ANEKDOTEN Uit het wonderboek der natuur RAADSELS 0 Oplossingen straaltjes onder zware druk uit een sproeier in de lucht spuiten, zodat mil- lioenen fijne luchtbelletjes met huidjes van gummi zouden ontstaan. En dit zou een prachtige kunstsneeuw vormen! Heerlijk wollig en zacht! Geen builen en schram men meer onder de wintersportgasten! Onmiddellijk ging professor Piekeraar zijn plannen uitvoeren. Het gelukte hem door ombouw van een brandspuit een prachtig instrument samen te stellen, dat millioenen kleine gummiballetjes ter groot te van erwten uitspoot. Die sprookjesach tige balletjes dansten een tijdlang door de lucht en daalden dan zachtkens op de aarde neer. Later ontdekte de professor dat het nog beter ging, als hij een weinig licht gas toevoegde. Weliswaar waren er in het begin tal van moeilijkheden te overwinnen, b.v. eens, toen hij een beetje te veel gas had gegeven, bleven de balletjes urenlang in de lucht zweven, totdat ze eindelijk aan de horizon verdwenen. Maar de professor wist bij on dervinding, dat alle begin moeilijk is. Hij tobde dus kalmpjes door en smaakte ein delijk de voldoening, dat zijn kunstsneeuw gewoonweg volmaakt was! Op een Woensdagmorgen, bij stralende zonneschijn, verraste de professor het villa park, waar hij woonde, met een geweldige sneeuwval uit heldere hemel. Heel in het geheim had hij alle voorbereidingen ge maakt en nu stond hij op het platte dak van zijn huis met de tuinspuit in de nand en spoot een lawine van millioenen sneeuw witte balletjes over de omgeving uit. De daken van de naburige huizen werden gaandeweg wit, evenals de tuintjes der aar dige villa's in de verte. En toen hij den straal op de speelplaats van de school richtte, stormde juist de jeugd onder oor- verdoovend gejubel naar buiten. De kunstsneeuw was het achtste wereld wonder: van het dak zag de professor, hoe nieuwsgierig de mensen de sneeuw beke ken. Ernstige, gewichtige heren wreven de balletjes tussen de vingers en roken eraan, jongens buitelden erin rond en uit een der huizen kwam reeds een aardige zeventien jarige bakvis met de ski's over de schou der. De professor stond te genieten: voor zijn geestesoog rezen enorme fabrieken op, waar de Piekeraarsneeuw zou worden ge maakt. Hele steden zouden er omheen wor den gebouwd, hij zou eigen rubberplantages hebben en de wintersport zou zomer en winter hoogtij vieren, tot zelfs in de tropen toe Gelukkig lachend zette de professor de kraan nóg iets verder open: een machtige straal spoot eruit, streelde hem in het voorbijgaan langs het gezicht en... raakte ook de brandende sigaar, die hij in de mond had! Een knal! Nóg een knal en dan wel een milliard kleine knalletjes, die zich met millioenen blauwe vlammetjes en vonkjes voortplantten langs den sneeuwstroom. tot op de daken, op de speelplaats, door de tuintjeseen geknetter als van een mi- traileur, en dan was alles doodstil! De sneeuw was weg, er was niets meer over dan een klein beetje stank van ver brande gummi. Dodelijk ontsteld stonden de mensen op straat als aan de grond genageldEn dan gingen ze heel stil naar huis, diep teleur gesteld. Maar professor Piekeraar was zó gauw niet ontmoedigd. „Het lichtgas deugt dus niet", zei hij. „Nu dan moet ik iets anders bedenken!" En hij daalde getroost de zoldertrap af, naar zijn laboratorium. Ingezonden door Annie van der Vos. Fritsje ziet het nieuwe broertje en zegt heel verschrikt: „Pappie, zie je wel. dat hij geen haar heeft?' „Wacht maar", zegt Vader, „dat krijgt hü gauw genoeg". „En tanden heeft hij ook niet. Paps". „Die komen, als hij een beetje grooter is." „Maar hij zit zo vol rimpels". Vader lacht: „Die gaan allemaal vanzelf weg, vent". Fritsje: „Nu, maar ik geloof, dat ze ons bedrogen hebben, Paps. Dit is ec-n héél ouwe!" Ingezonden door Lena Prevo. Onderwijzer: „Wie kan mij zeggen, wat een geheim is?" Kleine Annie: „Een geheim is iets, wat Je een ander in het oor fluistert". Iloe de Vlaamse gaai voor de bosbouw zorgt. Vlaamse gaai. Het groote boek der natuur heeft vele verassende bladzijden! Zullen we er weer eens eentje van opslaan en samen lezen? We gaan dan met elkaar naar een groot bos, waar dennen, eiken en beuken staan. Wonderlijk toch. dat die bossen nooit uitsterven, denk je. In de tijd van de Ger manen stonden ze er al (en nog veel, véél vroeger!) en ja, wellicht staan ze er over duizend jaar. als wij er allang niet meer zyn, nog net zo? Nèt zo? Ja, dat is te zeg gen: deze bomen zijn er dan natuurlijk niet meer. Het zaad is op de grond gevallen en heeft wortelgeschoten en zo is langza merhand uit het oude bos een nieuw bos ontstaan. Dit begrijp je best, maar ik wil je van dit afvallen en wortelschieten van het zaad toch wat méér vertellen. Luister maar: De zaadjes van sparren, dennen, berken, elzen, enz., zijn heel licht, zodat ze door de wind worden verspre'd. De vruchten van eiken en beuken, die je allemaal goed kent als eikels en beukenootjes, zijn echter nogal zwaar. Ze vallen dus meestal vlak onder de bomen neer. Gaan de zaadjes daar nu wortelschie ten. zodat er onder iedere eikenboom weer een rijtje jonge eikenplantjes, onder iedere beuk weer een rijtje beukjes ontstaat? Neen meestal niet, want juist bij hun eigen soort willen jonge eiken en beuken slecht groeien. De houtvester, die dit weet, zaait als hij zijn bossen op peil wil houden, op een andere plek eikels en beukenootjes uit. Maar als er nu geen houtvester is? Wel, dan speelt de Vlaamse gaai, die mooie, grijsachtig blauwe vogel, die jullie allemaal natuurlijk kent, voor houtvester. Is dat niet grappig? Weet je, wat hij doet? Hij draagt de eikeltjes en de beukenootjes. waarvan hij één exemplaar in zijn snavel en de an dere in zijn krop heeft, een eind ver weg en steekt ze keurig in de grond of liever in het laagje dennenaalden, dat op de boschbodem ligt. Dit doet hij veel netter dan de hout vester het doen kan, precies op gelijke af standen. zodat een prachtig perk Jonge boompjes ontstaat. Bij voorkeur zoekt hij voor zijn planterij de schaduw van oudere dennen uit, waaraan twee voordelen ver bonden zijn. Ten eerste groeien jonge eikjes en beukjes het best in de schaduw van oude dennen en ten tweede verandert dan mettertijd het hele bos. Als de dennen sterven, zijn de jonge eiken en beuken groot. Ook komen de verschillende Vlaamse gaaien nooit op eikaars terrein, zodat de aanplant nergens te dicht wordt. Een andere merkwaardigheid is, dat de meeste bosdieren, in het buitenland bijv. de wilde zwijnen, de door Vlaamse gaaien ge plante eikeltjes steeds met rust laten, ter wijl ze de aanplant van de mensen opeten, tenzij men die door rasterwerk beschermt. Waardoor dit komt, heeft niemand nog kunnen uitmaken! En nu ga je natuurlijk vragen: waarom doet de Vlaamse gaai al dat werk? Toch zeker niet om de mensen te helpen bij de bosbouw? Als je zomaar eens oppervlakkig nadenkt, meen je misschien, dat hij de vruchtjes in de grond steekt om wintervoor raad te hebben, die hij dan later weer weg haalt en opeet. Maar het is bewezen, dat de vogel geen enkel vruchtje, dat hij geplant heeft, later wegpikt. En ook zou hij toch zeker wel een heleboel vruchtjes bij elkaar in de grond stoppen als het hem om voor raad te doen was! Neen, bij zijn planterij volgt de vogel een instinct: hij werkt voor zijn nageslacht. Hij plant eikels en beuke nootjes opdat de Vlaamse gaaien die na hem komen, van de vruchten der jonge eiken en beuken zullen kunnen smullen. Is dat niet zorgzaam? Door voor zijn eigen kinderen en kleinkin deren te zorgen, helpt de Vlaamse gaai ons dus ook bij het onderhoud van onze bossen. Als alle mensen dit wisten, zou er zeker nooit meer „voor de aardigheid" op Vlaamse gaaien worden geschoten 1 voor allen om uit te kie de groteren vier; de kl< ren drie goede oplossin I. Ingezonden door Joop Schouten. Welk spreekwoord lees je uit deze vre woorden? tem de odeh ni ed dhan, mokt nem the engas nald. n. Ingezonden door Alie Wilterdink. lal Mijn geheel bestaat uit 2 delen, en en noem ik vlees. Neemt men de kop van eerste deel af, dan ben ik ook vlees. in. Ingezonden door Wout van Heel. Van binnen hol, van buiten bol, Van lucht is heel mijn buikje vol. Ik dans, ik spring en val. Meer zeg ik niet: je raadt het al. IV. Ingezonden door Geertrui de Groo Maak van dit wonderlijke woord de van een zeer bekend Engels staat«|ie Barchimenal. V. Ingezonden door Dorrie Bleuzé. Ik ben een plaats in Zuid-Holland 14 letters. 6, 7, 2, 9 is een lichaamsdeel een lengtemaat; 1, 8, 12, 6, 5, 3 een ho< 10, 11, 12, 13, 14 ziet men in IJmuiden zee. VI. Ingezonden door Jan Crama. Welke deur zit in een flesje? vn. Ingezonden door Elsje Boterenbnxx Zoek van onderstaande woorden d( a, genstellingen. De beginletters hiervan men van boven naar beneden de naam een stad in Rusland. De 15 gegeven woo zijn: 1. neen, 2. vloed, 3. warm, 4. vo< wild, 6. laatst, 7. mis, 8. niets, 9. altijc begin, 11. iemand, 12. buiten, 13. in, 14.' zaam, 15. kwaad. vin. Ingezonden door Marietje Lagerwij Met z ben ik niet zoet, met g ben ik zacht, met v ben ik gevaarlijk, met st z aan een fiets, met b woon ik dichtbij, d ben ik niet goedkoop. der raadsels uit het vol nummer. 1. Een goede buur is beteer dan een vriend. Den, boer, ster, een. bed, ei. deur, veer, Geert, voorn, beer, 2. De letter g. 3. Asperge; as, paars, peer, gesp. Pa I. Miilionnair. II. Max en Frederik Otter. IV. Tuit. V. Hoed en helm. LENA ETEN NEEN ANNA 4. 5. 6. Klok, kolk. 7. Handschoenen; levertraan. di. b ;ej -0 ]r er •- ni

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 16