Nederland en België uiteen
Ons Kort Verhaal
LEIDSCH DAW *0 - Zesde Blad
Zaterdag 15 April 1939
Een afscheid tusschen twee volken
19 April 1839
Angst
Dagbladreclame
door prof. dr. N. B. Tenhaeff, hoogleeraar in de
algemeene geschiedenis aan de Universiteit
te Amsterdam.
is niet te vervangen
Het gebeurde, als altijd ten slotte, tus- vooruitzichten. De scheiding zelve was een
schen diplomaten. Maar het wes een af
scheid van twee volken: Het Nederlandsche
volk, dat zijn tradities geworteld wist in
feit, een door de jaren bevestigd en be
klonken feit. En de als status qou aange
duide toestand was voor België te voor
een strijd om vrijheid, eeuwen her. en het deelig. dan dat van dit land een verlangen
Belgische volk. dat zijn historische tradities, zou uitgaan naar spoed ge. definitieve rege-
als volk, nog te vormen had. daar het zijn ling. Daar kon men wachten .België''
eigen staatsleven nog maar zoo pas be- zoo schreef onze Minister van Buitenland-
gonnen was. haast nog beginnen moest. sche Zaken 16 October 1837 aan den Ko-
Dat is nu eenmaal niet anders. Het uur ning geniet thans vrijdom van alle
'.oor den Noord-Nederlandschen staat regten op de Schelde, het betaalt niets aan
sloeg 1 April 1572. toen de Geuzen voor de intressen der staatsschuld, het zuivert
den Briel verschenen en een kleine volks- de achterstallen d er intressen door Neder-
groep zich achter Oranje plaatste. Het uur land voorgeschoten niet aan. het bevindt
vcor den Zuid-Nederlandschen staat sloeg zich in het bezit dier deelen van Luxem
burg en Limburg, welke het zou moeten
ontruimen, het regelt aldaar het handels
verkeer naar welgevallen". De Minister
wist alleen niet. hoe uit de impasse te ge
raken met een Koning, die op ..kansen"
wachtte, en met Staten Generaal, die be
gonnen te murmureeren. die werkelijk
schenen te gelooven. dat België bereid zou
zijn, onze krasse uitgaven te helpen com-
penseeren door de ..intressen der staats
schuld", met inbegrip van de .achter
stallen". zonder samengestelde intrest
na vijf jaren de ronde som van 42 millioen
bij de geringste avance onzerzijds op
tafel te leggen. En dan ook nog: met mo
gendheden. die va/n het Oostelijk en die van
het Westelijk blok, wier gevoelens te onzen
opzichte lauw-sympathiek of direct anti
pathiek waren. Wij verdiepen ons niet in
's minister overleggingen. Het werd alleen
tijd, dat er iets gebeurde en wel iets defi
nitiefs. Hoe ongunstig moesten onderhan
delingen uitvallen, als straks door een
..dissentiment" tusschen Koning en Sta-
ten-Generaal heel de wereld weten zou.
dat de onderhandelende Koning min of
meer gedwongen overleg had gezocht.
.Aanmerkelijke beschadiging van het mo
narchaal principe" stond te vreezen als
de Tweede Kamer werkelijk .stellig en
rechtstreeks" ging ingrijpen in het buiten-
landsche beleid. Het was een beproefd
staatsman van den Koning Falck die
met deze woorden den doorslag zal heb
ben gegeven. De maandenlange aarzeling
was ten einde: Maart 1938. Nu de „kans"
niet gekomen was, zouden dan de schei-
dfrigsvoorwaarden aanvaard worden, die
de mogendheden laatstelijk hadden voor
gesteld en 2ooals die 15 November 1831
door de Belgische regeering waren aan
vaard.
Voor Koning Willem I brak daarmede
een moeilijk en bitter jaar aan. Zijn aan
bod, zich nu aan den wil der mogendheden
te onderwerpen, ging vergezeld van de
stijlvolle verzekering, dat het moest be
schouwd worden als niet te zijn geschied,
wanneer niet alle betrokken partyen zioh
op dezelfde basis plaatsten. Palmerston. de
leider van Engelands buitenlandsche poli
tiek vroeg zich een oogenblik af. of men
in Den Haag wel serieus was. Daar kon
immers geen sprake van zyn. Men wilde
in België zelfs wel doen, alsof die namens
Marmeren borstbeeld van Koning Wil
lem I. door F. Rude, dat in de Kamer van
Volksvertegenwoordigers te Brussel stond.
eerst 26 Augustus 1830, toen in den avond
de tenor. La Feuillade in een Brusselschen
schouwburg uit Aubers gloednieuwe opera
de aria: Amour sacré de la patrie, aanhief.
Men vergeve mü dat Zuid-Nederlandsch. Ik
bedoelde er slechts aan te herinneren, dat
eens alle grond van Diedenhofen tot Helder
en van Delfzijl tot Veurne de Nederlanden
geheeten heeft.
In die lang-vervlogen tyden en hun niet-
verwerkehjkte mogeiykheden, hebben wy
nu niet dieper door te dringen. Wat zouden
wy met het verleden gaan disputeeren. als
wij het alleen hebben te begrijpen. Men
had in 1815 gemeend, dat herstel van de
samenleving van België en Nederland een
Europeesch belang was. Daarom had men
die samenleving tot stand gebracht. En
daar men sinds eeuwen over België be
schikt had, beschikte men nu opnieuw.
Van „aanwas van grondgebied" spraken
de in Den Haag geredigeerde acht artikelen
van Londen (21 Juli 1814 door de Neder
landsche regeering aanvaard). In dien
„aanwas" nam, na dien Augustus-avond
1830, een groep de leiding in handen, die
den eigen staat België ging stichten De
tekstgeschiedenis van de Brabanconne liet
■maar enkele dagen een voor Oranje gunstig
perspectief open. Toen 12 Sept. 1830. dat
Led door denzelfden tenor ln denzelfden
Brusselschen schouwburg, waar ook het
Amour sacré had geklonken, voor het eerst
werd gezongen, toen rekende het nog met
een „enting van het Oranje op den boom
der vrijheid". Maar van die enting kwam
niets. En het kwam allemaal in zooverre
goed uit, dat op dat oogenblik de samen
leving van België en Nederland ln één staat
ook niet meer een Europeesch belang werd
geacht Integendeel!
Wij stor.den dus voor de schelding en de
batteerden min of meer hartstochtelijk
over soheidingsvoorwaardeneen onolelzie-
rige besogne, waarbij de scheidenden leder
voor zich maximaal voordeel begeerden.
In 1831 werden vooral die debatter ge
voerd. Diplomaten overlegden, beslisten,
hertjeslisten ln Londen. Regeeringen aan
vaardden, weigerden over en weer. Ook het
kanon sprak in een tiendaagsohen veld
tocht: een militair intermezzo, waarop de
studenten-Jagers nog Jaren lang groot gin
gen. De studentenalmanakken van die
jaren bevatten honderden bladzijden vol
van de „verrigtingen en lotgevallen" van
de „edele jongelingen" en hun „manhaftige
bevelhebbers" in deugdelijk proza en do
zijnen bladzyden vol brallende poëzie, als
wenschten al onze overgrootvaders niets
anders en lievere dan te ..strijden tegen het
helsch gebroed", zijnde dit de zinswending,
<jie vooral rijmde op den ten toon te sprei
den Bataafsehen. Hollandschen. Nederland-
schen „heldenmoed". Van uit een honderd
jarige verte moet men wel glimlachen. Maar
al zwol al dat heroïsme in het Citadeljaar,
1832, nog aan tot de onsterfelijke citadel
poëzie van wallen, die niet zouden vaïïen,
het woord. het beslissende woord
bleef aan de diplomaten: Wapenstilstand
en de haast eindelooze status quo. Vyf jaar
lang bestond het diplomatieke debat uit
zwugen en wachten. Nog in het voorjaar
van 1837 meende de Koning dat .de kans"
eens moest komen Welke kans? Och. op
dat oogenblik e renliik niets mee-- dan de
uitvoering van de in Januari J831 door de
België geteekende „24 artikeien" eigeniyk
niet meer bestonden, krachteloos geworden
waren door de lange weigering van Willem I
en de sinds dien gewyzigde omstandig
heden. En wie zich liet beïnvloeden door
protest-acties, die kon beïnvloeding van
België uit beleven in dat jaar 18381839!
België bracht zyn leger op voet van oorlog.
Limburgers en Luxemburgers bestormden
de Belgische regeering met petities van
trouw. Men wilde niet los van den provi-
soir-Belgischen toestand. De ministers met
toegeefiyk temperament mochten op de
monstraties van het volk gaan rekenen,
de Hollanders desnoods met een militaire
invasie.. Koning Leopold sprak van af
danken. toen een beroep op zijn nicht, de
jonge Koningin Victoria, geen ander ant
woord ontving, dan dat de 24 artikelen
bindend waren en bleven.
Hoe had het ook anders gekund. Calen-
brander heeft die 24 artikelen een zakeiyk
stuk genoemd, waarin niets meer aan Ne
derland en België werd overgelaten om er
twist over te hebben. Leopold I had dat
document aanvaard. 15 November 1831,
niet gaarne en van harte, maar als een
onontkoombaarheid; op dit document be
rustte dus de erkenning van België door
de mogendheden. De werkelijkheid was
mooier dan het document. Vierhonderd
duizend Limburgers en Luxemburgers, die
volgens het document by Nederland hoor
den of waren toegewezen aan het Oranje-
Groot-Hertogdom Luxemburg, behoorden
„provisorisch" tot België. Het was natuur
lijk niet jjrettig, dat daar nu na al die
provisorische jaren een eind aan zou moe
ten komen. Maar al wilde Frankrijk ook
hierover nog wel praten, het vond geen
der mogendheden daartoe naast zich. Ter
ritoriale concessies waren dus niet meer
te verkrijgen. Het eenige voordeel, dat de
Belgische diplomaten nog zouden kunnen
behalen lag op het gebied van de finan-
cieele regelingen. En gegeven hun bereid-
willigheid in November 1831 en de wei
gering van Willem I op dat oogenblik, was
het begrijpelijk dat zy nu waarlyk weinig
lust hadden van 1 November 1830 af
aldus schreef Art. 14 voor f. 8 400 000
per jaar uit te betalen en van de f. 9.800 000
die 1 Januari 1832 verschuldigd waren nog
5»/o rente bovendien. Deze niet-betaling
immers was nu veroorzaakt door Willem's
weigaring, de 24 artikelen te aanvaarden.
Over de ftnancieele kwesties moest dus
gesproken worden. Een kind kon begrijpen,
dat de mogendheden op dit stuk België
zieer ter wille zouden zyn.
In Londen vielen de beslissingen in het
najaar van 1838. Het Oostelyk-conserva-
tieve blok iPruisen, Oostenrijk. Rusland)
had Nederland wel willen laten in het
genot van de volle, in 1831 toegewezen, som
van f. 8.400.000 per jaar, maar dan nu tn
te gaan met de definitieve, door onze
schuld vertraagde, scheiding. Daarin gin
gen Engeland noch Frankrijk mee. Het
werd in Landen een loven en bieden, dat
bepaald werd door Frankrijk's laagste bod:
f. 5.000.000 per jaar. En het was al een
opmerkeUjke concessie, als dat bedrag dan
zou ingaan op 1 Januari 1839 en niet op
den dag der in Maart verwachte ratifi-
eesring.
I&nteter Verstolk vain Zoelen maakte
ach geen illusies. Integendeel, de toestand
van Nederlands financiën baarde hem zorg
genoeg. Hy was voor aanvaarding. 1 Fe
bruari begreep ook Willem I. dat het niet
anders kon.
Maar in Brussel bleef men moeilyk. Er
was tamelyik krasse pressie van de mogend
heden noodig, om Brussel het onderste
uit de kan te onthouden. De Pruisische en
Oostenrfiksche gezanten daar werden
teruggeroepen. De vyf mogendheden moes
ten dreigen met het lid op den neus. Want
het Belgische bod was nog heel wat lager,
dan het Fransche. Men had daar in No
vember gesproken van ruim 3 millioen per
jaar en tot in laatste instantie hoopte men
met een som in eens Limburg en Luxem
burg als geheel te kunnen behouden. Eln-
deiyk zwichtte ook de Belgische regeering.
19 Febr. 1839 werd in de Belgische Kamer
het wetsvoorstel ingediend, dat in vyftien
Leopold de Berste, Koning van België,
naar een gravure van L. Calaraatte.
dramatische zittingen zou worden behan
deld en eindeiyk aanvaard. Onze boven-
Moerdyksche kalmte verbaast zich veel
meer over het politieke temperament van
onze Zuiderburen. Alexandre Gendebien,
wiens activistische temperament al vóór
den opstand Fransche interventie had ge-
wenscht, legde zyn mandaat neer uit pro
test tegen het voornemen zooveel land-
gen ooten" op te offeren .aan de vrees".
Een andere afgevaardigde zakte, door een
beroerte getroffen ineen, toen hy het van
zichzelf had verkregen, met het regeerings-
voorstel mee te gaan Het werd dan ten
slotte aanvaard met 58 stemmen voor en
42 tegen Maar wie tracht mee te denken
met die emoties, die zich uitten in zulke
Kamerzittingen van „grooten styl", die
begrypt toch. dat niet alleen de begeerte
naar méér die menschen bezielde, maar
dat de status quo en zyn provisorische
oneindigheid aan veel schuld was. Afscheid
nemen is altyd een moeilyk bedryf. Dit af
scheid was buitengewoon slecht geregis
seerd.
Daarom was het maar goed, dat het slot
zich weer te Londen afspeelde in een koele
canferentiekamer. 19 April 1839 werden
daar de verdragen geteekend, die wij het
eindverdrag noemen
Een eindverdrag was het nog niet heele-
maal. Er bleven nog allerlei byzonderheden
te regelen. Zij kwamen voor rekening van
Koning Willem II, in wien men in België
bitter weinig vertrouwen kon stellen en die
ook inderdaad moeite genoeg heeft gehad,
zyn Groot-Nederlandsehe illusies op te
geven. By de regeling van die details in
zake grensafbakening, scheepvaart en fi-
nancieele verplichtingen zyn het echter
de Belgische onderhandelaars aan wie men
een afmattende taktiek moet toeschrijven.
Zy waren er by voortduring op uit, tel
kens nog iets meer uit de scheidingsvoor-
waarden te halen, zy hadden steeds osten
tatief den tyd en rekten dus de onder-
door J. P. BALJÉ.
De oafé-terrassen waren, danik zij het
heerlyke voorjaarsweer, druk bezocht. Met
een paar vrienden genoot ik van 'n kleintje
koffie, en meer nog van de warme zonne
stralen, toen plotseling onze aandacht werd
getrokken door een incidentje, dat eenige
tafeltjes van het onze verwyderd, plaats
vond. Het bleek niets byzondere te zyn:
een kwajongen, die daar in de buurt
speelde, had een pistooltje afgeschoten,
hetgeen een dame zoodanig had doen
schrikken, dat ze haar zenuwen niet meer
meester was. Even veroorzaakte dit con
sternatie: gedienstige heeren beijverden
zioh, haar te helpen, een kellner schoot toe
met een glaasje water, wandelaars bleven
staan om te zien, wat er op het terras
plaats vond.
Jacob6, de eenige van ons. die was op
gestaan, keerde terug met een schamper
lachje ooi den mond.
„Een appelflauwte", spotte hy. „één van
die tegenwoordige hypermoderne vrouwtjes,
vermoed ik, die de allures aannemen van
mannen, aan alles mee willen doen. maar
wier zenuwen niets kunnen verdragen."
„Aanstellerij! Niets dan comedle!" ora
kelde Van den Burg, die bekend was om
zyn cynisch oordeel, waar het vrouwen be
trof. ..Waareehynlijik een kleine repetitie,
I om haar man een zomertoiletje. een dure
hoed. of een briljanten ring af te zetten.
Bah!"
..Zag je wel, hoe de heeren in haar om
geving trachtten zioh verdiensteiyk te
maken?" insinueerde ik. „Ik wed, dat ze
jong en aantrekkelijk en niet aJkeerig
van een avontuurtje ls!"
Aleen Haaks hield zyn mond en zyn ern
stige oogen staarden droomerig en naar
het scheen een tikje melancholiek, in de
verte. Mechanisch trommelden zijn vingers
nerveus op het tafeltje.
„Ben je het niet met ons eens?" vorschte
mogpndheden"aisT o'nhereoe^hVVerklaarde j den Burg^ .Maar hoe kan ik dat
en door hem aanvaarde scheidinesvoor- 1 elgenlyk vragen. Jy. met je nobele pnnci-
waarden. Er was al l'nc »een -n-ake -neer pes. die de vrouwen nog altyd op een voet
van schitterender, zU het ook avontuurlyke. plaatst, waar ze al lang zyn afgetui
meld, natuurlijk ben jy in de contramine!"
Haaiks scheen uit zijn droom te ontwa
ken Peinzend keek hy Van den Burg aan,
toen schudde hy langzaam het hoofd en
zyn stem klonk zonderling dof, toen hy
antwoordde
„Neen, ik ben het inderdaad niet met
jullie eens. En als ik vertel, waaróm ik jul
lie cynisch oordeel niet deel, dan zullen
jullie me misschien gelijk geven."
Hy pauzeerde even en ziende, dat wy een
verklaring van hein verwachtten, ging hy
voort:
„Jul'lie kent me nog niet zoo lang, mis
schien een Jaar of zes. zeven. Wat er voor
dien tijd in myn leven is voorgevallen, is
jullie dus onbekend. Wat ik nu wil vertel
len, is 12 jaar geleden gebeurd.
Destyds was Ik getrouwd met een lief.
zacht vrouwtje. Ik had haar in het buiten
land leeren kennen. De eerste maanden
ging alles goed. We hadden een aardig huis,
we Welden dolveel van elkaar en niets
scheen ons geluk te kunnen verstoren.
Maar langzamerhand kwamen er wolken.
In de eerste plaats kreeg myn vrouw heim
wee naar haar geboortestadje. Want wy
hadden byna geen kennissen, zoodat we veel
alleen waren en daar kan een vrouw niet
tegen. Bovendien was ik den heelen dag
weg. van 's ochtends acht tot 's avonds zes
uur, halfzeven. Mijn vrouw had dan volop
gelegenheid om te denken, en die gedach
ten waren meestal niet van de prettigste.
Langzaam maar zeker begon haar melan
cholie gevaarlyke dimensies aan te nemen,
's Nachts droomde ze dikwyls van moorde
naars en inlbrekers. Vaak maakte ze my
wakker, en urenlang kon ze dan rillend van
angst liggen luisteren naar allerlei imagi
naire geluiden. Dioht tegen me aangedron
gen viel ze dan meestal van oververmoeid
heid tenslotte ln slaap.
Maar ook overdag begon de angst haar
te vervolgen. Dikwijls meende zy buiten de
deuren te hooren opengaan, ofschoon ze
heelemaal alleen in huis was. en angstval
lig sloot ze dan alle deuren en ramen dicht.
Als ik thuis kwam, vond ik haar dan met
behuilde oogen, stil en down.
Tk probeerde zooveel mogelyk haar den
dwazen angst uit het hoofd te praten. Voor
een paar dagen gelukte my dat wel eens.
Ze was dan uitgelatener dan ooit en met
voldoening constateerde lk het feit, hopend,
dat het geluk uit de eerste dagen van ons
huwelijk zou terugkeeren. Maar de reactie
volgde in den regel spoedig. Haar angst
werd steeds dwazer, steeds onredelyker. zy
verbeeldde zioh tenslotte, dat soms koude
handen over haar gezicht streken, het
minste ongewone geluld kon haar doen ver-
styven van schalk, ook als ik zelf thuis
was, het werd in één woord ziekelyk."
Haaks zuchtte en zyn stem werd zachter,
toen hy vervolgde:
„Toen zon ik op een middel, om haar
radicaal van haar kwaal te genezen. Op een
avond, dat zy me laat thuis verwachtte,
sloop ik zacht naar binnen. Ik had me
eenigselns vreemd toegetakeld met het doei
haar hevig te doen schrikken. Ik hoopte,
dat ze het dwaze en ongerijmde van haar
angst zou inzien, als ze naderhand be
merkte. dat ik het was. dat ze zich zou
schamen en er zich moedig tegen zou ver
zetten. Het ïykt nu. nuchter beschouwd,
een vreemd geneesmiddel, maar ik was ten
einde raad en ik verwachtte er destyds
succes mee!
Zacht liep ik dus door de gang en be
hoedzaam opende ik de kamerdeur. Ze was
ai ln bed, maar ik hoorde, dat ze zich be
woog en een lichte kreet uitte. Ze had dus
het opengaan van de deur bemerkt. Om
haar angst te verhoogen, trad ik nog niet
direct binnen. Ik wachtte een minuut, toen
trad ik in het vertrek.
Nóóit vergeet ik haar gezicht op dat mo
ment. Ze zat rechtop in bed, en ln haar
oogen lag een angst, zooals ik nooit eerder
in een menschelyk oog gezien had. Haar
trekken waren als verstard en ze maakte
geen beweging. Toen deed ik een stap in
haar richting, en zonder een kreet te uiten
viel ze achterover in de kussens.
Weer hield Haaks op met spreken. Om
zyn mond lag een droeve trek.
„Ze was bewusteloos enze is nooit
weer de oude geworden. Ze wordt nu ver
pleegd sinds Jaren
We waren stil geworden. Van den Burg
hoestte luidruchtig om zyn verlegenheid te
verbergen, Jacobs en ik keken naar het
tafeltje, waarop onze koffie steenkoud was
geworden. Verderop weerklonk een vrou-
wenlach.
Toen stond Haaks op en schudde ons de
hand.
„Misschien," zei hy, en hy dwong zich
tot een smal glimlachje, „misschien begry-
pen jullie nu. waarom ik aan jullie critiek
niet meedeed
(Nadruk verboden).
(Auteursrecht voorbehouden).
De aanhouder wint
met dagbladreclame.
Een eigenaar van een thans goed
rendeerende drogisterij ln een Noord-
hiollandsche stad schrijft hoe hy zyn
zaak omhoog werkte met behulp van
systematische dagbladreclame. Zes
jaar geleden nam hy een byna ver-
loopen handeltje over. Een jaar expe
rimenteeren met advertenties ln al
lerlei blaadjes, bewees hem dat dit
niet het gewenschte resultaat ople
verde. Toen besloot hy een klein be
drag uit te trekken voor reclame in
een dagblad. 2991
„Myn omzet toonde na een. Jaar een
styging van 10 Na twee jaren een
styging van ca. 15 en in het afge-
loopen jaar 1938 vergeleken met 1937
een styging van 20 zoo schryft
hy. Ondertusschen kon hy zyn bud
get voor advertenties verdubbelen.
En deze voortvarende zakenman be
sluit zyn relaas met de woorden:
„Resumeerende kan Ik met zeker
heid zeggen, dat myn stygende om
zet voor een groot deel toe te schrij
ven is aan deze dagbladreclame, die
dan ook mi. voor elke zaak hetzy ln
grootere of kleinere mate toegepast,
beslist onontbeerHjk ls. Regelmatige
reclame is het beste middel om koo-
pers voor een zaak te trekken. Het
door my bestede bedrag ls nu wel
niet zoo groot, dodh het ls voor my
een solide belegging gebleken en ik
ben dan ook vast van plan om
by voortgaande omzetstyging myn
reclame-campagne naar verhouding
uit te breiden."
handelingen. In het Noorden was men
toegevend genoeg, te berusten tn een
nieuwe vermindering van België's aandeel
in de rentebetalingen Het werd vermin
derd tot 4 millioen (5 November 1842). Men
had in het Noorden niet den tyd. De staats
financiën waren hopeloos ln het honderd
geloopen.
De groote financlëele hervormingen van
Van Hall stonden voor de deur
Men had dus den Belgischen onderhan-
laars een ultimatum moeten stellen tot
het aanbreken van den dag. waarop Wil
lem II zyn troonrede zou hebben te hou
den. Wel zeer te elfder ure kon dan len-
minste de troonrede van 1842 zoo worden
geredigeerd, dat zy (17 Oct.) mocht „ver
trouwen", dat het verdrag binnen weinige
dagen (zou) worden gesloten".
Ver liggen deze dingen achter ons.
Toch hebben de jaren 1919 en 1920 ons
geleerd, dat heel dat afscheid aan een re
visie zou kunnen worden onderworpen.
Want toen na den wereldoorlog de Con-
seil suprème der Geallieerden een „Com
missie voor de Belgische zaken" onder
voorzitterschap van André Tardieu instel
de, toen zyn al deze kwesties nog eens aan
de orde gesteld. Een beter pleitbezorger dan
Tardieu had België zich moeilUk kunnen
wenschen Nu de verdragen van 1839 dien
den te verdwynen. nu diende andermaal
door Europa onderzocht te worden, of de
territoriale boedelscheiding van 1839 juist
en billijk was geweest. Insiders kennen het
historische apparaat, dat voor die Belgische
pretenties van na den oorlog werd opge
bouwd ZIJ konden niet verbaasd zyn, dat
Luxemburg. Limbourg cédé en Zeeuwseh-
Vlaanderen in het geding werden betrok
ken. Ook Zeeuwsch-VI aan deren want het
Belgische Congres had- 'n Januari 1831 In
derdaad met nadruk den Schelde-oever ou-
geëischt. Maar de nieuwe historische ar
gumenten waren in 1920 even weinig over
tuigend, als de politieke argumenten van
1839 dat geweest waren. Wilson en Lloyd
George konden geen enkele rechtvaardi
ging vinden tot heropening van het in
1839 gesloten debat, zeer tot spyt van Tar
dieu
De verklaring is eenvoudig. De territori
ale boedelscheiding tusschen Noord en
Zuid is volstrekt redeiyk geweest. „Wan
neer men rekening houdt. aldus de
grootmeester der Belgische historie. Piren-
ne met de rechten van Holland en de
rechten van den Duitsohen Bond, die men
onmogeiyk ten profyte van de Belgen kon
schenden, dan zal men ongetwijfeld erken
nen. dat de verdragen van 1839 niet an
ders konden zijn, dan zy waren".
Die erkenning van dezen auteur betee-
kent veel.
Ja werkelyk deze dingen liggen ver ach
ter ons.
Ik heb de malgracieuze kanten van dit
afscheid tusschen twee volken niet willen
verhelen of maskeeren. Men kan over deze
ver achter ons liggende dingen rustig spre
ken, als men Inderdaad voor belde landen
en volken op een gezond gedyen hoopt. Dat
wy om de crisis in de Belgische staatsge-
meenschap van dit oogenblik de leefbaar
heid van den Belgischen staat niet onder
schatten! Jonge Vlaamsche historici als
Van Werveke zyn zich helder bewust, wat
Waal en Vlaming samenbindt. Daar is een
gedyen mogelyk, ook al worstelt een nog
ionge staat om zyn verdere vorming.
Want de staat moge jong zyn en nog span
ningen in zich bergen, dit volk heeft ook
een eigen verleden, waarvan het den stem;
pel draagt. Zag Hulzinga niet ln Belgie
den „aan weerszijden gesnoeiden uitgroei
van den Bourgondischen staat"?
(Nadruk verboden)
2—6