Vrijdag 16 Juni 1939
No. 16
LEIDSCH DAGBLAD
Een reuze-inval
ANEKDOTEN
De professor en de
sneeuw
lEUfe
luby dc ,,soepwag;en" en de bandieten.
directeur van de oliemaatschappij te
ill in Nieuw-Mexico was razend! Zó
was hij. dat al zijn bedienden op de
langs zijn bureau liepen, uit vrees
rden uitgescholden om niets. Wat was
,n gebeurd? Al drie keer achter el-
het transport, dat het loon aan de
Iers. die op ver afgelegen velden werk-
noest gaan uitbetalen, door bandieten
allen en uitgeplunderd.
dat zo doorgaat"' schreeuwde de di-
ir .kunnen we de zaak meteen wel
n!"
a u om wind ie je zo op. John?"
tte de onderdirecteur hem te kal-
..er zal wel een oplossing worden
den!"
at praat jij van oplossing? Niets zal
irden gevonden, zeg ik je. Vanavond
|n laatst moet een vierde transport
;eld op weg naar Texas, anders gaan
rbeiders staken en dan zyn we nog
i-erder van huis! Het ergste is, dat ik
chauffeur kan vinden, nu bekend ge
en is, dat de twee eerste chauffeurs
oord zijn".
oe staat het met de militaire be-
ming?"
eb ik aangevraagd" bromde de direc-
„maaT de soldaten kunnen op zijn
[st binnen vijf dagen hier zijn. En zo
wachten de arbeiders niet",
tin je Tom Ruby niet sturen, dien
en nieuweling?"
mm. Laat ik het proberen". En de di-
ur liet Tom roepen,
uby" begon de opperste chef. Je weet
onze loontransporten overvallen wor-
Vandaag nog moet een transport naar
5 in Texas. Soldaten kan ik zo gauw
krijgen en toch moet het geld naar
s. anders staken de arbeiders. Wil jij
n? Ik verheel je niet. dat een gevaar-
tocht is. Het is een eenzame weg en.
orde" zei Tom Ruby „ik ga. Ik ben
bang voor bandieten Bovendien: de
iders moeten hun geld hebben. Vertel
verder, mijnheer".
pr ls niet veel meer te vertellen. Het
i zal ik je geven en de wegkaart is in
[vagen. Je rijdt maar weg. Alleen nog
lding: weet ie. wat een soep wagen is?"
Teen" Zei Tom.
..Dan zal ik je dat nog even vertellen.
Het is mogelijk, dat je er eentje tegenkomt.
Je weet dat we wij de oliebronnen nitro
glycerine nodig hebben, een doodsgevaar-
lijk springstof. Nu. dit goedje wordt ver
voerd met auto's die hiervoor speciaal wor
den gebouwd en ter onderscheiding knal
rood zijn geverfd. In die wagens staan de
kannen met nitro. Ze rijden alleen maar
's nachts, moeten zooveel mogelijk om de
steden heenrijden en in hun eigen garages
tanken.
Nitro ontploft door schokken, dus elke
zwaardere schok levert gevaar op. dat de
wagen in de lucht vliegt. De dood z t den
chauffeur van zo'n wagen voortdurend op
de hielen: een kleine oneffenheid van de
weg en het is zo gedaan. D e wagens wor-
door de bevolking .soepwagens" genoemd.
Ze zijn er als de dood voor; alles neemt
hals over kop de vlucht, als er een ver
schijnt.
Ziezo, nu weet je wat er mee is. als je
soms zo'n soepwagen mocht tegenkomenn
Ruby nam afscheid van den directeur
en zicht zijn vriend op, met wien hij zijn
zaken regelden.
Het was één uur in de nacht. Een mooie,
heldere maannacht.
Aan de kant van de holle weg naar
Waco, die dwars door de bergen voerde,
lagen zes mannen in hinderlaag.
Hij zal wel direct komen" fluisteide een
van hen. „Het weer is vannacht al bijzon
der gunstig".
„Maar.... als er soldaten bij zijn?"
„O. die zien we al u't de verte. En dan
schieten we ze meteen neer! Opgepast!
Daar hoor ik in de verte een motor brom
men, dat zal 'm zijn. Vooruit! Bill, ga jij
naar die steen, die d eweg moet versper
ren!" Reeds dook aan de ingang van de
holle weg een wagen op. De mannen grepen
hun geweren en daar schreeuwde de
aanvoerder opeens vol ontzetting: „Berg je,
loop, loop! de soep!"
De mannen liepen om het leven.
En intussen reed Tom Ruby op vijftig
meter achter de soepwagen door de holle
weg, bereikte ongehinderd Waco en leverde
het geld af.
Twee dagen later moest hij bij den direc
teur verslag uitbrengen.
.,Hoe heb je het aangelegd. Ruby?" vroeg
deze.
„Heel gewoon. Ik reed vlak achter een
soepwagen aan" grinnikte Tom.
„Man, ben je dol geworden? Je had in
de lucht kunnen vliegen! Het geld was
weggeweest en.
..Waarom schrikt u zo? vroeg Tom on
schuldig U had me toch zelf van de
soepwagens verteld en me daardoor op het
idee gebracht. De „soep" reed alleen om mij
te beschermen. Hij was n.l. leeg!"
Ingezonden door Tiny Dee.
Beppie, die in Artis is, komt bij de zebra's.
Moeder: „Beppie, dit zijn de zebra's".
Beppie: „Hebben die beesten dan altijd
een gestreept zwempakje aan, Mammie?"
Ingezonden door Piet Paauw.
Hij had gelijk.
Meester; „Jan, waar verbouwen ze de
rijst?"
Jan (een beetje dromerig); „In de grond,
Meester".
Alles was keurig voor elkaar, en toen
opeens. pang!
Er was eens een ontzaglijk knappe
professor, die nu letterlijk bijna alles ma
ken kon! De hele dag en soms ook een
gedeelte van de nacht zat hij in zijn
laboratorium opgesloten en werkte met
potjes, pannetjes, flesjes en buisjes.
Hij heette professor Piekeraar en was
ervan overtuigd, dat wanneer hij er maar
in slaagde, alle stoffen te ontleden en pre
cies te weten, waaruit ze bestonden, hij ook
alles zou kunnen samenstellen, van een
rozeknop tot een vlindervleugel toe! Nu, dit
was natuurlijk helemaal niet waar, maar
de professor had het zich nu eenmaal in
zijn hoofd gezet. Eens op een dag, in het
vroege voorjaar, stond hij uit zijn raam naar
buiten te kijken over velden en bossen. De
zon scheen heerlijk en de allereerste knop
jes aan de bomen begonnen al uit te lopen.
„Jammer", dacht de professor, „dat we dit
jaar zoo weinig wintergenoegens hebben
gesmaakt! Voor de wintersportmensen valt
het voorjaar veel te vroeg in. Verbeeld je
eens, dat we kunstsneeuw konden maken,
dan konden de wintersportmensen het hele
winterseizoen door naar hartelust genieten,
van November tot Maart toe. Fijn zou dat
zijn!"
En terwijl hij zo stond te piekeren, viel
hem opeens iets in: zo'n geniale gedachte
was het, dat hij een kleur kreeg als vuur en
hardop uitriep: „Top, dat doe ik!"
Ja, professor Piekeraar ging sneeuw ma
ken, echte fijne kunstsneeuw, dat stond als
een paal boven water. Want, nietwaar, hij
wist precies waaruit sneeuw bestond en dus
kon het nooit moeilijk zijn! Hij zou, als het
gelukte en daaraan twijfelde hij geen
ogenblik! een grote sneeuwfabriek op
richten, waarin prachtige stuiverige poe
dersneeuw van eerste kwaliteit werd ge
maakt, die in grote hoeveelheden aan de
wintersportplaatsen zou worden geleverd.
De mindere soorten konden altijd nog ge
bruikt worden voor kinderbaantjes of
sneeuwbalgevechten. Duizenden, neen mil-
lioenen guldens zou hij ermee verdienen
en.... dan zou hij eindelijk ook zélf eens
een wintersportreisje kunnen maken!
Zo stond professor Piekeraar te dromen,
maar dan rukte hij zich los uit zijn overpein
zingen en ging ijverig aan het werk. In zijn
laboratorium aangekomen, maakte hij on
middellijk koude, liet ammoniak verdam
pen, strooide er salpeter overheen en volg
de met de thermometer in de hand met
gespannen aandacht het dalen der tempe
ratuur. Toen het vriespunt bereikt was,
haalde hij de eau de colognespuit uit de
kamer van zijn vrouw en begon lustig met
water te spuiten. Tenslotte smaakte hij de
voldoening, dat zich langs de randen van
de plasjes op de grond en op de werktafel
ijskristalletjes begonnen te vormen. Hij
schraapte ze voorzichtig met een mesje bij
een en begon erover te peinzen, welke stof
fen hij zou moeten toevoegen om kunst
sneeuw te krijgen, die niet bij het eerste
het beste zonnestraaltje wegsmolt. Gips,
meel, suiker, lijm? Wat zou hij kiezen?
Veertien dagen lang bleef de professor in
zijn laboratorium opgesloten en toen had
hij het gevonden! Ja, dat was het: hij zou
sneeuw maken van gummi! Geen roode,
maar witte gummi. Hij zou ze iA fijne