Daliman's verraderlijke greep Moeders schoenen (I heele reis voor dein boeg. Maak dus de JekJke band goed in orde. Trouwens, met drie zul'ke helpers (hij wees glimlachend naar de drie clubleden) zal het zaakje gauw in orde zijn. Ik ga intusschem daar in het restaurant kalmpjes een kopje koffie drinken". „Zooals u wilt, dokter," zei Willem, zette de krik onder de as en begon den wagen op te vijzelen. Onderwijl deelde de nieuwe Sherlock pepermuntjes rond, om „kracht voor het werk te vergaren", zooals hij zei. Zoodra het wiel vrij van den grond was, schroefde Willem met den Engelschen sleu tel, dien Gijs van het bord gehaald had, de moer los en hoepelde het wiel naar binnen. „Vooruit, Padje, geef me den houten ha mer en de banden wipperscommandeerde de meesterknecht, „en jullie twee luie slun gels moogt de tobbe met water vullen, halfvol denk erom!" Terwijl Gijs zich rustig verwijderde, om de gevraagde voorwerpen te halen, gingen de beide nieuwelingen in het vak vol ijver aan het werk; ze sleepte de zware tobbe naar de werkbank, schroefden de slang aan den waterkTaan en zetten den kraan open. maar in hun geestdrift wilde ieder de slang vasthouden, met het gevolg dat ze elkan der doornat spoten. Toen de tobbe halfvol was, haastten ze zich met natte schoenen en broekspijpen naar den meesterknecht, die intusschen door het openen van het; ventiel de lucht uit den lekken band verwijderd had, en nu met den houten hamer lustig op den har den buitenband beukte, om hem van de velg los te maken. „En nou de bandenwippers, maar voor zichtig, jongens, anders steken jullie nog meer gaten in den binnenband". Gijs, de deskundige, had zijn werktuig reeds in de hand. Ook Guus wilde zich niet onbetuigd laten en greep een bandewip per. Het is voor iemand, die er geen slag van heeft, geen gemakkelijk werkje, den keiharden buitenband uit de velg te halen en het kost heel wat meer moeite dan bij een fietsband, maar onder toezicht en lei ding van Willem dacht Guus dat hij het wel klaar spelen zou. Maar onhandig als hij was raakte eensklaps zijn duim be kneld tusschen het ijzer en het harde gum mi. Hij liet het instrument los, gaf een gil en stak den duim in den mond. „Wat nou?" vroeg Gijs kalm, „bijt je een vloo?" „Hij heeft zijn duim een beetje bezeerd en piept als een Jonge musch!" lachte Ger- rit luidkeels. „Voor handwerk is de Kever niet te gebruiken. Hij heeft twee linker handen. Ik heb het zoo straks al opge merkt. toen hij het pepermuntje in zijn mond stak". Het is niets!" zei Guus rustig, om zich goed te houden. „Ik ben maar geschrok ken, omdat ik dacht, dat het ijzer door den binnenband stak. Het doet heelemaal geen pijn". En hij liet zijn duim zien. waar zich onder den nagel reeds een blauwe plek vertoonde. „Tja, schoenmaker blijf bij je leest, zegt het spreekwoord", hoonde Gerrit. „Zoo'n H BH -er moest alleen boeken en penhou ders in zijn vingers nemen". Als jongens zich op kosten van een an der vroolijk maken kunnen, dan kennen ze geen mededoogen. Gerrit was niet beter maar ook niet slechter dan andere jongens van zijn leeftijd. De Kever keek hem boos aan en wilde reeds een bits antwoord ge ven maar bedacht nog tijdig, dat Sher lock de bezitter van balletjes pepermunt en allicht nog andere versnaperingen was die hij gul uitdeelde. Daarom verbeet hij zijn pijn en zweeg. Willem echter, die intus schen de binnenband losgemaakt en weer vol lucht gepompt had, zei meewarig: „Kom maar hier, Guus en houd je hand in het koude water. Dat verzacht de pijn en trek je niets aan van dien langen slun gel Je mag mij helpen het lek zoeken". En hij stapte met den opgepompten band naar de tobbe, waar hij de rubber worst gedeeltelijk indompelde. „Goed onder water houden, Guus en let op wanneer er luchtbelletjes opstijgen" moedigde hij zijn helper aan. Die had geen aansporing noodlg. Hij was met volle toe wijding bij de zaak en was alle pijn ver geten. Langzaam gleed de band door het water, terwijl Willem hem ronddraaide Al len hadden zich over de tobbe gebogen en keken Intens naar het water .(Wordt vervolgd.) Een Perzische legende. In Perzië leefde omstreeks 1000 jaren na Chr. een wijsgeer en dichter, Keikawus, van wiens werken een gedeelte tot op den dag van heden behouden bleef, voorname lijk wijze levenslessen in den vorm van le genden, die ook thans nog door de bewo ners van Iran gaarne gelezen worden. Een van deze verhalen ga ik je vertellen; Er was eens in Teheran een beroemd worstelaar, die het in zijn kunst tot de hoogste volmaaktheid gebracht had. Hij was niet alleen sterk, taai en lenig naar het lichaam, maar bezat ook een scherp verstand. Juist door het gebruik van zijn geestelijke vermogens had hij het worste len tot een kunst ontwikkeld. Hij kende driehonderd vijf en zestig verschillende grepen en wendingen, de eene nog behen diger dan de andere, maar omdat hij er slechts één per dag vertoonde, had hij er precies voor het gêheele jaar genoeg. Daliman, zoo heette deze worstelaar, gaf ook onderwijs in zijn kunst. Onder zijn leerlingen bevond zich een Jongeling, van wien hij veel hield. Hamazda was een flinke jongen. Van alle leerlingen had hij het zachtste karakter en was hij de meest be schaafde. De meester, die zich door zijn beminnelijke manieren tot hem aangetrok ken gevoelde, achtte hem waardig zijn op volger te worden en behandelde hem met bijzondere belangstelling. Hij leerde hem gaandeweg driehonderdvierenzestig kunst grepen en wendingen Voor zich zelf be hield hij er slechts één over, een gevaar lijken truc, dien hij strikt geheim hield. Naarmate de jongeling in de kunst van het worstelen bekwamer werd, werd hij echter verwaander en trotscher. Zijn over winningen op alle tegenstanders van zijn leeftijd trokken weldra de aandacht van de hofkringen en de ministers. Zij roemden Hamazda's bekwaamheid luide voor den Sjah, die nieuwsgierig geworden, den jon geling voor zich verschijnen liet. Op de vragen van den vorst antwoordde hij met onverholen eigendunk en toen deze hem tenslotte vroeg of er in het geheele land geen worstelaar was, die hem weerstaan kon, sprak Hamazda: „Mijn meester Daliman alleen was mijn meerdere; maar thans denk ik er niet aan mü met hem te meten, want hij is nu reeds oud en verzwakt en ik heb veel van hem geleerd. Reeds toen was ik in kracht zijns gelijke en in behendigheid win ik het van hem". Deze woorden mishaagden den Sjah. Hij beval, dat men den ouden meester dade lijk roepen zou. Terstond moest ook een strijdperk in gereedheid gebracht worden, opdat zij daar voor de oogen van den vorst hun krachten met elkander konden meten. De voornaamsten van het hof en de rijks- grooten zouden eveneens getuigen van den strijd zijn. Onverwachts werd hij opgenomen en met kracht tegen den grond gesmakt Toen de oude Daliman op de kampplaats verscheen en op zijn bescheiden, hoffelijke manier den vorst en de groote heeren groette, won hij onmiddellijk de sympa thie van alle aanwezigen. Allen wenschten hem in stilte de overwinning toe, maar vreesden toch, dat hij, de vele Jaren oude re, het onderspit zou moeten delven. Op een teeken van den vorst wierp zich Klik-klak! Klik-klak! Hakjes klapp'ren door de gang. 'k Heb m'n moeders schoenen aan. Vind je dat niet keurig staan? Lijk ik nu niet groot en lang? Klik-klak! Klik-klak! Klik-klak! 'kHoor de bel! ik kijk eens gauw Zaohtjes loopenopgepast! Als 't de post is, zegt hij vast: „Prachtig weer vandaag, mevrouw!" Klik-klak! Klik-klak! Klik-klak! O, dat zeil is glibb'rig zeg! Even hollen, vlug maar, gauw! Bom!.... daar lig ik! Au, au, aai! Nare schoenen, 'k smijt je weg! Klik-klak! MARIE MICHON. Hamazda met de 'woede van een verbolgel olifant op zijn leermeester. Men zou gezegj hebben, dat hij een rots van ijzererts va] zijn voetstuk had willen losrukken. Ziiltt kracht en jeugdige frischheld lieten zier aanstonds in den strijd met den oudei man gelden, die bij den eersten aanval^ reeds begreep, in welk een groot gevaar tl,, verkeerde. Hij besloot dan ook in plaatf van kracht zijn behendigheid aan wenden. De Jongeling, die alle listen van zij< meester grondig kende, bood langen lij^ aan al zijn pogingen weerstand. Maaj eensklaps werd hij verrast door een truq dien hij niet kende; onverwachts werd hij van den grond opgenomen, zweefde evcl hoog in den lucht en werd toen met krach| tegen den vloer gesmakt. Dit was de onbekende greep, welken öq leermeester met zooveel zorg voor zich be waard had voor den dag der vergelding Een groot gejuich steeg op onder de toe' schouwers De Sjah liet den ouden een eerekleed brengen en goud. Tot den overwonnene sprak hij: „Gij hebt geen woord gehouden! Ge be- loofde en roemde, dat ge hem zoudt oven winnen en zie, hij heeft Je beschaamd maakt!" Hamazda was woedend, maar hij be dwong zijn drift en antwoordde: „Heer, gij hebt gezien op welke manlejjj ik overwonnen bent. Ik evenaar hem d behendigheid en ben krachtiger dan hij] Waarom heeft hij, toen hij mij alles leer de, één van zijn grepen voor mij verborged gehouden, en deze truc was het, waardoor hij mij thans heeft kunnen overwinnen!" Daliman keek den Jongeling aan met een»p blik vol verachting en sprak: „Dezen greep bewaarde ik voor dezen dag, want de wijze mannen hebben gezegd: Degene, dien ik leer boogschieten, zou mis schien mijzelf eens tot mikpunt van zijn pijlen kunnen kiezen! Dat woord heb it onthouden, daarom heb ik één greep ach-ifc tergehouden voor dezen dag der ondank- Ij; baarheid." Ik la. ie le

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 20