KING
De Grondwet en het
verschijningsverbod
De Pers over de Kabinetscrisis
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Zaterdag 1 Juli 1939
Hier is het antwoord
Door prof. mr. R. Kranenburg, hoogleeraar in het Staatsrecht aan
de Leidsche Universiteit en lid der Eerste Kamer.
(I)
De maatregelen, door de regeering voor
gesteld met betrekking tot de drukpers,
hebben over het algemeen een slechte pers.
Dat is begrijpelijk. Er is alle reden om zich
met name over het opnemen van het ver-
Oen Leidschen hoogleeraar^in het
staatsrecht prof. mr. R. Kranen
burg. lid van de Eerste Kamer,
bereid te hebben gevonden, in
twee artikelen den lezer de betee-
kenis te doen inzien van de regee-
ringsvoorstellen irtzake de breide
ling van persextjessen, doet ons
oprecht genoegen, Rier is van een
hoogst bel&ngrük voorspel sprake,
dat, zou het worden aangenomen,
de traditioneele persvrijheid in ons
land zou aantasten. Daarom is het
van groot belang dat het publiek
zich van de strekking der voor
stellen rekenschap aflegt, hetgeen
niet beter kaïj geschieden dan
onder voorlichting van terzake
bevoegde zijde. Moge de kennis
neming der beschouwingen van
prof. Kranenburg den lezer scherp
doen inzien, wat er hiér op het
spel staat!
~Yn
Prof. mr. R. Kranenburg.
schijningsverbod in het ontwerp te ver
bazen. Het is met deze materie eigenaar
dig geloopen. Wat toch is de' zaak? De
Staatscommissie voor de Grondwetsherzie
ning had voorgesteld aan het bestaande
Grondwetsartikel betreffende de drukpers
vrijheid, waarin met zooveel woorden
wordt verklaard, dat niemand voorafgaand
verlof noodig heeft om door de drukpers
gedachten of gevoelens te openbaren, een
tweede lid toe te voegen waardoor dit be
ginsel zou worden beperkt. Men wilde n.l.
voor den wetgever de mogelijkheid openen
regels vast te stellen, volgens welke een
bepaalde uitgave wegens grove inbreuk op
de openbare orde tijdelijk kan worden ver
boden. Tegen deze toevoeging is reeds da
delijk in de Staatscommissie sterk verzet
gerezen. Een minderheid in die Commissie
heeft in een afzonderlijke nota haar ern
stige bezwaren tegen deze beperking tot
uiting gebracht.
De Regeering. die zich in het algemeen
met de voorstellen der Staatscommissie
had vereenlgd ttwee harer leden, de Mi
nister van Blnnenlandsche Zaken, mr. De
Wilde, en de Minister van Justitie, mr. Van
Schaik. maakten trouwens deel uit van de
Commissie), heeft dit deel der voorstellen
niet overgenomen Maar bij de behande
ling van de Regeeringsvoorstellen in de
Tweede Kamer kwam de heer De Geer op
de zaak terug. „De Regeering heeft dit
voorstel der Staatscommissie niet overge
nomen, maar och, dat was ook eigenlijk
niet noodig." zoo betoogde hij. „Immers,
datgene, wat de Commissie aan den ge
wonen wetgever wilde toestaan, kan die
wetgever op het oogenblik welbeschouwd
ook al doen Wat het Grondwetsartikel
op het oogenblik verbiedt, en alleen ver
biedt, is de censuur, d.i. het eischen van
een voorafgaande vergunning der overheid
tot het publiceeren van bepaalde uitgaven.
Maar het verbod van een bepaalde uit
gave is nu eenmaal iets anders dan het
eischen van een vergunning van de over
heid voor een bepaalde uitgave, en dat
verbod valt alzoo buiten de werking van
art. 7 der Grondwet. Dat is ook geen pre
ventieve maatregel, maar een repressieve
maatregel; immers het verbod zou moeten
worden uitgesproken ter zake van reeds
gepleegde grove inbreuken op de openbare
orde."
Ik heb deze redeneering van den begin
ne af al te vernuftig gevonden. Als het
zoo opgelegd was, dat de Grondwet thans
reeds een verschijningsverbod toelaat,
waarom heeft dan de meerderheid der
Staatscommissie zich zooveel moeite ge
geven om een nieuw lid te ontwerpen, dat
aar. het bestaande Grondwets-artikel zou
moeten worden toegevoegd? Het is wel
het meest omstreden punt geweest in de
Staatscommissie. Waarom daaraan dan
zoolang gedokterd? Dat zou dan toch wel
monniken-werk zijn geweest!
Maar zoo was het ook niet! De voorstan
ders van een verschijningsverbod waren
niet zulke onpractische lieden, dat zij hun
scherpzinnigheid en kostelljken tijd zaten
te verknoeien op het ontwerpen van een
volledig overbodige bepaling. Het is dunkt
mij. voor een onbevoordeeld verstand wel
duidelijk dat een verschijningsverbod nog
veel verder gaat dan het e'schen van een
verschijningsvergunning van de Overhe.d
In het eerste geval immers is het; la mort
sans phrase", in het laatste is er tenminste
nog wel kans dat de Overheid vergunning
verleent. En wat het karakter van een pre
ventieven of repressieven maatregel be
treft, in de minderheidsnota wordt. ml.
terecht gezegd dat een repress eve maat
regel alleen een zoodanige is die genomen
wordt ter zake van reeds verschenen ge
schriften Behoudens ieders verantwoorde
lijkheid volgens de wet", zoo voegt ons
Grondwets-artikel toe aan de verklar ng.
dat niemand verlof noodig heeft om door de
drukpers zijn gedachten te publiceeien.
Ieder blijft volledig verantwoordelijk voor
den inhoud van zijn publicatie en als de
wetgever met een strenge straf bed.eigen
w i tegen drukpers-delicten dan staat hem
dat volgens de Grondwet vrij. Maar het
g cndrecht zelve van de vrije meen ngs-
ulting mag hij niet ontnemen evenmin als
de godsdienrtvrijheid of het recht van
petitie; monddood mag hli een burger niet
maken.
Nu is de opmerk ne denkbaar: Tie wet
gever kan dan toch door zee. scherpe rt-af-
bepal ngen de drukpe s-vrijheid daadwer
kelijk sterk aantasten Wat heb ik aan die
vrijheid, wanneer lk <n de gevangenis kan
wo"den geworpen of een boete kriig te be
talen, die misschien elk eventueel honora
rium ver te boven zal gaan?" Inderdaad,
wanneer de wetgever de drukpers-vrijheid
n'et als een groot goed voelt, zal hij
vexatoire maatregelen kunnen nemen, ook
bij de tegenwoordige redactie Daarom is
ten slotte de sterkste rem tegeh aantasting
dier vrijheid, de openbare meening. het
rechts- en vrijheidsgevoel van het volk
celve. Maar dat neemt niet weg. dat de
Grondwet thans naar haar letter en naar
haar geest de preventieve maatregelen in
elk geval uitsluit, De gevangenisstraf kan
hard zijn. ongetwijfeld, maar is principieel
iets anders dan de preventieve maatregel
van het monddood maken. Dat moet men
wèl onderscheiden De waardigheid van i
eiken burger ais mensch, ais geestelijk
wezen wordt door de Grondwet erkend en J
met een bepaalden waarborg verzekerd.
waaraan men niet mag komen.
Zoo verbiedt de Grondwet b.v. ook het
economisch dood maken van een burger
pr.ncipieel. Op geen misdrijf mag de alge-
meene verbeurdverklaring der goederen,
den schuldige toebehoorend. als straf ge
steld worden, zegt onze Grondwet. Iemand,
die nu tot een zóó hooge geldboete veroor
deeld wordt, dat zij zijn werkelijk vermogen
evenaart of te boven gaat. zal missclven
ook geneigd zijn te zeggen: .Aan üle
Grondswet'oepaling heb ik toch niet veel".
Niettemin is,die algemeene verbeurdver
klaring als zoodanig iets anders dan een
boete, hoe hoog ook. ter zake van een ge
pleegd strafbaar feit door den rechter
opgelegd.
Zoo moet men ook hier aan het beginsel
vasthouden. De Amerikaansche hoogste
rechter heeft dit gedaan In den
jtfSgS?
Met KING tri de auto,
Op 't meer, in de trein,
Met KING op de tandem
Of fiets - dat is fijn!
Op al onze tochten
Naar hei, bos of zee,
Gaat als verkwikking
Steeds KING met ons mee!
KING is hygiënisch
En zuivert de mond,
En daarbij, als hoofdzaak,
Voor ieder gezond!
En is soms het lichaam
Vermoeid in elk lid,
Je neemt maar een KING,
en dra ben je fit!
De natuur in met de
natuurzuivere KING
FIRMA TONNEMA
2660
CIE FABRIKANTEN VAN KING PEPERMUNT SNEEK
(Ingez. Med.)
Maar het Amerikaansche Hooggerechtshof
heeft in een uitvoerig gemotiveerde beslis
sing de ongrondwettigheid daarvan uit
gesproken. „Het onderwerp van deze
wet", zoo overwoog het hoogste rechts
college onder meer. „is niet straf ln den
gewonen zin van het woord, maar het
vernietigen of onderdrukken van de over
tredende courant of periodiek. Dit is in
wezen censuur. Immers vrijheid van druk
pers beteekent principieel: onaantastbaar
heid voor voorafgaande verhindering of
censuur
Onze Nederlandsche rechter heeft niet
de bevoegdheid om de grondwettigheid
der wetten te toetsen Op den wetgever legt
staat dit echter de dure verplichting aan de be
Minnesota had de wetgevende macht naar ginselen onzer Grondwet streng de hand
aanleiding van persexcessen, die men daar te houden en met name onze grondrechten
meende te moeten tegengaan een wet aan- nauwgezet te ontzien,
genomen, waarin eveneens de mogelijkhe d
van een verschijningsverbod voorkwam. (Nadruk verboden).
Aan de verschillende persbeschouwingen
over het aftreden van het kabinet-Colijn
en de nieuwe opdracht aan dr. Colijn ont-
leenen wij het volgende:
De „Nieuwe Rott. Ct." wijst er op, dat
het de tweede maal is, dat een coaliie-
kabinet onder het presidium van dr. Colijn
uit elkaar valt.
„De coalitie-crisis in 1925 was te wijten
geweest aan de R.-K. Staatspartij, die een
kerkelijk belang bij een luxe-uitgaaf (het
gezantschap bij het Vaticaan Red.), bo
ven het landsbelang had gesteld. De coali
tie-crisis op dit oogenblik is vermoedelijk
ook aan haar toe te schrijven, daar men
het over de noodzakelijke defensie-uitgaven
nemen wij aan, wel eens zou zijn gewor
den, maar het voornamelijk de voor het
departement van Sociale,Zaken extra aan
gevraagde uitgaven zijn geweest, die den
grootsten hinderpaal vormden bij het be
naderen van het begrootingsevenwicht
„Alweer heeft de noodlottige politieke
sfeer, die de R.-K. Staatspartij met zich
brengt, haar invloed doen gevoelen, en al
weer is gebleken, dat de „positieve Christe
lijkheid" geen grondslag van staatkundige
homogeniteit verschaft. Men ontbindt de
regeeringsvennootschap na twee jaren zon
der dat er op het specifieke positief-Chris-
telijke terrein van maatregelen, ais de Zon
dagswet, de lijkverbranding, de echtschei
ding, iets is gekomen, voornamelijk van
wege de verdeeldheid welke zich zelfs te
dien aanzien openbaarde."
„De opdracht aan den heer Colijn luidt
tot vorming van „een kabinet" zonder
meer, gelijk in 1937 Hij kan dus alle kan
ten uit, maar èn uit zijn verleden èn uit
wat hij bij het aftreden van den minister
van Financiën heeft verklaard, mag men
afleiden, dat zijn pogingen althans niet
zullen gaan in een richting van financieele
buitenissigheden, als bij de s.-d., een groot
deel der r.-k„ en een klein deel der c.-h.
bepleit worden."
Het „Handelsblad" (Lib.) schrijft:
Zooals bekend ging de strijd in het ka
binet over hetgeen men de „oude" en de
„nieuwe" economie genoemd heeft. De
vraag kan echter rijzen, of te midden van
een gespannen internationalen toestand
zelfs de uiterst gewichtige vraagstukken
niet naar een tweede plan moeten worden
geschoven. In dien zin zou ons volk dan
ook de opdracht aan dr. Colijn, niet slechts
als politicus en staatsman, maar vooral
ook als nationale figuur, verstaan.
De opdracht om „een" kabinet te vor
men laat. evenals in 1937, den door de
Koningin aangewezen formateur volledige
vrijheid omtrent de wijze, waarop hij de
crisis zal trachten op te lossen.
Maar het vermoeden ligt voor de hand,
i dat dr. Colijn het ditmaal niet opnieuw in
een rechtsch coalitie-kabinet zal zoeken,
om de eenvoudige reden, dat zulk een ka
binet reeds na twee Jaren door innerlijke
ir.eeningsverschillen het bijltje er bij heeft
moeten neerleggen.
Theoretisch mogelijk is een parlementair
kabinet op een breedere of zeer breede
basis. Verder een extra-parlementair of
een zakenkabinet. Maar hierover reeds op
dit oogenblik voorspellingen te doen, zou
meer dan voorbarig zijn.
De „Telegraaf' (Neutraall zegt, dat het
in de eerste plaats kwesties van flnan-
cieelen aard zijn, die tot de huidige kabi
netscrisis hebben geleld. De Kath. Staats
partij huldigt op financieel en economisch
terrein denkbeelden, die nooit de volledige
instemming van den minister-president
hebben gehad.
Wij zouden onoprecht zijn, indien wij
verklaarden, het aftreden van dit kabinet
te betreuren In moeilijke tijden, zooals wij
die sedert een reeks van jaren beleven, be
hoort ons land niet geregeerd te worden
door een ministerie, geformeerd op zóó
enge basis als het huidige, Den uitslag van
de jongste Tweede-Kamerverkiezingen is
geweld aangedaan, toen men die gebruikte
om er een overwinning der oude kerkelijke
coalitie uit te fabriceeren. Wij zijn dan
ook overtuigd, dat men er niet ln zal sla
gen deze kabinetscrisis bevredigend op te
lossen, zonder een beroep te doen op par
tijen, die opzettelijk bij de Jongste formatie
buitengesloten werden, als ten minste bij
deze crisis het partij-systeem een rol moet
spelen.
Dit is zeker, dat de tijdsomstandigheden
een snelle oplossing der crisis eischen. H.
M. de Koningin, die zonder consultatie der
Kamervoorzitters en der partijleiders, dr.
Colijn opnieuw tot kabinetsformateur heeft
benoemd, toont den ernst van den toestand
te beseffen.
Het is op het oogenblik niet de kwestie
der werkloosheid, die in de eerste plaats
de aandacht van het land vraagt, maar
wel die van een parate defensie. Op een
I tijdstip, dat de geheele wereld in spanning
verkeert over het verloop der buitenland-
::che gebeurtenissen, kunnen wij ln Neder
land niet gaan debatteeren over millioenen
I meer of millioenen minder ter bestrijding
van de werkloosheid. Het ziet er trouwens
naar uit, dat de eischen, die leger en vloot
aan ons land stellen en nog zullen stellen,
de werkloosheid automatisch zullen terug
dringen, zooals dat ook in Duitschland en
Engeland is gebeurd. Een spoedige oplos
sing, dat is wat het oogenblik elscht.
In welke richting zal deze kabinetscrisis
worden opgelost? Het „Vaderland" (Lib.)
dat deze vraag stelt, antwoordt hierop het
volgende:
Gegeven het feit, dat thans de exponen
ten van de R.-K. Staatspartij bij het con
flict zijn betrokken, is een kabinet op
breede basis a la 1933 niet bijzonder waar
schijnlijk, tenzij met opneming van kleur-
looze roomsch-katholieke ministers. Of de
liberalen evenwel te vinden zouden zijn
voor zulk een ministerie, nu het regee-
rlngsbeleld, èn door het protectionisme èn
door de voortschrijdende ordening, een
voor hen onaanvaardbare richting heeft
ingeslagen, valt zeer te betwijfelen.
Homogeniteit aan de andere zijde van
de scheidslijn zou waarschijnlijk mogelijk
zijn door de vorming van een roomsch-
rood ministerie. De SD.A.P. zit op zulk een
oplossing als het ware te wachten. Of ech
ter de R.-K. Staatspartij tot dezen stap zou
kunnen besluiten, nu tot dusverre het ka
tholicisme zulk een scherp afwijzende hou
ding tegenover de sociaal-democratie heeft
aangenomen, lijkt niet waarschijnlijk. We
zouden het ook allesbehalve gaarne wen-
schen, aangezien financieele experimenten,
met verdere depreciatie van den gulden en
de daaruit voortvloeiende monetaire onrust
aan de orde van den dag zouden zijn.
Als uiteindelijke oplossing zou daarom
een zakenkabinet met sterk-onpolltieke fi
guren. dat tegenover een eigenlijk onmach
tige Kamer een tamelijk stevige positie zou
kunnen innemen in de lijn der dingen
liggen. Voordat het zoover komt, zou een
opdracht aan een r.-k. formateur waar
schijnlijk zijn. Het zijn immers de r.-k.
ministers, die, nadat hun protestantsche
collega's hun zoover mogelijk tegemoet wa
ren gekomen, de crisis hebben uitgelokt.
Volgens de regelen van het parlementaire
stelsel had dus eerst een roomsch-katholiek
voor een opdracht in aanmerking kunnen
komen. Dat hij ln de vervulling hiervan
zou slagen, tenzij met roomsch-rood, is niet
bijzonder aannemelijk. Dat dan. na al het
geen geschied is, niet opnieuw een roomsch
katholiek voor de vorming van een za
kenkabinet in aanmerking zou komen,
spreekt wel vanzelf.
De „Maasbode" (r.k.) betoogt, dat wij
moeten krijgen een Kabinet op een basis,
die een behoorlijke samenwerking met de
StatenGeneraal garandeert!
„Het behoeft echter wel geen betoog, dat
deze oplossing helaas I even moeilijk als
gewenscht is.
Immers: éèn ding mogen wij gerust voor
opzetten: het staat wel vast, dat het geschil
In het kabinet voornamelijk, zoo niet uit
sluitend, zal zijn ontstaan door een verschil
van inzicht tusschen Colijn met de hem
volgende minister eenerzijds en de ka
tholieke ministers anderzijds.
Als dit zoo is dan Is er slechts éèn ge
volgtrekking mogelijk; medewerking
van de katholieken is vrijwel uilgeslo
ten aan een nieuw kabinet-Colijn. Op
een compromis is op het oogenblik
geen kans of uitzicht meer en wellicht
zou dit zelfs niet gewenscht zijn. aan-
gezien dit de kiem van een snel uitbre
kend nieuw conflict al te zeer in zich
zou dragen. Voor beide partijen, Colijn
en de katholieken, is het gewenscht dat
zij Itians, althans tijdelijk, scheiden.
Het doet ons leed, dat wij het niet an-
ders kunnen zien,"
„Met volledige waardeering van ieders
inzicht, dienen wij thans na zoo lang mo
gelijke samenwerking uiteen te gaan. naar
wij hopen voor zoo kort mogelijk.
De katholieke fractie zal dan natuurlijk
ook tegenover een bulten haar om gevormd
kabinet-Colijn zich stellen op een objectief
standpunt, het beoordeelend enkel en alleen
naar zijn daden.
Wel is met groote vreeze te vreezen, dat
dit oordeel niet gunstig zal zijn, al hopen
wij het tegendeel.
Komt dan het conflict, dan zal het ont
staan en worden uitgevochten, daar waar
dit het meest gewenscht is, in het parle
ment, en dan kan de oplossing van de
nieuwe crisis moge deze uitblijven!
gezocht worden in de richting, door het ge
vallen Kamer-votum aangewezen."
De „Tijd" zegt:
Uit het communiqué van den Regeerings-
persdienst blijkt, dat Dr. H. Colijn een on
beperkte opdracht tot het vormen van een
kabinet heeft gekregen. Hij zal dus, indien
hij de opdracht aanvaardt, officieel volle
dige vrijheid van handelen hebben.
Zooals men weet, was Colijn het volko
men eens met den onlangs afgetreden mi
nister van Financiën De Wilde, dat het
budget voor 1940 in evenwicht moet zijn,
d w. z. dat de uitgaven door de inkomsten
gedekt worden. Met de thans afgetreden
regeering bleek dat niet te bereiken, om
dat verschillende bewindslieden geen kans
zagen tegenover de abnormaal hooge. maar
bitter noodzakelijke uitgaven even abnor
male bezuinigingen en vermeerderingen
van de staatsinkomsten te stellen, zonder
dat naar hun meening aan het welzijn van
ons land en votk ernstig schade zou wor
den berokkend.
Zonder medewerking van de katholieken
zal er geen regeering met een parlemen
taire meerderheid in de Kamer te vormen
zUn, en een regeering, die niet op een par
lementaire meerderheid zou steunen, zal
naar alle waarschijnlijkheid slechts een
kort en riskant en dus onder de huidige
omstandigheden niet gewenscht leven kun
nen tegemoet gaan. Het is te verwachten,
dat de katholieken voet bij stuk zullen hou
den ten aanzien van hun sociale eischen
ten behoeve van land en volk en ook daar
door het bewijs zullen leveren, dat zij met
deze eischen geen demagogie hebben ge
voerd, gelijk door tegenstanders wel be
weerd is, maar dat deze eischen hun heilige
em6t zijn.
„Het Voik":
De baan is thans vrij voor een oplossing
in grooten stijl. Is de afgetreden premier
echter wel de man voor deze taak?
„Precies twee Jaar en een week na zijn
optreden is het vierde kabinet-Colijn be
zweken. Zijn ondergang werd niet bewerk
stelligd door een botsing met het parle
ment. Het is aan innerlijke verdeeldheid
ten onder gegaan.
Hiermede heeft zich herhaald, wat zich
reeds eenmaal ln 1925 voordeed: opnieuw
Is een formatie van dr. Colijn gestrand op
een kennelijk onvoldoende voorbereiding.
Immers, had men in 1937 de koers goed
uitgezet, dan zou het niet wel mogelijk zijn
geweest, dat reeds bij de opstelling van de
eerste begrooting, die de nieuwe minister
van Financiën ten volle voor zijn rekening
kon nemen, de zaak dermate vastliep, dat
reeds toen mr. De Wilde nauwelijks van
heen gaan kon worden weerhouden.
Men moest en zou echter, dwars tegen
alle redelijkheid ln, een coalitie-kabinet
hebben De aandrang hiertoe ging kenne
lijk uit van den conservatieven vleugel der
katholieken en dr. Colijn is toen voor deze
bekoring bezweken.
Thans moest het land het gelag betalen.
Twee jarep, die gebruikt hadden kunnen
worden voor een forsche politiek van con
structief werk. zijn voorbijgegaan met ein
deloos geredekavel ln een kabinet, dat ln
zichzelf verdeeld was.
Een hooge prijs voor dit hernieuwd en
naar wij hopen ook laatste blijk, dat de
coalitiegedachte, die in onze vaderlandsche
staatkunde reeds zooveel onheil stichtte,
haar levenskracht heeft verloren.
Afgescheiden van de verloren Jaren,
breekt de crisis wel op een zeer ongelegen
tijdstip uit. met het oog op de zeer gespan
nen internationale verhoudingen. Juist ln
verband hiermede is de wederom aan dr.
Colijn toevertrouwde opdracht er één van
zeer dellcaten aard.
Spoed zal zich ditmaal aan grondigheid
moeten paren. De baan is vrij voor een
nieuwe oplossing ln grooten stijl. Maar is de
afgetreden premier, die zoozeer verknocht
is aan bepaalde economische inzichten, wel
de man die Juist deze taak kan aanvaar-
den?
Dat is de zorglijke vraag, die zich vóór
alles opdringt bij het vernemen, dat dr.
Colijn wederom het eerst aan bod Is.
Overzicht onzer belangrijkste
Veemarkten.
Nu de aanvoeren van weiüelammeren voor
dit seizoen bijna weer zijn afgeloopen, brengen
de Hollandsche fokkers de zuiglammeren aan de
markten Dit is ook al een artikel dat van de
exportmarkt afhankelijk is, want als men het
geheel van den Nederlandschen afzet moet heb
ben. dan wordt er niet veel voor betaald. De
prijzen op de Parijsche en Brusselsche markt
zijn de laatste v/eken wrat opgeloopen en boven
dien kunnen wij met zekerheid mededeelen. dat
over enkele weken op de Leidsche markt de
Rotterdamsche Lloyd weer hare vertegenwoordi
gers zal zenden om gedurende eenige weken
een flink kwantum vette lammeren aan te
koopen. De perspectieven zijn dus niet zoo on
gunstig.
Op de vette schapenmarkt was op de Vrijdag
markt het aanbod niet groot, de handel tame
lijk en de prijzen even vaster dan de vorige
week. Oude weideschapen waren nu vanaf Texel
flink aangeboden en de belangstelling was niet
groot, hetgeen aan de schrale weiden moet
worden toegeschreven. De prijzen van f. 9 tot
f. 14.50 waren dan ook gemiddeld f. 5 per stuk
lager dan het vorig jaar.
De slachtveehandel verliep gisteren, vooral
op de Leidsche markt aanmerkelijk vlotter met
Iets stijvere prijzen. Kalveren bij redelijken
handel prijshoudend. Nuchtere wat duurder.
Op de gebrulksvee-afdeelingen een stille
handel, zooals verwacht werd. doch een goede
melkkoe was toch eerder wat duurder. Mindere
soorten slecht te verkoopen en laag in prijs.
De varkensmarkt eindigde deze week, zoowel
voor slachtvarkens als fokkers en biggen, vaster.
Een raad om heen te gaan (af te
treden). Deze uitdrukking is gebez gd
door den heer Schouten ln zijn groote
rede naar aanleiding van de kwestie
Oss.
Overtollig werk verrichten. De uitdruk
king is van den Griekschen treurspel
dichter Art tophanes.
Gelukkig door verd ensten Naam van
een gebouw aa-g de Keizersgracht te
Amsterdam, dat vroeger de zetel was
van een maatschappij van dien naam.
die van 1788 tot 1888 bestaan heeft.
2—3