Ridders in donker Afrika
Een koning van 150 k.g. en geschenken bij 't gewicht
Waar komen de
harnassen vandaan
,!Maar ik niet, hè moes?"
„Nee Tineke, jij niet! Ga maar fijn
spelen!"
Tineke is haar verdriet al vergeten. Ze
speelt gezellig met haar poppen. En dan
schuift ze haar stoeltje voor het raam en
zegt tegen Anneke en Liesje. haar beide
dochtertjes: „We gaan nu eens een poosje
uitrusten en naar buiten kijken".
Liesje en Anneke vinden het goed. Ze
kgjken heel tevreden.
„Vinden jullie den tuin niet prachtig?"
praat Tineke. ,.Zie je die mooie crocusjes
wel? Kijk. daar in het hoekje die paarse
en gele en witte bloempjes. Dat zijn cro
cusjes! Dat wisten jullie niet hè?"
„Nee moedertje" zeggen Liesje en An
neke maar we vinden ze héél mooi!"
Hebben jullie wel gehoord, hoe vreese-
ljjk hard het vanmorgen waaide? Dat deed
de wind De wind zei: „kleine meisjes, die
keelpijn hebben, mogen vandaag niet naar
het klasje En kleine moedertje ook niet.
En de wind zei tegen Dieneke: kleine meis
jes die erge koorts hebben, moeten in
bedje blijven".
„Ja ja, natuurlijk" knikken Liesje en
Anneke.
Die crocusjes zijn van mij" vertelt Ti
neke. Vader heeft het gezegd en dus is het
écht waar! Niemand mag eraan komen! Ze
zijn nu nog dicht, maar straks, als de wind
■weg is dan komt de zon en die schijnt op
de crocusjes en dan gaan ze heelemaal
open. Er zitten gele hartjes in, of eigenlijk
gele meelmeel
Meeldraden" zegt moeder.
„O. ja gele meeldraden. Vinden jullie ze
niet beeldig?"
Allerbeeldigst" fluisteren Liesje en An
neke en ze kijken lachend naar buiten.
„Moeder, gaat de wind nóg niet weg?"
vraagt Tineke.
„Nee kindje de wind blaast heel hard
en het is zoo koud. zóó koud! Het lijkt
haast wel winter! Het zal vannacht wel
gaan vriezen".
,.Zeg, moeder?"
„Ja, Tineke?"
.De crocusjes zijn heelemaal alleen van
mii hè moeder?"
„Heelemaal alleen van jou hoor. Zeg.
Tineke ik weet wat: Zal moeder jou cro
cusjes voorzichtig afplukken en ze in een
klein vaasje zetten en aan Dieneke bren
gen? Die arme Dieneke is zoo ziek! Ze zal
er zóó bhi mee zijn!"
Tineke kijkt naar moeder en dan naar
haar crocusjes. Ze staan daar zoo lief en
teer in het gras. net heel kleine, fijne
vaasjes.
„Voor een elfenprinsesje om haar bloe
metjes in te zetten" denkt Tineke. Dan
kijkt ze weer naar moeder, schudt lang
zaam haar hoofdje en zegt: Nee hoor moes.
niet miin crocusjes afplukken".
Ze valt op haar knietjes en houdt haar
I handen om de fijne kelkjes heen.
Tineke speelt verder met haar dochter
tjes. Maar er is een diepe booze rimpel in
haar voorhoofdje gekomen en ze kijkt niet
meer blij. Ze kijkt ook niet meer naar haar
crocusjes, want ze weet het wel: Als ze
naar die mooie bloempjes kijkt, is er op
eens een klein stemmetje dat zegt .Tineke
is niet lief".
De crocusjes ziin van mij!" zegt Tineke
tegen Liesje en Anneke. En die knikken „ja
ja", maar ze laten verdrietig de hoofdjes
hangen.
Het is zoo koud zóó koud! Als het bed
tijd wordt mag Tineke zich in de huis
kamer uitkleeden. Dat mag anders nooit.
En moeder neemt haar op den arm, slaat
De Amerikaanse! ie ontdekkingsreiziger
Lawrence Thaw, die zooeven van een
Afrika-reis in de Nieuwe Wereld is terug
gekomen, vertelt wonderbaarlijke dingen
over een negerstaat, die hij in Afrika ont
dekt heeft. Dingen, die zóó merkwaardig
zijn, dat niemand ze zotr gelooven, als Thaw
niet een filmstrook van 1000 m. lengte,
waarop dit alles is vastgelegd, als bewijs
stuk had meegebracht.
Lawrence Thaw reisde .in gezelschap van
zijn vrouw dwars door Afrika van-Algiers
naar Nairobi. Toen hij nu op zijn tocht aan
een kleine zijrivier van de Benue kwam,
deelden zijn zwarte gidsen hem mede, dat
de expeditie hier moest wachten.
Want men was gekomen aan de grens
van het rijk van koning Lamido Bolba
Djamaha en kon slechts verder trekken,
als de toestemming van Zijne Majesteit was
ingekomen. Het was evenwel niet noodlg
een verzoek aan den koning te richten,
want daar hadden de negers met hun
trommeltelegrafie reeds voor gezorgd. De
doortocht zou stellig worden toegestaan,
doch het zou noodzakelijk zijn, rijke ge
schenken te geven. Enzoo vertelden de
zwartjes die geschenken moesten min
stens 150 K.G. wegen!
doken twee zwarte krijgslieden
te paard uit de struiken op.
Thaw was zeer verbaasd over deze me-
dedeeling en begon direct de „geschenken"
kleine snuisterijen uit een bazaar bij
elkaar te scharrelen.
Reeds den volgenden dag kwam het ant
woord ook door middel van trommel-
signalen gegeven binnen. Den vreem-
dlingen werd vrije doortocht vrleend.
De expeditie trok onmiddellijk op. Toén
men de rivier had doorwaad en tegen den
oever opklauterde, doken opeens vier zwarte
geven!
krijgslieden te paard uit de struiken op,
De ontdekkingsreiziger kon zijn oogen
haast niet gelooven, toen hij zag. dat de
zwarte mannen van top tot teen in echte
harnassen gehuld waren. Precies zulke har
nassen als de middeleeuwsche ridders droe
gen tot ver in de 16de eeuw toe. Ook de
paarden der zwarte ridders droegen stalen
uitrustingen, kortom: man en paard zagen
er precies zoo uit als de ridders, die je in
je geschiedenisboekje afgebeeld ziet.
Deze vier geharnaste ridders waren zoo
veel als het eere-escorte, dat de koning
zijn blanke gasten tegemoet zond om hen
tot den troon te geleiden.
Na een dagmarsch kwam het gezelschap
in de residentie aan. De paleiswachters
droegen eveneens harnassen en toen de
expeditie op audiëntie ging, zagen Thaw en
zijn kameraden een vreeselijk grappigen,
ontzaglijk dikken neger op den troon zit
ten. De tolk verklaarde, dat Zijne Majesteit
150 K.G. woog en dat de geschenken dus
ook dat gewicht moesten hebben. En op
hetzelfde moment daalde de dikkerd van
den troon, ging op een reusachtige weeg-
schoal staan en noodigde de gasten uit, hun
geschenken op de andere schaal te leggen.
Met veel moeite bracht men tenslotte de
schalen in evenwicht. Eerst toen dezel
plechtigheid was afgeloopen, bleek de[
koning bereid tot een gesprek.
Natuurlijk ging Thaw's belangstelling inl
de eerste plaats uit naar de harnassen en
bijwijze van antwoord op zijn vragen|
klapte de koning in de handen en
zijn „opperbevelhebber" of „minister vai
oorlog" een bevel. Vlak daarop begon toei
een troepensohouw. Over de tweehonderd!
soldaten marcheerden op, allen gekleed in
harnassen en met stalen helmen op het
hoofd. Inplaats van zwaarden droegen ze|
echter pijl en boog.
Thaw vroeg verlof, de parade te mogenj
filmen en kreeg eerst de toestemming hier
toe, toen de tolk den koning had duidelijk I
gemaakt, dat hierdoor zijn enorme strijd-1
macht over de heele wereld bekend en be
roemd zou worden. Een zorgvuldig onder
zoek van de harnassen bracht aan het licht,I
dat ze van uitstekend staal vervaardigd en
zeer kunstig bewerkt waren. Doch ondanks
al zijn speuren en vragen was het Thas
niet mogelijk, ouderdom en herkomst van
de uitrustingen te weten te komen. Want
de koning werd tenslotte zenuwachtig dooi
de overgroote belangstelling en weigerdd
nog een woord te zeggen. Ook was hij to:[
geen prijs te bewegen, een der harnassen
te verkoopen. Hij beval den tolk kortaf, dat
hij er geen woord meer over hooren wilde'!
Waar komen nu deze middeleeuwse!)!
harnassen midden in donker Afrika opeensj
vandaan? Stammen ze nog uit de middel
eeuwen en heeft de een of andere Arabi
sche koopman ze daar gebracht? Of zijnl
ze afkomstig uit een wapenmagazijn van|
de kruisvaarders in Palestina? Het is nau
welijks aan te nemen, dat middeleeuwschil
wapenrustingen het, bij voortdurend ge-|
bruik, tot nu toe zouden hebben uitgehou
den! Of worden de harnassen in eed
eigen fabriek van koning Lamido Bolts|
Djamaha gemaakt?
Raadsel op raadsel en de wetenschap kasl
hierop tot dusver nog geen antwoori
een dikken deken om haar heen en draagt
Tineke naar boven.
Moeder heeft Tineke heerlijk warm toe
gestopt, maar toch kan ze niet slapen. Ze
luistert naar den wind. Wat giert die haird:
boeboe. boeboe-oe-oe! Tineke is opeens
bang. dat de wind haar crocusjes stuk zal
blazen. Ze loopt vlug in haar pyamatje de
trap af en den tuin in. Nu staat ze bij
haar crocusjes Ze valt op haar knietjes en
houdt haar handen om de fijne kelkjes
heen.
De wind blaast oehoe, oei, oei! Wat zegt
de wind? Hoor:
„Kleine meisjes, die niets kunnen missen
zijn stout. Die pak ik haar bloemetjes af!
Oei. oei, oei!" Kijk, nu komt de wind heel
hard aangeblazen. Hij rukt de bloemetjes
uit en grond en neemt ze mee, heel hoog
de lucht in! En Tineke klemt zich aan de
steeltjes vast en vliegt ook mee. Verder,
steeds verdero, wat gaat dat hoog! O.
o, wat is dat koud!
„Moeder, moeder!" roept Tineke.
Knip, zegt het licht en moes staat
haar bedje.
„Moes. ikik ben zoo koud!" ro«S|
Tineke. de wind nam me mee en blies m'j
weg. O, moes ik ben zoo akelig!"
Moeder draagt Tineke naar beneden eil
neemt haar op schoot, vlak bij de wanr.<|
kachel. Tineke hoest en huilt tegen moedaf
aan. Het duurt een heelen tijd, voor ze be-|
daard is.
Dan zegt ze: „Moes. wilt u morgen mii'|
crocusjes naar Dieneke brengen?"
..Goed hoor kindje" belooft moeder,
ga je nu heerlijk slapen?"
Ja. moes" zegt Tineke met een zucht e
dan valt ze op moeders schoot in slaap
Den volgenden morgen kan Tineke nitj
opstaan. Ze heeft ook griep. Maar toch i
ze blij!
Weten jullie wel, waarom?
R. DE RUYTER-v. d. PEEK.