Vrijdag 17 Maart 1939 No. 3 LEIDSCH DAGBLAD De club van de „drie G-men" Isie Jaargang inderling avontuur in de garage ÏEUCB en spannend jongensverhaal door M. E. L. HEKTOR. p de ge-betonneerde plaats voor de ige ln de Nassaustraat, behoorende aan vader van Gijs Holle, was de meester - oht druk bezig een prachtige limousine, blijkbaar een lange reis langs modder en gemaakt had, van alle ongereobtig- en schoon te spuiten. Dat was een moei en tijdroovend karwei, want de mod- spabten aaten vast op de spatborden, treeplanken en het mooie lakwerk. Het een druilerige Woensdagmiddag in De heer Holle was met den chauffeur i Amsterdam gereden om eenige in- pen te doen en Gijs had van die gele heid gebruik gemaakt om zijn beide nden uit te nood'.gen, hem in de garage omen bezoeken. i drie jongens hadden zich in het ma in naast de garage geïnstaleerd, waar r de bedde nieuwelingen Gerrit en Guus van belangrijke voorwerpen te bewon- in waren. Daar lag een stapel reserve den, in alle hoeken stonden kisten met teven, moeren, soharnieren, krukken, tegen den langen wand stond een kauto, die gebruikt werd, wanneer er ins een auto niet meer verder kon en i de garage gesleept moest worden. Aan wit gekalkten muur hing een groot, geschilderd bord, waarop op regelmatige anden zwarte plekken met gTOOte ha- prijkten. Die plekken hadden precies vorm van Engelsche sleutels van ver diende grootte en ze dienden dan ook er zulke instrumenten van overren ts tig formaat aan de haken op te han- zoodat het niet moeilijk was, een be lden sleutel op het bord te vinden en den ingang was eveneens een wit i aangebracht, waarop met reuzen- ere: VERBODEN TE ROOKEN maal op zijn gemak, terwijl Gerrit Sliert, bijgenaamd de Lange, op de treeplank van de werkauto hurkte en met zijn lange, ma gere beenen geen raad wist. „Enne hoe moet onze club heeten?? Want het kindje moet toch een naam heb ben". vroeg Gijs. terwijl hij zijn korte beentjes op de zitting van de barak trok. In die houding deed hij zijn bijnaam alle eer aan, want hij geleek nu werkelijk eenigszins op een vette pad, gereed om te springen. „Laten we haar ,de drie vroolijke muzi kanten" noemen", opperde Gerrit en hij haalde een mondharmonica uit zijn broek zak waarop hij niet onverdienstelijk begon te spelen. „Ajakkes nee", zei Padje, „het eenige muziekinstrument waar Ik op spelen kan, Is de autotoeter". „Jongens, ik weet wat beters!" riep de Kever, van zijn wankele troon opspringend, hetgeen niet gemakkelijk was, omdat hij daarbij bijna in de cirkelvormige holte van den stapel autobanden weggezakt was. „Jij, Padje, heet Gijs, de lange heet Gerrit en ikke... Guus! Snappen julie nog niets? Dat zijn drie G's! En hier heb ik een krant met een lang verhaal over de G-men" in Amerika! Merkwaardig, hé? En weten jul lie wat de G-men zijn?" „Nou, Ik denk dat ze de „Gun-club" be doelen waar Jules Veme het in zijn „reis naar de maan" over heeft", opperde Gerrit, die met Verne dweepte en het bedoelde fantastische verhaal op zijn duimpje kende. „Of een clubje autobandieten, die met kanonnen bewapend zijn", meende Padje, die steeds voor het gebruik van auto's ook voor zijn misdadige doeleinden groote be langstelling getoond had. „Mis!" verklaarde de Kever hooghartig; „de „G-men" zijn de mannen van de Fede rale politie In Noord-Amerika, die in ge pantserde en met machinegeweren bewa pende auto's de misdadigers aohtervolgen. Als we d*us onze club „de G-men" noe men, dan hebben we niet alleen een moolen naam, maar tevens een doel, namelijk strijd tegen bandieten, opsporen van misdadigers enen. Het enthousiasme dat hem bezielde, be lette hem verder te spreken „Dat ls wat moois!" riep de lange Gerrit geestdriftig. „Daar heb ik altijd veel voor gevoeld. Behalve Jules Verne lees lk het liefst de verhalen over Sherlock Holmes'. „Nou daar lij-K je wel wat op, lang en mager als een talhout en ik geloof dat je boven op je bol al wat kaal begint te wor den, net Holmes op het plaatje. We zullen, je voortaan Sherlock noemen", sprak Guus, de Kever. Met een vriendelijken hoofdknik dankte de lange jongen voor dezen eeretitel. „Waarmee zullen we onze werkzaam heden beginnen?" vroeg hij. „Gaan visschen in de sloten van den polder", stelde Padje voor. „Bah nee!" verklaarde Guus. „Al het water daar ls verpacht. Bovendien is het vischseizoen nog niet geopend en als de koddebeier ons snaptHij wilde er nog op wijzen, dat deze wetsovertreding in flagranten strijd was met de zooeven aan genomen beginselverklaring, maar het hoefde niet meer, want op dat oogenblik kwam Willem, de meesterknecht, het ma gazijn binnen hollen en riep: „Padje! Hé Padje! Waar zit je toch, lui wammes! Kom ais de weerlicht voot den dag. Buiten staat dokter van Loenen met een lekken band!" Toen greep hij een krik en verdween naar buiten. „Ga mee, jongens! We zullen allemaal een handje helpen!" Met deze uitnoodiging sprong Gijs ais een kikker van zijn zitplaats en volgde Willem. De beide kameraden hadden geen echte jongens moeten zijn, als ze er niet tuk op geweest waren bij het karwei met den neus vooraan te staan. Voor den ingang stond het wagentje van den dokter. De band van het linker ach terwiel was leeggelocpen. „Als u haast hebt, dokter, dan zullen we het reservewiel opzetten en als u terugkomt, hebben we het lek wel gerepareerd". „Nu, zooYi groote haast is er niet bij," sprak de dokter. „Br zou het reservewiel liever bij mij houden, want ijk heb nog een Gerrit haalde een mondharmonika onverdienstelijk uit zij" broekzak, waarop hij niei begon te spelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 19