Van een ei en beschuiten met suiker De zeekoe C< Grootvader vertelt uit den goeden ouden tijd ..Hè toe, grootvader", smeekten Jantje, Fritsje en Mies je, ..vertelt U nog eens iets leuks van vroeger!" „Hmmm", bromde grootvader, „hè wat?" ..Toe grootvader. U hoort toch wel wat we zeggen? We willen zoo dolgraag een leuk verhaaltje hooren!" ..Een verhaaltje? Maar wat?" ..Nou, lieve beste grootvader, iets leuks uit Uw jeugd", zei Jantje van acht. ..Hè Ja. beste, zoete grootvader, iets van toen U klein was", zeurde Fritsje van zeven. ..Itte ook, grootvader", zei Miesje, die bijna drie was. ..Nou, vooruit dan maar", en grootvader schoof zijn bril heelemaal omhoog op zijn voorhoofd, vouwde de krant op en legde deze weg. ..Ha!" riepen Fritsje en Jantje en ze klommen ieder op een knie van den ouden baas. „Itte ook!" riep Miesje. ..Nu. dan maar drie op twee knieeën", zei grootvader. Toen ze heerlijk zaten, begon hij te ver tellen. ..Toen ik zoo oud was als jullie, was ik erg stout". „Heusch waar, grootvader?" ..Ja. ik was een vreeselijke plaaggeest. Als ik mijn broer Willem niet aan zijn haar trok. dan trok ik hem aan zijn ooren en als ik Jansje. ons dienstmeisje geen wit kruis on den rug teekende als ze boodschap pen wilde gaan halen, dan bond ik haar wel een stofdoek tusschen haar schortban den. Kortomhet was erg! Mijn broer Willem en ik sliepen samen in een heel, heel groot ledikant, zoo'n ouwer- wetsche koets met een hemel erboven, je weet wel. Nou. en 's avonds, als moeder dat was dus jullie overgrootmoeder ons had toe gestopt en naar beneden was gegaan, be gonnen we onmiddellijk te plukharen, dat de veeren uit de kussens stoven"/ Altiid grootvader?". ..Ja. haast altijd, want er was doorloo pend ernstig meeningsverschil tusschen ons. Verbeeld je wat Willem op een keer had ge daan. Op een dag kwam hij met een ge wichtig gezicht uit school en zei tegen moeder: ..Moe, ik wed. dat U dit ei niet op ziin punt kunt zetten". En meteen greep hij een ei uit het rekje. Natuurlijk niet" zei Moe, „het valt tel kens om". Als ik het kan. mag ik dan het ei hou den?" vroeg Willem. "Rest" zei moeder. Fijn", antwoordde Willem. Hij nam het ei en zette het met wat kracht neer. zoodat de punt iets werd ingedrukt en toen bleef het staan. .O dat is een kunst!" zei moeder. ^t ei van Columbus! U hebt lekker be loofd. dat ik het ei mocht hebben Wilt U he* voor me bakken?" "roed", zei Moeder, „belofte maakt sebuld". En zoo kwam het dat Willem bij zijn boterham dien dag een gebakken ei kreeg. Dat was iets bijzonders bij ons, want we hadden acht kinderen, en moeder was zuinig. ■Te begrijpt dat ik jaloersch was. Toen ik Uit school kwam. rook ik den lekkeren geur al. Ik ging vlak naast Willem zitten en keek hem de happen uit zijn mond. Willem was dol op eieren. Heel langzaam sneed hij eerst het wit weg en at dat op. En toen lag alleen nog de dooier op zijn bord. mooi geel en zacht. Willem keek er vol genot naar. strooide er zout over heen en juist op het moment, dat hij aanstalten maakte voor een hap. griste ik de dooier van zijn bord weg en stak haar in den mond Willemz iedde van woede, dat begrijp je. Hij werd vuurrood, gaf me een stomp, maar dorst niets te zeggen, omdat we aan tafel zaten en vader zoo streng was. Zoodra de tafel echter was afgeruimd, stoof hij op me af en we rolden vechtend over den grond. In zijn verontwaardiging had Wil lem heelemaal vergeten, dat vader nog in de kamer was. Een ijzeren vuist greep ons bij de kraag, we werden gescheiden en na enkele oogenblikken zaten we ieder in een kast. Ik in een muf riekende kleeren- kast vol kamferballetjes, en Willem ja. waar die zat, dat wist ik niet. Nauwelijks was de sleutel van de kast omgedraaid, of ik zette het op een gillen. Ik zal 't nooit weer doenIk zal 't nooit weer doen!" Ik schreeuwde tot ik buiten adem was en als ik even ophield, hoorde ik vlak naast me precies het zelfde gejammer. O, dus Willem zat in de provisiekast. Fantastisch verhaal van een Deensch boertje. Een Deensche boer, die op zijn eerewoord verklaarde dat het allemaal echt gebeurd is. vertelde me laatst de volgende fantas tisch geschiedenis: Ik sta op een prachtigen zomermorgen met heerlijk zonnig weer rustig op mijn land, dat gelegen is op een eilandje in de Scherenzee. Daar hoor ik opeens uit de richting van de Sont woeste kreten. Er is vast iets bijzonders gebeurd! Ik hol naar den oever, ga op den steiger staan, waar de booten aanleggen en.daar zie ik zooiets geks, dat ik opeens in lachen uitbarst! Een koe is van het naburige Pers eilandje in het water geplompt en komt nu kalmpjes op mijn eilandje toegezwom- men. Aan den anderen oever staan twee mannen hard te schreeuwen om het dier tot omkeeren te bewegen. Maar de koe stoort er zich g«en haar aan en zwemt rustig door. Een van de mannen zwaait met een stok, dat is de eigenaar, die is dus het bangste, dat het sportieve dier ver drinken zal. Ik kom dichterbij en hoor den man met den stok zeggen: „Een strop, dat mijn boot net aan het andere eind van het eiland ligt, anders gingen we haar achterna!" „Wacht", denk ik, „mijn boot kan ook wel dienen". En ik zet mijn handen als een toeter aan den mond en schreeuw: „Wacht even, maak mijn boot los en roei naar het Perseiland!" De beide boeren stappen in en weldra roeien we met volle kracht de koe achter na. Maar alsof ze voelt, dat wij haar op de hielen zitten.opeens slaat ze een andere richting in en zwemt naar zee. Gelukkig zwemt een koe meestal niet zoo bijster snel. We hebben haar weldra inge haald. varen om haar heen en versperren haar met de boot den weg. Maar de koe bekommert zich hier geen ziertje om. Ze zwemt rustig door en om haar niet boven- Na een heelen tijd was ik moe van het schreeuwen. Ik zweeg even en merkte, dat het naast me doodstil was en bleef. Een vreeselijke gedachte schoot me door het hoofd. Neen, niet de angst, dat Willem gestikt was van angst en woede, maar.... ik begreep, dat hij niet schreeuwen kon, omdat hij zijn mond vol had. Een ijzeren vuist greep ons bij onzen kraag, en Nog geen seconde later gilde ik zoo hard als ik kon: „Willem eet de beschuiten op en de bruine suiker en de koekjes!" enz., enz., enz. Slof, slof, slof, daar was moeder. En met een greep werden we uit de kasten gehaald. Willem lachte poeslief. Hij was aan zijn zesde beschuit met bruine suiker. En ik was zoo kwaad, dat ik er bijna in stikte. ..Ja", besloot grootvader, „dat weet ik allemaal nog best. En ook, dat Willem on middellijk naar bed gestuurd werd en me 's avonds al met drie kussens lag op te wach ten om zich op me te wreken". „En toen, grootvader?" vroeg Jantje. „Toen? Wel toen begonnen we weer te vechten". „En toen, grootvader?" „Toen? Wel, toen gingen we weer ieder in een kast. Enzoovoort, enzoovoort, altijd maar door", zei grootvader. En Fritsje zuchtte: „Heè, jammer, dat het uit is. En ook jammer, dat we hier geen provisiekast hebben. Want de keukenkast is te klein. Sneu, hè Jan?" „En of"! beaamde deze volmondig. op onze boot te krijgen, moeten we laatste nippertje zijwaarts uitwijken „Wat nu?" steunt de baas van „Heeft ze meer van die kuren? „O, ja. Ze vindt het eiland blijkba velend: zoodra ze een zwak plekje o in de omrastering neemt ze de been ben „Een merkwaardige koe! Nou enfii kom schien dat ze tegen melktijd naar hu n j verlangen!" De baas van de koe barst nu haa woede: „Melktijd.." melktijd. Ze pas vanavond gemolken en tegen diljan: is ze al in volle zee, als ze het z uithoudt!" julli Dat lijkt het andere boertje tochpn wat bar! Hij buigt zich tenminste gend over boord en grijpt met et kal schen greep de koe bij den staart. H die- volg van deze manoeuvre is, dat d prii een halven slag omdraait en de k< voorttrekt. De baas van de koe ha riemen in en ik vind voor in de bo ien •n lenl weei iels. eind touw, dat ik stevig aan den vastbind, en daarna het andere ein een riemdol. De koe zwemt rustig het bootje achter zich aantrekkend, verder naar de zee toe Goede raad is duur. „Ik weet wat", zegt de eigenaar t koe opeens, „als we eens den buiten! w r motor aanzetten, volle kracht achtf1 Misschien bewegen we de koe dan, te keeren." Een koe komt kalmpjes op mijn eil toegezwommen „Goed", zeg ik, „maar op uw eigen antwoording. Als de motor defect raa De man stemt zuchtende toe en il den motor aanslaan, terwijl ik he achteruit zet. De motor begint inde te brommen. De staart van de koe een schokje en onze vaart minde maar hot is slechts voor een oogei eel dan zwemt de koe, hoewel iets langi dan daareven, weer rustig verder.. We zuchten en steunen alle drie baar! Wat een pech, wat een pech! kunnen den motor net zoo goed weAep zetten", zeg ik. En ik doe het mi maar. En de koe schiet een forscb vooruit en zwemt verder We weten nu alle drie welhaast an dat er aan deze malle vertooning géén nal, zal komen vóór onze levende tractor k r 1 koeiekracht uitgeput raakt. En ws zal dat zijn? Maar stil, wat is dat? Daar ontdd we achter de boomen van mijn etli pt! plotseling den rook van een stoomboc het volgende oogenblik zien we reedsjwe* romp van het schip om de landtong te voorschijn komen. Het is een g witte romp en hij komt recht op ons gevaren. Ik zie, hoe een massa mens in helkleurige zomerkleeren zich verd enb op het dek. De kapitein laat stoppen. de koe, die zeker gevaar voorziet bui? k zoodat we langszij komen te liggen De menschen hollen naar stuurboo: oeg als ze ons zien, ontstaat een geweldijnni moer. Doch de koe knipt zelfs niet de oogen, maar zwemt rustig voort. Als ze echte/ langs het achterdek Jnn gebeurt er iets onverwachts en heel ~g| derlijks. Daar staat een dame: een eigenaardige dame. Een dame met langen neus en een bril op. Ze heelt a, bontgekleurde zijden doek om het l t<x geknoopt met een strikje onder de kis i 0 zwaait met een zwaren bergstok en dr u een heel kort broekje inplaats van rot db Als ze de koe ziet. begint ze hard te isj< len. Ze roept „O, wat een origineel b> ien Wat een schattig dier! Wat een lie« me En nog veel meer van dien onzin. D pie blijkbaar te veel voor onze zeekoe! Ze den kop op. kijkt -., ligt plotseling dan draait ze kalm haar log lichaan(rij. en zwemt spoorslags naar huis terug! Be W •che naai sreei leoe: ien |um ürk :hts nie v anr la ho< do pij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 20