70e Verjaardag minister Slotemaker de Bruine - Opening World's Fair Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Timotheus Klein °P het oorlogspad m TER GELEGENHEID VAN DEN 70STEN VERJAARDAG VAN Z.EX C. MINISTER J. R. SLOTEMAKER DE BRUïNE werd een diner gegeven in Hotel Wittebrug in de residentie. Op de foto op de eerste rij v.L n.r. de ministers H. van Boeijen, C. M. J. F. Goseling, minister-president dr. H. Colijn, mevr. Colijn, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine. Tweede van rechts oud-minister Donner. HET WALPERSONEEL VAN DE MIJ. „NEDERLAND" bood de directie een fraai stuurrad aan voor het in aanbouw zijnde motor schip „Oranje". De directeur, de heer J. F. v. Hengel dankt voor 't geschenk. HAMSTEREN Het dier waar aan deze voorzorgsmaatregel zijn naam ontleent. Een hamster „hamstert". LEERLINGEN EN OUD-LEERLINGEN VAN DE ACADE MIE VOOR BEELDENDE KUNSTEN TE ROTTERDAM vervaardigen modellen van de Maastunnel, voor de Inter nationale Watertentoonstelling te Luik. EEN BEELD VAN JOHAN DE WITT dat geplaatst zal worden voor bet gebouw van den Hoogen Raad in de residentie, is in de bronsgieterij van A. Binder te Haarlem gereed gekomen. DE OFFICIEElLE OPENING VAN DE WERELD-TENTOONSTELLING TE NEW YORK. OVERZICHT TIJDENS DE OPENINGS REDE VAN PRESIDENT ROOSEVELT. DE OPENING VAN DE NATIONALE TENTOONSTEL LING TE ZURICH welke slechts eens in de 25 jaar gehou den wordt. De bondspresident Philipp Etter (links) begeeft zich naar de tentoonstelling voor de opening. door KEES ANDRIESSE. Ir f''ne m°tregen drong door den mist, zich reeds Itsard in zijn wenkbrauwen en had vastgezet, heen. Zijn bril be- en Timotheus moest stilstaan om de IK» w met zakdoek schoon te maken, 'had kieh eenmaal zijn jas opengeknoopt IWtmaak'e hij van de gelegenheid ge- Hiir 'evens een sigaret op te steken, li, pokte zonder smaak, want de mieze- ihia, en maakte de tabak nat, zoodat hij na enkele trekken ongeduldig weer Itlï h P' Sssend doofde het eindje in een "tin was noS geen vijftig meter verder, j„. opnieuw zijn bril moest afvegen. "»t was hij daarmede klaar, toen hij Mi» 'Osterend het hoofd ophief. Het lluid o ,hem toe' dat verderop een ge- lul,°™001'd had, een gedempten uitroep. Iï>„. "."Jkbaar had hij het zich verbeeld, I hoe hij zich ook inspande om iets """Sen, alles bleef stil. J*tte den kraag van zijn jas hoog op was, verwen- hedge"'WPg voort' dcn reSen- die nu Oend om geworden Gelukkig was hij thans dicht bij huis en trok de mist althans een weinig op. Plotseling stond hij doodstil. Nu was er geen vergissing mogelijk, hij hoorde dui delijk opgewonden stemmen, ongeveer hon derdvijftig meter van hem af. Terwijl hij nog overlegde, wat hem te doen stond, weerklonk plotseling een rauwe, huivering wekkende kreet. De gil van een man in doodsangst. Timotheus zette het op een loopen naar de plaats, vanwaar de stem had geklonken. Hij dacht aan geen gevaar, zijn eenlge wensch was zoo snel mogelijk ter plaatse te zijn. Onder het voortrennen hoorde hij voetengeschuifel, een half onderdrukten uitroep. Flauw onderscheidde hij op eenigen af stand de schim van een man, die gebogen iets zwaars voortsleepte. Opnieuw hoorde hij een kreet, zwakker nu, als had het nood lot zijn slachtoffer reeds in zijn onverbid- delijken greep. Een doffe plons, het water van het kanaal spatte hoog op. „Wacht eens! Wat gebeurt hier?" riep Timotheus hijgend. De gebogen gestalte richtte zich op en, den nieuwkomer bespeurend, draaide zich om met het kennelijke plan te vluchten. „Halt!" riep Timotheus. De gedaante gaf geen antwoord. Plotse ling verstomden de schreden, een gele vuurstraal flitste door den mist, een knal echode over het water. Rakelings suisde de kogel aan Timotheus' hoofd voorbij. De schutter scheen echter niet van plan te zijn de uitwerking van zijn schot af te wachten, want opnieuw klonken zijn stap pen haastig en dof over de keien. Een oogenblik later dreunde het gebrom van een sterken motor door de stilte. De vogel was gevlogen. Tot zijn eigen verbazing had Timotheus geen oogenblik angst gevoeld bij het schot. Hij had iets in het water zien bewegen een mensoh, en iedere vezel in hem was er op gespannen om den drenkeling te hulp te komen. Zijn hersens hadden het voorbij- fluiten van den kogel geregistreerd, maar meer ook niet. Voor andere emoties gunde Timotheus zich geen tijd. Uitglijdend en struikelend over de gladde keien bereikte hij den oever. Maar er was niets meer te zien. Het water lag stil en leeg, met tallooze kleine rimpeltjes en luchtbellen, waar de regendruppels neer vielen. Was de man verdronken? Niet wetend wat te doen, bleef Timotheus aan den kant van het kanaal staan. Als hij nu maar zwemmen kon! Want hij was er zeker van, dat de man. die op hem geschoten had, iemand in het kanaal had gegooid. Indien hij kon duiken was het misschien nog niet te laat en zou hij het slachtoffer nog kun nen redden Maar nu Een dreg! Natuurlijk moest hier in de omgeving ergens een dreg zijn of een brandmelder, waardoor hij hulp van de brandweer zou kunnen krijgen! Plotseling spitste hij zijn ooren. Hoorde hij daar niet iets? Bewegenloos bleef hij luisteren, doch slechts het. gestage geluid van de neervallende regendruppels bereik te zijn ooren. Neen, toch niet! Daar tus- schendoor klonk een ander geluid, een aanhoudend plassen van een dun water straaltje, als was ergens een waterleiding niet goed afgesloten. Het kwam van enkele meters verder rechts, duidelijk hoorbaar nu. Timotheus keek rond, maar nergens was een levende ziel te bekennen. Toch kwam het gerucht van kort bij hem en moest het aan den kanaaloever zijn oor sprong vinden. Maar zou het geen riool kunnen zijn, dat od het kanaal ziin water uitloosde? Op dat oogenblik hoorde Timotheus een onderdrukt kreunen. Thans had hij zekerheid en zonder aar zelen haastte hij zich naar de plek. van waar het geiuid gekomen was. Hij hoorde een snelle ademhaling, maar zag evenwel niets. De kade en het kanaal waren even verlaten als op zijn vorige standplaats. Maar het gerucht kwam ook niet van straathoogte, doch lager, van onder zijn voeten. Timotheus liet zich op zijn knieën vallen en boog zich voorzichtig over den rand van de kade. Eerst kon hij in de duisternis niets onderscheiden, maar vlak bij zijn gezicht hoorde hij het kreunen opnieuw. Bij scher per toezien ontdekte hij nu ook de lichte vlek van een bleek gelaat, dat zich stijf te gen den vochtigen kademuur aandrukte. De veronderstelde drenkeling had zich aan een uitstekenden steen weten vast te grijpen en had zich zoo boven water kunnen hou den. „Houd je vast", fluisterde Timotheus te gen het gelaat, dat thans, begrijpend, dat er van verborgen houden geen sprake meer kon zijn, met wijde, angstige oogen naar hem opkeek. „Ik kom je helpen." Anderhalven meter verder leidde een in den muur uitgehouwen trap naar het wa ter en Timotheus daalde haastig de treden af tot hij op gelijke hoogte van het slacht offer van den gevluchten bandiet was. Hij tastte met zijn rechtervoet voorzichtig langs den muur, tot hij een plaats vond, waar een steen uitgevallen was en die hem een steunpunt voor zijn voet verschaffen kon. Boven zijn hoofd was een smalle richel, waar de muur iets terugweek en, zich daaraan met zijn handen vasthou dend, bewoog Timotheus zich voorzichtig een stap dichter naar den man toe. Op nieuw liet hij zijn voet zoekend langs de steenen gaan, doch ditmaal vond hij ner gens houvast, „Kun je niet wat dichter naar me toe komen?" vroeg hij fluisterend. Doch de ander gaf geen antwoord, ook zijn kreunen klonk nu zoo zacht, dat het nauwelijks hoorbaar was. Timotheus zag, dat de man elk oogenblik het bewustzijn dreigde te verliezen en zich slechts met in spanning van al zijn krachten wist vast te houden. Hij moest handelen eer het te laat was. Hij wierp een angstigen blik naar het koud glinsterende water beneden hem, klemde de tanden op elkaar en liet zijn voetsteunpunt varen. Zijn vingertoppen schaafden wond tegen de ruwe steenen, terwijl hij, hangend aan zijn handen, cen timeter voor centimeter dichter naar den man toe kroop. Hij had hem juist bereikt, toen de ander een zwakken zucht slaakte en zich losliet. Met een vluggen greep wist Timotheus hem nog bij zijn arm te grijpen. De plotse linge schok rukte zijn arm haast uit het lid en deed hem bijna zijn houvast verlie zen, maar met inspanning van al zijn krachten slaagde hij er in te blijven han gen. Hijgend wachtte hij een oogenblik om de pijn in zijn linkerarm iets tot bedaren te brengen en probeerde toen den man om aoog te trekken. Doch de drenkeling met zijn natte kleeren woog zwaar en met zijn dubbelen last aan één arm hangend moest Timotheus inzien, dat dat onmogelijk was, (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5