De brand op de „Paris" - Veiling van bolgewassen te Lisse Op eenzamen post... LEIDSCH DAGBUD Tweede Blad 80ste Jaargang FEUILLETON HET ARTILLERIE-INSTRUCTIE-VAARTUIG „VAN KINSBERGEN" ge bouwd bij de Rotterdamsche Droogdok-Maatschappij heeft gistermiddag de Rotterdamsche haven verlaten met bestemming den Helder, waar verdere proefvaarten zullen worden gehouden. DE BOUW VAN DE KOOPMANSBEURS aan den Coolsingel te Rotterdam. Niet alleen de overkapping van de beurszaal is thans nagenoeg gereed, doch ook de voorzijde is thans gedeelte lijk van het steigerwerk ontdaan. DE Z.G. „REGEERINGSKLOK" voor het Nederlandsche paviljoen op de Wereldtentoonstelling te New York. Het ontwerp is van prof. Rosse, de beeldjes (meer dan 50) werden door den Delftschen beeldhouwer Etienne vervaardigd. door KURT SIÖDMAK. 21) Hij was alleen geweest, een eenzame op een klein eiland in de levenszee. Al vele, vele jaren zat hij hier, weggestopt, verbor gen voor een wereld, waarmee hij weinig gemeen had en langzamerhand had hij er och mee verzoend, uitgestooten te zijn. Wat bleef er anders voor hem over, dan af te zien van alle geluk? Iedere hoop zou zelfbedrog zijn. Dit weten, had hem een ontzettende KweUing, een voortdurenden twijfel be zorgd, vooral in de lange duistere nach ten. Nu was de rekening opgemaakt, maar hij had zijn overtuiging duur genoeg gekocht. Voor hem kwam er geen schip meer, om hem naar de lieflijker streken vaJt het leven terug te voeren. Ht) had zich afgezonderd, rustig en vastbeslotenen opeens was dat schip toch nog gekomen. Het leven lokte. Hij had niet de kracht gehad, de verleiding, waarvan hij wist, hoe sterk ze was, te weerstaan. Hij had getracht, het te grijpen, het heerlijke lokkende leven en het was hem ontvloden, had hem alleen gelaten in zijn benauwde steenen kamer, alleen op zijn eiland, nog eenzamer dan tevoren. Stond hij opnieuw aan het begin? Moest hij opnieuw van alles afzien? De barricaden, die hij zoo zorgvuldig op gericht had tegen geluk en tegen herin nering, waren omver geworpen. Had hij nog de kracht, ze opnieuw op te richten? Het was een vergeefsch vechten, dat met feillooze zekerheid een nieuwe nederlaag met zich mee zou brengen. Hij had deze vrouw de hand gekust een avonturierster. een onbekende Wat was hem ingevallen? Wat had hij zich op den hals gehaald? Hauser luisterde naar de stilte, alsof zij hem aanklaagde. Geen geluid. Was de we reld uitgestorven? Hij schreed door zijn kamer, eerst lang zaam. toen al vlugger en vlugger; hij liep, zonder zelf zijn voetstappen te hooren. Hij rukte de deur open en luisterde op de gang. De wereld was dood. Buiten hem, waren er geen menschen meer. Hoestend liep hij naar het venster en staarde over de binnenplaats. Daar lagen zijn manschappen, zwijgend, zonder bewe ging. Hun witte burnous leken wel lijk waden. Hauser liep door de holklinkende gang, langs de deur van Ysot, uit wier kamer stemmen klonken. Stemmen? Hauser hoorde het lachen van Achilles en de diejje basstem van O'Murphy. De vrouw sprak schel, opge wonden, vroolijk. Zij lachten om hem? Hauser liep verder en ademde verlicht, toen lnj voor de deur van zijn gevangene stond, Hij schoof den zwaren grendel ter zijde en trad aarzelend over den drempel. De gevangene stond op. Hauser keek in het vervallen gezicht van den ouden man, die hem verbaasd aanstaarde. „Een mensch." dacht Hauser, „die kan met mij praten, hij kan bij mij aan tafel zitten en hij zal mij begrijpen. Hij kon bijna mijn vader zijnik was hem heelemaal vergetenhoe is het moge lijk, een mensch te vergeten?" En hardop vroeg hij: „Mag ik U verzoeken, mij te volgen?" De overste boog het hoofd, alsof hij in een onafwendbaar noodlot berustte. „Zal ik maar voorgaan?" zei Hauser blij en dacht: Direct zal hij in mijn kamer zijn. Hij zal zich gelukkig voelen, want in dit hol moet hij het wel vreeselijk hebben. Ik zal hem een andere kamer geven, luch tig en schoon. Waarom zou Bogdanoff hem in dit rattenhol gestopt hebben? Hauser vertraagde zijn pas. „Hopelijk loop ik niet te vlug voor U?" Vriendelijk keek hij om. Het was alsof hij niet over den gevangene, maar de ge vangene over hem, den houdings- en ho- peloozen, twijfelenden, aarzelenden en be- lachelijken commandant van fort VII, had te beschikken. Overste de Bottberg antwoordde niet. Zijn lichaam deed hem overal pijn. De vuiligheid van het hol, waar hij moest verblijven, sloopte zijn gezondheid. Met onbewogen gelaat, liep hij achter Hau ser aan „Alsublleft, deze kamer," zei Hauser, opende uitnoodigend de deur en liet de Bottberg met een hoffelijke beweging den voorrang. „Wilt U niet gaan zitten?" Hij schoof een leunstoel bij de tafel en glimlachte. De Bottberg zag hem aan, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken. „Waarom wilt U niet gaan zitten?" vroeg Hauser, een weinig geïrriteerd door de bewegenloosheid van zijn gast. Hij begreep: de Overste was natuurlijk nog ontstemd, over de behandeling, welke hij van Bogdanoff had ondervonden. „De commandant is sedert dri.e dagen dood: ik heb nu het opperbevel hier," trachtte hij uit te leggen. „Het spijt mij, dat men U zoo slecht heeft gehuisvest en ik zal boven een andere kamer voor U gereed laten maken." Zwijgen. „Ik verzoek U beleefd, te gaan zitten," vroeg Hauser hem nogmaals. De Bottberg knikte kort en ging zitten. Hauser ademde verlicht op en werd mededeelzaam en spraakzaam. „U zult wel begrijpen." zei hij, „wat het beteekent, altijd in de omgeving van in landers te leven en nooit in staat te zijn met iemand een woord te spreken, met iemand, die begrijpt, hoe verschrikkelijk het is, maandenlang omgeven te zijn door een zandwoestijn. Ik hoop, dat ik U Spoe dig kan laten gaan U zoudt allang uitge wisseld zijn, wanneer wij er zeker van waren, slechts met den infanterist Petit- pierre te doen te hebben.. Hauser maakte een afwerende beweging, voor de overste kon antwoorden. „Nee, ik begrijp het natuurlijk," zei hij glim lachend, „als soldaat kunt U natuurlijk in geen geval Uw vrijheid voor verraad inrui len. Ik ben zelf In de eerste plaats soldaat en dan pas mensch; In Afrika kan men dit niet altijd vereenigen. Mag ik me ver oorloven, U een sigaret aan te bieden?" Ijverig schoof Hauser het pakje siga retten in de buurt van de Bottberg. Hij zou het steenen hart van dezen man wel weten te vermurwen De overste bewoog zich niet. „Rookt U niet?" vroeg Hauser verbaasd. Zwijgend blikte de gevangene hem ln de oogen. Hauser kon dezen gepijnigden en verach- telijken blik niet lang verdragen. Hij stond op. ging naar de waschtafel, ontstak de kleine spiritusvlam onder het reservoir en nam een handdoek uit de kast. Toen leg de hij een scheermes op tafel. „Als U zich wilt wasschen, Overste In zijn ijver, sprak hij zonder erg en zonder bedoeling den gevangene met zijn titel aan. dien hij van Bogdanoff ge hoord had. Zachtjes fluitend en vergenoegd ging hij naar zijn koffer en nam er een wit overhemd uit. dat hij over de leuning van den stoel legde. Zijn beklemdheid en zijn angst waren weg en zouden nooit meer terugkeeren. Bestond er wel een grooter bevrediging, dan iemand te helpen? „Gaat Uw gang. Overste, dan kunnen wij samen gaan etem" Overste de Bottberg had Hauser's voor bereidingen zwijgend gadegeslagen. Was die man zoo dom, dat hem niets beters inviel? Waarom probeerde hij het met dezelfde kunstjes als de doode comman dant? Stond dat hier in het reglement, een soort marteling van de gevangenen? (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5