat aar. het bestaande Grondwets-artikel zou moeten worden toegevoegd? Het is wel het meest omstreden punt geweest in de Staatscommissie. Waarom daaraan dan zoolang gedokterd? Dat zou dan toch wel monniken-werk zijn geweest! Maar zoo was het ook niet! De voorstan ders van een verschijningsverbod waren niet zulke onpractische lieden, dat zij hun scherpzinnigheid en kostelljken tijd zaten te verknoeien op het ontwerpen van een volledig overbodige bepaling. Het is dunkt mij. voor een onbevoordeeld verstand wel duidelijk dat een verschijningsverbod nog veel verder gaat dan het e'schen van een verschijningsvergunning van de Overhe.d In het eerste geval immers is het; la mort sans phrase", in het laatste is er tenminste nog wel kans dat de Overheid vergunning verleent. En wat het karakter van een pre ventieven of repressieven maatregel be treft, in de minderheidsnota wordt. ml. terecht gezegd dat een repress eve maat regel alleen een zoodanige is die genomen wordt ter zake van reeds verschenen ge schriften Behoudens ieders verantwoorde lijkheid volgens de wet", zoo voegt ons Grondwets-artikel toe aan de verklar ng. dat niemand verlof noodig heeft om door de drukpers zijn gedachten te publiceeien. Ieder blijft volledig verantwoordelijk voor den inhoud van zijn publicatie en als de wetgever met een strenge straf bed.eigen w i tegen drukpers-delicten dan staat hem dat volgens de Grondwet vrij. Maar het g cndrecht zelve van de vrije meen ngs- ulting mag hij niet ontnemen evenmin als de godsdienrtvrijheid of het recht van petitie; monddood mag hli een burger niet maken. Nu is de opmerk ne denkbaar: Tie wet gever kan dan toch door zee. scherpe rt-af- bepal ngen de drukpe s-vrijheid daadwer kelijk sterk aantasten Wat heb ik aan die vrijheid, wanneer lk <n de gevangenis kan wo"den geworpen of een boete kriig te be talen, die misschien elk eventueel honora rium ver te boven zal gaan?" Inderdaad, wanneer de wetgever de drukpers-vrijheid n'et als een groot goed voelt, zal hij vexatoire maatregelen kunnen nemen, ook bij de tegenwoordige redactie Daarom is ten slotte de sterkste rem tegeh aantasting dier vrijheid, de openbare meening. het rechts- en vrijheidsgevoel van het volk celve. Maar dat neemt niet weg. dat de Grondwet thans naar haar letter en naar haar geest de preventieve maatregelen in elk geval uitsluit, De gevangenisstraf kan hard zijn. ongetwijfeld, maar is principieel iets anders dan de preventieve maatregel van het monddood maken. Dat moet men wèl onderscheiden De waardigheid van i eiken burger ais mensch, ais geestelijk wezen wordt door de Grondwet erkend en J met een bepaalden waarborg verzekerd. waaraan men niet mag komen. Zoo verbiedt de Grondwet b.v. ook het economisch dood maken van een burger pr.ncipieel. Op geen misdrijf mag de alge- meene verbeurdverklaring der goederen, den schuldige toebehoorend. als straf ge steld worden, zegt onze Grondwet. Iemand, die nu tot een zóó hooge geldboete veroor deeld wordt, dat zij zijn werkelijk vermogen evenaart of te boven gaat. zal missclven ook geneigd zijn te zeggen: .Aan üle Grondswet'oepaling heb ik toch niet veel". Niettemin is,die algemeene verbeurdver klaring als zoodanig iets anders dan een boete, hoe hoog ook. ter zake van een ge pleegd strafbaar feit door den rechter opgelegd. Zoo moet men ook hier aan het beginsel vasthouden. De Amerikaansche hoogste rechter heeft dit gedaan In den jtfSgS? Met KING tri de auto, Op 't meer, in de trein, Met KING op de tandem Of fiets - dat is fijn! Op al onze tochten Naar hei, bos of zee, Gaat als verkwikking Steeds KING met ons mee! KING is hygiënisch En zuivert de mond, En daarbij, als hoofdzaak, Voor ieder gezond! En is soms het lichaam Vermoeid in elk lid, Je neemt maar een KING, en dra ben je fit! De natuur in met de natuurzuivere KING FIRMA TONNEMA 2660 CIE FABRIKANTEN VAN KING PEPERMUNT SNEEK (Ingez. Med.) Maar het Amerikaansche Hooggerechtshof heeft in een uitvoerig gemotiveerde beslis sing de ongrondwettigheid daarvan uit gesproken. „Het onderwerp van deze wet", zoo overwoog het hoogste rechts college onder meer. „is niet straf ln den gewonen zin van het woord, maar het vernietigen of onderdrukken van de over tredende courant of periodiek. Dit is in wezen censuur. Immers vrijheid van druk pers beteekent principieel: onaantastbaar heid voor voorafgaande verhindering of censuur Onze Nederlandsche rechter heeft niet de bevoegdheid om de grondwettigheid der wetten te toetsen Op den wetgever legt staat dit echter de dure verplichting aan de be Minnesota had de wetgevende macht naar ginselen onzer Grondwet streng de hand aanleiding van persexcessen, die men daar te houden en met name onze grondrechten meende te moeten tegengaan een wet aan- nauwgezet te ontzien, genomen, waarin eveneens de mogelijkhe d van een verschijningsverbod voorkwam. (Nadruk verboden). Aan de verschillende persbeschouwingen over het aftreden van het kabinet-Colijn en de nieuwe opdracht aan dr. Colijn ont- leenen wij het volgende: De „Nieuwe Rott. Ct." wijst er op, dat het de tweede maal is, dat een coaliie- kabinet onder het presidium van dr. Colijn uit elkaar valt. „De coalitie-crisis in 1925 was te wijten geweest aan de R.-K. Staatspartij, die een kerkelijk belang bij een luxe-uitgaaf (het gezantschap bij het Vaticaan Red.), bo ven het landsbelang had gesteld. De coali tie-crisis op dit oogenblik is vermoedelijk ook aan haar toe te schrijven, daar men het over de noodzakelijke defensie-uitgaven nemen wij aan, wel eens zou zijn gewor den, maar het voornamelijk de voor het departement van Sociale,Zaken extra aan gevraagde uitgaven zijn geweest, die den grootsten hinderpaal vormden bij het be naderen van het begrootingsevenwicht „Alweer heeft de noodlottige politieke sfeer, die de R.-K. Staatspartij met zich brengt, haar invloed doen gevoelen, en al weer is gebleken, dat de „positieve Christe lijkheid" geen grondslag van staatkundige homogeniteit verschaft. Men ontbindt de regeeringsvennootschap na twee jaren zon der dat er op het specifieke positief-Chris- telijke terrein van maatregelen, ais de Zon dagswet, de lijkverbranding, de echtschei ding, iets is gekomen, voornamelijk van wege de verdeeldheid welke zich zelfs te dien aanzien openbaarde." „De opdracht aan den heer Colijn luidt tot vorming van „een kabinet" zonder meer, gelijk in 1937 Hij kan dus alle kan ten uit, maar èn uit zijn verleden èn uit wat hij bij het aftreden van den minister van Financiën heeft verklaard, mag men afleiden, dat zijn pogingen althans niet zullen gaan in een richting van financieele buitenissigheden, als bij de s.-d., een groot deel der r.-k„ en een klein deel der c.-h. bepleit worden." Het „Handelsblad" (Lib.) schrijft: Zooals bekend ging de strijd in het ka binet over hetgeen men de „oude" en de „nieuwe" economie genoemd heeft. De vraag kan echter rijzen, of te midden van een gespannen internationalen toestand zelfs de uiterst gewichtige vraagstukken niet naar een tweede plan moeten worden geschoven. In dien zin zou ons volk dan ook de opdracht aan dr. Colijn, niet slechts als politicus en staatsman, maar vooral ook als nationale figuur, verstaan. De opdracht om „een" kabinet te vor men laat. evenals in 1937, den door de Koningin aangewezen formateur volledige vrijheid omtrent de wijze, waarop hij de crisis zal trachten op te lossen. Maar het vermoeden ligt voor de hand, i dat dr. Colijn het ditmaal niet opnieuw in een rechtsch coalitie-kabinet zal zoeken, om de eenvoudige reden, dat zulk een ka binet reeds na twee Jaren door innerlijke ir.eeningsverschillen het bijltje er bij heeft moeten neerleggen. Theoretisch mogelijk is een parlementair kabinet op een breedere of zeer breede basis. Verder een extra-parlementair of een zakenkabinet. Maar hierover reeds op dit oogenblik voorspellingen te doen, zou meer dan voorbarig zijn. De „Telegraaf' (Neutraall zegt, dat het in de eerste plaats kwesties van flnan- cieelen aard zijn, die tot de huidige kabi netscrisis hebben geleld. De Kath. Staats partij huldigt op financieel en economisch terrein denkbeelden, die nooit de volledige instemming van den minister-president hebben gehad. Wij zouden onoprecht zijn, indien wij verklaarden, het aftreden van dit kabinet te betreuren In moeilijke tijden, zooals wij die sedert een reeks van jaren beleven, be hoort ons land niet geregeerd te worden door een ministerie, geformeerd op zóó enge basis als het huidige, Den uitslag van de jongste Tweede-Kamerverkiezingen is geweld aangedaan, toen men die gebruikte om er een overwinning der oude kerkelijke coalitie uit te fabriceeren. Wij zijn dan ook overtuigd, dat men er niet ln zal sla gen deze kabinetscrisis bevredigend op te lossen, zonder een beroep te doen op par tijen, die opzettelijk bij de Jongste formatie buitengesloten werden, als ten minste bij deze crisis het partij-systeem een rol moet spelen. Dit is zeker, dat de tijdsomstandigheden een snelle oplossing der crisis eischen. H. M. de Koningin, die zonder consultatie der Kamervoorzitters en der partijleiders, dr. Colijn opnieuw tot kabinetsformateur heeft benoemd, toont den ernst van den toestand te beseffen. Het is op het oogenblik niet de kwestie der werkloosheid, die in de eerste plaats de aandacht van het land vraagt, maar wel die van een parate defensie. Op een I tijdstip, dat de geheele wereld in spanning verkeert over het verloop der buitenland- ::che gebeurtenissen, kunnen wij ln Neder land niet gaan debatteeren over millioenen I meer of millioenen minder ter bestrijding van de werkloosheid. Het ziet er trouwens naar uit, dat de eischen, die leger en vloot aan ons land stellen en nog zullen stellen, de werkloosheid automatisch zullen terug dringen, zooals dat ook in Duitschland en Engeland is gebeurd. Een spoedige oplos sing, dat is wat het oogenblik elscht. In welke richting zal deze kabinetscrisis worden opgelost? Het „Vaderland" (Lib.) dat deze vraag stelt, antwoordt hierop het volgende: Gegeven het feit, dat thans de exponen ten van de R.-K. Staatspartij bij het con flict zijn betrokken, is een kabinet op breede basis a la 1933 niet bijzonder waar schijnlijk, tenzij met opneming van kleur- looze roomsch-katholieke ministers. Of de liberalen evenwel te vinden zouden zijn voor zulk een ministerie, nu het regee- rlngsbeleld, èn door het protectionisme èn door de voortschrijdende ordening, een voor hen onaanvaardbare richting heeft ingeslagen, valt zeer te betwijfelen. Homogeniteit aan de andere zijde van de scheidslijn zou waarschijnlijk mogelijk zijn door de vorming van een roomsch- rood ministerie. De SD.A.P. zit op zulk een oplossing als het ware te wachten. Of ech ter de R.-K. Staatspartij tot dezen stap zou kunnen besluiten, nu tot dusverre het ka tholicisme zulk een scherp afwijzende hou ding tegenover de sociaal-democratie heeft aangenomen, lijkt niet waarschijnlijk. We zouden het ook allesbehalve gaarne wen- schen, aangezien financieele experimenten, met verdere depreciatie van den gulden en de daaruit voortvloeiende monetaire onrust aan de orde van den dag zouden zijn. Als uiteindelijke oplossing zou daarom een zakenkabinet met sterk-onpolltieke fi guren. dat tegenover een eigenlijk onmach tige Kamer een tamelijk stevige positie zou kunnen innemen in de lijn der dingen liggen. Voordat het zoover komt, zou een opdracht aan een r.-k. formateur waar schijnlijk zijn. Het zijn immers de r.-k. ministers, die, nadat hun protestantsche collega's hun zoover mogelijk tegemoet wa ren gekomen, de crisis hebben uitgelokt. Volgens de regelen van het parlementaire stelsel had dus eerst een roomsch-katholiek voor een opdracht in aanmerking kunnen komen. Dat hij ln de vervulling hiervan zou slagen, tenzij met roomsch-rood, is niet bijzonder aannemelijk. Dat dan. na al het geen geschied is, niet opnieuw een roomsch katholiek voor de vorming van een za kenkabinet in aanmerking zou komen, spreekt wel vanzelf. De „Maasbode" (r.k.) betoogt, dat wij moeten krijgen een Kabinet op een basis, die een behoorlijke samenwerking met de StatenGeneraal garandeert! „Het behoeft echter wel geen betoog, dat deze oplossing helaas I even moeilijk als gewenscht is. Immers: éèn ding mogen wij gerust voor opzetten: het staat wel vast, dat het geschil In het kabinet voornamelijk, zoo niet uit sluitend, zal zijn ontstaan door een verschil van inzicht tusschen Colijn met de hem volgende minister eenerzijds en de ka tholieke ministers anderzijds. Als dit zoo is dan Is er slechts éèn ge volgtrekking mogelijk; medewerking van de katholieken is vrijwel uilgeslo ten aan een nieuw kabinet-Colijn. Op een compromis is op het oogenblik geen kans of uitzicht meer en wellicht zou dit zelfs niet gewenscht zijn. aan- gezien dit de kiem van een snel uitbre kend nieuw conflict al te zeer in zich zou dragen. Voor beide partijen, Colijn en de katholieken, is het gewenscht dat zij Itians, althans tijdelijk, scheiden. Het doet ons leed, dat wij het niet an- ders kunnen zien," „Met volledige waardeering van ieders inzicht, dienen wij thans na zoo lang mo gelijke samenwerking uiteen te gaan. naar wij hopen voor zoo kort mogelijk. De katholieke fractie zal dan natuurlijk ook tegenover een bulten haar om gevormd kabinet-Colijn zich stellen op een objectief standpunt, het beoordeelend enkel en alleen naar zijn daden. Wel is met groote vreeze te vreezen, dat dit oordeel niet gunstig zal zijn, al hopen wij het tegendeel. Komt dan het conflict, dan zal het ont staan en worden uitgevochten, daar waar dit het meest gewenscht is, in het parle ment, en dan kan de oplossing van de nieuwe crisis moge deze uitblijven! gezocht worden in de richting, door het ge vallen Kamer-votum aangewezen." De „Tijd" zegt: Uit het communiqué van den Regeerings- persdienst blijkt, dat Dr. H. Colijn een on beperkte opdracht tot het vormen van een kabinet heeft gekregen. Hij zal dus, indien hij de opdracht aanvaardt, officieel volle dige vrijheid van handelen hebben. Zooals men weet, was Colijn het volko men eens met den onlangs afgetreden mi nister van Financiën De Wilde, dat het budget voor 1940 in evenwicht moet zijn, d w. z. dat de uitgaven door de inkomsten gedekt worden. Met de thans afgetreden regeering bleek dat niet te bereiken, om dat verschillende bewindslieden geen kans zagen tegenover de abnormaal hooge. maar bitter noodzakelijke uitgaven even abnor male bezuinigingen en vermeerderingen van de staatsinkomsten te stellen, zonder dat naar hun meening aan het welzijn van ons land en votk ernstig schade zou wor den berokkend. Zonder medewerking van de katholieken zal er geen regeering met een parlemen taire meerderheid in de Kamer te vormen zUn, en een regeering, die niet op een par lementaire meerderheid zou steunen, zal naar alle waarschijnlijkheid slechts een kort en riskant en dus onder de huidige omstandigheden niet gewenscht leven kun nen tegemoet gaan. Het is te verwachten, dat de katholieken voet bij stuk zullen hou den ten aanzien van hun sociale eischen ten behoeve van land en volk en ook daar door het bewijs zullen leveren, dat zij met deze eischen geen demagogie hebben ge voerd, gelijk door tegenstanders wel be weerd is, maar dat deze eischen hun heilige em6t zijn. „Het Voik": De baan is thans vrij voor een oplossing in grooten stijl. Is de afgetreden premier echter wel de man voor deze taak? „Precies twee Jaar en een week na zijn optreden is het vierde kabinet-Colijn be zweken. Zijn ondergang werd niet bewerk stelligd door een botsing met het parle ment. Het is aan innerlijke verdeeldheid ten onder gegaan. Hiermede heeft zich herhaald, wat zich reeds eenmaal ln 1925 voordeed: opnieuw Is een formatie van dr. Colijn gestrand op een kennelijk onvoldoende voorbereiding. Immers, had men in 1937 de koers goed uitgezet, dan zou het niet wel mogelijk zijn geweest, dat reeds bij de opstelling van de eerste begrooting, die de nieuwe minister van Financiën ten volle voor zijn rekening kon nemen, de zaak dermate vastliep, dat reeds toen mr. De Wilde nauwelijks van heen gaan kon worden weerhouden. Men moest en zou echter, dwars tegen alle redelijkheid ln, een coalitie-kabinet hebben De aandrang hiertoe ging kenne lijk uit van den conservatieven vleugel der katholieken en dr. Colijn is toen voor deze bekoring bezweken. Thans moest het land het gelag betalen. Twee jarep, die gebruikt hadden kunnen worden voor een forsche politiek van con structief werk. zijn voorbijgegaan met ein deloos geredekavel ln een kabinet, dat ln zichzelf verdeeld was. Een hooge prijs voor dit hernieuwd en naar wij hopen ook laatste blijk, dat de coalitiegedachte, die in onze vaderlandsche staatkunde reeds zooveel onheil stichtte, haar levenskracht heeft verloren. Afgescheiden van de verloren Jaren, breekt de crisis wel op een zeer ongelegen tijdstip uit. met het oog op de zeer gespan nen internationale verhoudingen. Juist ln verband hiermede is de wederom aan dr. Colijn toevertrouwde opdracht er één van zeer dellcaten aard. Spoed zal zich ditmaal aan grondigheid moeten paren. De baan is vrij voor een nieuwe oplossing ln grooten stijl. Maar is de afgetreden premier, die zoozeer verknocht is aan bepaalde economische inzichten, wel de man die Juist deze taak kan aanvaar- den? Dat is de zorglijke vraag, die zich vóór alles opdringt bij het vernemen, dat dr. Colijn wederom het eerst aan bod Is. Overzicht onzer belangrijkste Veemarkten. Nu de aanvoeren van weiüelammeren voor dit seizoen bijna weer zijn afgeloopen, brengen de Hollandsche fokkers de zuiglammeren aan de markten Dit is ook al een artikel dat van de exportmarkt afhankelijk is, want als men het geheel van den Nederlandschen afzet moet heb ben. dan wordt er niet veel voor betaald. De prijzen op de Parijsche en Brusselsche markt zijn de laatste v/eken wrat opgeloopen en boven dien kunnen wij met zekerheid mededeelen. dat over enkele weken op de Leidsche markt de Rotterdamsche Lloyd weer hare vertegenwoordi gers zal zenden om gedurende eenige weken een flink kwantum vette lammeren aan te koopen. De perspectieven zijn dus niet zoo on gunstig. Op de vette schapenmarkt was op de Vrijdag markt het aanbod niet groot, de handel tame lijk en de prijzen even vaster dan de vorige week. Oude weideschapen waren nu vanaf Texel flink aangeboden en de belangstelling was niet groot, hetgeen aan de schrale weiden moet worden toegeschreven. De prijzen van f. 9 tot f. 14.50 waren dan ook gemiddeld f. 5 per stuk lager dan het vorig jaar. De slachtveehandel verliep gisteren, vooral op de Leidsche markt aanmerkelijk vlotter met Iets stijvere prijzen. Kalveren bij redelijken handel prijshoudend. Nuchtere wat duurder. Op de gebrulksvee-afdeelingen een stille handel, zooals verwacht werd. doch een goede melkkoe was toch eerder wat duurder. Mindere soorten slecht te verkoopen en laag in prijs. De varkensmarkt eindigde deze week, zoowel voor slachtvarkens als fokkers en biggen, vaster. Een raad om heen te gaan (af te treden). Deze uitdrukking is gebez gd door den heer Schouten ln zijn groote rede naar aanleiding van de kwestie Oss. Overtollig werk verrichten. De uitdruk king is van den Griekschen treurspel dichter Art tophanes. Gelukkig door verd ensten Naam van een gebouw aa-g de Keizersgracht te Amsterdam, dat vroeger de zetel was van een maatschappij van dien naam. die van 1788 tot 1888 bestaan heeft. 2—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 10