\De ramp van de „Squalus'' - De retourvlucht van Heijmans en Rous JaargangLEIDÏCH DAGBLAD Tweede BlaJ Timotheus Klein op het oorlogspad FEUILLETON HET PROTOTYPE VAN HET NIEUWE FOKKER-VLIEGTUIG „D 23" IS GISTEREN OP SCHIPHOL VOOR HET EERST DE LUCHT INGEGAAN. Op onze foto ziet men het toestel, bestuurd door invlieger Sonderman, in den start. GISTEREN WERD HET WIELERCRITERIUM, DE RONDE VAN ZAANDAM, VERREDEN. Amateurs en onafhankelijken in de bocht tijdens hun wedstrijd over 60 k.m. 1 JUNI wordt het hengelseizoen weer geopend en het is zaak voor de liefhebbers hun vischgerei dan prima in orde te hebben. Het hengelstalletje op de markt heeft het druk. DE AANKOMST VAN DEN BEROEMDEN CANADEESCHEN DIONNE-VIJFLING, in Toronto, waarheen zij uit haar geboorteplaats Callender gekomen waren om aan het Engelsche Koningspaar te word en voorgesteld. DE REDDING VAN DE 33 OVERLEVENDEN van de ramp van den Ame- rikaanschen onderzeeër „Squalus". De eerste geredden komen in de Mom- sen-duikerklok aan de oppervlakte en worden aan boord van de „Falcon" gebracht. KONING GEORGE ONTHULT EEN OORLOGSMONUMENT IN OTTAWA. In de Canadeesche hoofdstad Ottawa onthulde Koning George een monument voor de in den wereldoorlog gevallen Canadeezen. 50.000 Personen woonden de plechtigheid bij. De drukte op Con- naught Square. In het midden het monument. DE SPORTVLIEGERS HEIJMANS (LINKS) EN ROUS arriveerden gisteren op Schiphol, na hun retour- ducht NederlandIndië volbracht te hebben. De beide vliegers nemen 'n bloemenhulde van familie in ontvangst door K h:H^ ANDRIESSE. ^h.hü wist zich te bedwingen en, hoe- "J zijn hand beefde, was hij werkelijk weel kalm, toen hij voorzichtig de klep Jrate. Gelukkig! Het rubberzakje met •l leid en de plannen lag er nogHaas- stak hij alles bij zich en sloot het re- ''r weer af. Opgelucht deed hij de bad- jj™erdeur achter zich dicht en stond T® op het punt door het openslaande .•■n weer naar het balkon te gaan, toen Plotseling bleef staan. Op den corridor roten schreden, die voor zijn kamerdeur «hielden. jy is het", zei een stem. „Ik heb den ~®efsleutel bij me. Maar ik geloof niet, 'ets vinden zult. Vandaag heb ik oog weer eens ondersteboven gehaald, w?' W minste resultaat. Vermoedelijk ihurd" inderdaad alles naar Holland ge- ti'n'LiZa' er ln 8eval weinig pleizier n beleven!" grinnikte een andere stem. rjde Hollandsche politie Iets aan de 141 mocht komen, zullen ze hem wel ver hongerd in den kelder aan de rue Saran vinden. Ik heb er Jean vanavond voor het laatst naar toe gestuurd om alle sporen te vernietigen en we zullen er wel nooit meer terug komen. Het is wel jammer, maar we kunnen niet te voorzichtig zijn. Die onge lukzalige baardaap heeft ons al meer dan voldoende in de wielen gereden! Ga eerst mee naar mijn kamer, dan zullen we er eentje nemen, voor we alles nog eens door snuffelen." Timotheus was gedurende dit gesprek doodstil in zijn kamer blijven staan, ter- ndjl hij zijn vinger aan den trekker van zijn revolver hield. Het koude zweet parel de hem op het voorhoofd en hij slaakte een zucht van opluchting, toen de kamer deur naast de zijne open en weer dicht ging. Want hij had de stem van den twee den spreker herkend. Het was Bresgor, alias de chef! Met zijn zenuwen tot het uiterste ge spannen opende TimotReus het raam en sloop het balcon op. Onder de gordijnen van kamer 317 zag hij een smalle licht streep schemeren, doch hij kon niets zien van wat er binnen voorviel. En hij oor deelde het niet alleen nutteloos, doch ook gevaarlijk om nog langer op het balkon te vertoeven Daarom ging hij langzaam te rug tot hij weer bij het dak van de wa randa was, waar hij zich omlaag Het zak ken. Intermezzo. Klokken hakken met scherpe, nijdige tik- "s de uren ln stukjes. De aarde draait, l'eht en duisternis wisselen elkaar af. de - zoenen brengen groen en bloemen en laten het ook weer verdorren Maar de klokken tikken voort, onop houdelijk, onverbiddelijk. Ze hameren •.plintertjes van den dag af tot hij opge bruikt is en hij plaats moet maken voor den nacht. Als een tweede, mechanisch menschenhart drijven ze de levenden voort en staan zelfs gedurende den slaap niet stil. De mensch is slaaf van den tijd gewor den en klokken weten, dat zij zijn afge zanten zijn. Hun tikken is meedoogenloos, onvermurwbaar. Zij heerschen over den mensch, over rijkdom en armoede, over leven en dood. Tik - tik - tik - tik - tik. Ergens op een kamer in Genève ligt een klein, in bruin papier gewikkeld pakje midden op een tafel. Als men zijn oor er vlak bij te luisteren legt, hoort men bin nen het omhulsel het korte, droge tikken van een wekkertje. Het tikt vlug, bevelend fél. Dit is een klok. die in den meest let terlijken zin heerscht over leven en dood. De veer is tot het uiterste gespannen, liUiputterige raadjes tollen om dunne as jes. Het wekkertje heeft geen wijzerplaat; geen wijzer, die men op zeven of acht uur kan zetten, om dan een schril beUetje te doen ratelen. Neen, dit wekkertje w i 1 niet wekken. Als het een bepaalden tijd aanwijst, zal het misschien luider tikken dan anders omdat het weet wat er te gebeuren staat? Och neen, het is slechts een uurwerk, zonder ziel, door menschenhanden ge maakt. Maar het zal vernietigen, wat door "een mensch ter wereld hersteld kan wor den. En het zal ook zichzelf vernietigen door de vonk te doen ontgloeien, waardoor de springstof tot explosie gebracht zal worden. Tusschende puinhoopen zal men na de ontploffing behalve de lijken der slachtoffers ook het vernielde uurwerk vinden. Maar er blijven nog millloenen en mil- lloenen klokken over. en zij zullen voort gaan te tikken. Zij zullen de menschen ja gen, jagen tot het bittere einde. Maar de klokken scandeeren verder den tijd. De bom in het Volkenbondspaleis. „Geloof je niet, dat we ons beter vlak bij het gebouw hadden kunnen verber gen?" fluisterde Thea in Timotheus' oor, terwijl ze, vlak naast elkaar, achter een paar struiken hurkten. „Neen", fluisterde hij terug. „Hier kun nen wij hem zonder opzien te wekken te pakken krijgen. Het gebouw wordt na tuurlijk bewaakt, zoodat het veel te ge vaarlijk ls het zoo dicht bij te doen. Bo vendien staat Je wagen hier vlakbij, zoo dat we hier zoo noodig dadelijk weg kun nen". Hij zweeg weer en bleef den weg scherp in het oog houden. Het wachten duurde lang. maar hij had genoeg te overdenken om zijn brein bezig te houden. Het sneeu wen was in den loop van den dag opge houden. Een sikkelvormige maan dreef thans ln den zwarten, met sterren bezaai den hemel en verspreidde een bleekblauw schijnsel, waarin men duidelijk de over zijde van de breede oprijlaan kon zien. Of schoon Thea de praktische gedachte had gehad een grondzeiltje mee te nemen, hadden ze alle twee ijzig koude voeten. Maar daarom bekommerde Timotheus zich niet. In het kleine, geriefelijke huisje, waar Thea woonde, had hij naar hartelust zijn honger kunnen stlUen en de vermoeienis sen van de voorbije dagen kunnen uitsla pen. Bovendien had hij er in het „Journal de Genève" het bericht gelezen, dat de oorzaak van zijn aanhouding op de tram geweest was. Thans was hij er ten volle van overtuigd, dat dit alles werk van de organisatie was. En dat was er de oorzaak van, dat hij gezworen had de heele bende uit te roeien. Was het tot nu toe de lust tot avontuur geweest, die hem aangedre ven had, nu was er ook persoonlijke wraak zucht in het spel. Met verbeten woede wachtte hij op de gelegenheid om Iemand van de organisatie ln handen te krijgen. Dan zou hij hem dwingen alles te vertel len. Hij zou den minister bevrijden en alle samenzweerders aan de poUtie overleveren. „Ongelukzalige baardaap" had de chef hem genoemd. Hij zou hem leeren! Zoo zeer was hij door deze gedachten in be slag genomen, dat hij de aanwezigheid van Thea geheel en al vergeten was. Doch nu stootte ze hem in zijn zijde en hield hem de lichtgevende wijzerplaat van haar pols horloge voor. Het wees vijf minuten voor half vier. „Hij zou er nu toch al geweest moeten zijn," fluisterde ze. „Is hij misschien ook ongemerkt voorbijgesiopen?" „Onmogelijk, ik heb geen oog van den weg af gehad." „Maak als hij nu eens van den anderen kant ls gekomen? De man in den kelder zei toch drie uur!" „We zullen nog vijf minuten wachten", gaf Timotheus toe „Is hij er dan nog niet geweest, dan zal ik eens gaan kijken." (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5