ierigheid gestraft
De goudvink
ai»vwwiiwirj»i
or
'aalhans en Kaalhans
irven van nijd, maar
hthart lachtte hen uit.
oud, houten kasteel, gelegen op een
rots. woonden eens heel lang geleden,
ide gierigaards. De een heette Kaal-
jde andere Schraalhans en het wa-
en. Ze hadden nooit willen trouwen,
vonden dat een vrouw en kinderen
geld kostten en dus hadden ze hun
tng maar samen op het kasteel ge-
Tusschen hun bedden stond een ont-
groote houten kist en daarin blonk
ftterde, klonk en rammelde het ge-
geld. Guldens en rijksdaalders zaten
ook ouderwetsche marken, daalders,
allerlei andere geldstukken, teveel
te noemen.Sommige ervan hadden
arde, andere al sinds vele eeuwen niet
En de twee oude mannetjes wisten
rooter genot te bedenken, dan hun
tellen. Dan schepten ze het goud
n kruik uit de kist. wogen het op de
lieten het in stroomen door de ma-
ingers glijden en sloten eindelijk de
>er af met de woorden: „Allemaal van
iemand kan erbij komen!"
ezelfde kist werd ook al het geld.
ontvingen als de boeren hun pacht
In betalen, bewaard, zoodat de schat
grooter werd. En hoe grooter de
hoe gieriger de beide neven werden,
hun buurman, de jonge graaf Licht-
oms eens naar hun burcht kwam ge-
om iets van hun geld te leenen, dan
len ze droevig het hoofd en zucht-
i, wat zouden we U graag van dienst
Maar helaas, helaas, de tijden zijn
en we hebben zelf absoluut niets
ook al goed" riep Lichthart dan
goede vrienden!" en hij reed spoor
weg, het groene, lachende woud in
..Geld maakt toch niet gelukkig!"
Schraalhans en Kaalhans keken el-
ian en zuchtten „hoe kan een mensch
zeggen? Geld is het heerlijkste, het
larste, het begeerenswaardigste op de
wereld!"
beide neven werden net als jij en
hoe langer hoe ouder. Maar boven-
en dat was veel erger, werden ze hoe
r hoe gieriger. Op het laatst werden
>1 en groen, als er één goudstuk uit de
moest worden uitgegeven: schaften
meer aan in huls, deden samen met
mi handschoenen en één hoed.schaf-
elfs de kaarsen af en kropen 'swin-
al om vier uur in bed, om at ze zich
nker verveelden.
begrijpt, dat ook het oude houten
fcltje, waar nooit iets aan gedaan
er hoe langer hoe kaler en bouwval-
ging uitzien. Het torentje hing op
aatst zoo scheef, dat het met ijzeren
staven moest worden gestut. Een poosje
waren de beide gierigaards toen tevreden,
maar spoedig werd hun de huishouding
nóg te duur. Ze verkochten hun laatste
paard en joegen de oude poes, die hen al
meer dan tien jaren gezelschap had ge
houden, met een schop en een scheldwoord
weg.
En zoo werd het in het kasteel hoe langer
hoe stiller en akeliger. Zelfs de ratten en
muizen vluchtten weg, omdat er niets meer
te snoepen viel. Alleen een vriendelijke
kleine goudvink, die eens was komen aan
vliegen, liet in het torenkamertje van
Schraalhans en Kaalhans zijn vroolijk ge
fluit hooren. En omdat zelfs het allersom
berste, kniezerigste mensch toch nog wei
eens een beetje gezelligheid om zich heen
wil hebben, lieten de neven het vogeltje
ongemoeid. Het had immers per dag alleen
maar een paar blaadjes sla, een noot en
een beetje water noodig!
De vink at te veel.
Maareens op een nacht lag Kaal
hans wakker en daar de tijd maar niet om
wilde gaan, begon hij te rekenen. Hij be
dacht, dat er twaalf maanden in een jaar
zijn, en dat iedere maand dertig dagen
telt. Hij berekende verder, dat het goud
vinkje dus per jaar driehonderdvijfenzes
tig of zelfs driehonderd-zes-en-zestig no
ten en net zooveel blaadjes sla opat. En hij
rekende verder: in één pond gingen maar
dertig noten, en dus waren er ieder jaar
twaalf pond en nog- vijf of zes noten noo
dig. Ieder pond noten kostte een kwartje
en toen Kaalhans dus begon te berekenen,
wat de goudvink in de drie jaren, dat hij
bij hen had gewoond, al niet voor gewel
dige sommen had verslonden, begon het
hem werkelijk te duizelen!
Het angstzweet brak hem uit en hij
maakte onmiddellijk zijn neef Schraalhans
wakker. En nog dienzelfden nacht besloten
ze. hun kameraadje de vrijheid te geven.
Den volgenden morgen, toen Schraal
hans weer als gewoonlijk een noot tusschen
de tralies van het kooitje stak, riep Kaal
hans opeens woedend: „Bah! wil je wei
eens ophouden, dien nietsnut nog langer
te voeren'' Ieder nootje dat hij opeet, is
weggegooid geld. En tegen den goudvink
riep hij: „Maak dat je wegkomt, jou lee-
lljke veelvraat. Jij zingt maar en zingt
maar. en wij ergeren ons groen en geel
om je!"
En meteen zette hij het deurtje open en
schudde den vogel uit het raam naar bui
ten.
De belde gierigaards keken hem na en
toen hij in het bosch verdween, werden ze
heusch weer een klein beetje beter ge
luimd.
Doch helaas lang duurde die goede stem
ming niet. Want daar kwam juist met veel
gelach en jolijt baron Lichthart met zijn
jachtstoet voorbijgereden. Hij had gezien
hoe Schraalhans en Kaalhans den goud
vink loslieten, en hij riep spottend naar
boven:
„Och. och. wat een verkwisting. Dat laat
me daar zoomaar een goudvink vliegen en
i k had voor zoo'n zangertje graag een
gulden betaald!"
Dat was beveel voor de beide gierigaards!
Ze werden nu eerst recht geel en groen
van spijt en vóór het avond was waren ze
van woede gestorven!
Toen baron Lichthart dit hoorde, klom
hij de torentrap op en haalde de koffer
vol goud naar beneden.
Nu, toen begon er een vroolijk leventje
voor de guldens, de rijksdaalders en de
gouden tientjes! Ze begonnen te rollen,
dat het een lieve lust was en waren spoe
dig allemaal weggerold.
Als aandenken aan de beide gierigaards
echter liet Lichthart in de rots bij het
oude houten kasteel het beeld van een
vogel houwen, die met een noot in den
snavel wegvliegt en eronder stond geschre
ven:
Geld en goed geeft nijd en spijt
'tls alles ijdelheid.
Een legende uit Westfalen, naverteld door
R. DE RUYTER-V. D. FEER,
Ze wisten geen grooter genot te bedenken, dan hun geld te tellen.