In memoriam Austria
Lord Halifax waarschuwt
inzake Franco's blokkade
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 10 Maart 1939
Derde Blad No. 24220
80ste Jaargang
Bij den 11 den Maart
Britsche schepen worden beschermd
In Salzburg sloeg een dichte menigte den doortocht van de naar Weenen opmar-
cheerende Duitsche weermacht gade.
(Van een bijzonderen medewerker).
Zells de tijd schijnt in deze ontwortelde
periode uit zijn voegen te zijn geslagen.
Voor den één kan het een eeuwigheid ge
leden lijken, dat het Oostenrijksche drama
zich afspeelde, alweer eenige malen bedol
ven, begraven onder jongere, actueele ge
beurtenissen, reeds aan de geschiedenis, de
vergetelheid prijs gegeven, een ander kan
het nog steeds ongehoord en ongeloolelijk
voorkomen, bijna als was het pas gisteren
gebeurd en nog steeds niet volledig begre
pen. Maar of dit jaar nu snel of lang
zaam voorbijging of de wonde nog brandt
of reeds heelde, het gebeuren was belang-
rijk genoeg om bij den eersten verjaardag
van dezen tragischen datum, de herin
nering wakker te roepen.
Het is nu dus een vol jaar geleden, dat
Oostenrijk als zelfstandige staat heeft
opgehouden te bestaan. Dat Oostenrijk, dat
als overblijfsel van het niet-Hongaarsche
deel van de dubbele monarchie zich bijna
twintig jaar lang dapper en bewust van
zijn traditie gehandhaafd had. Steeds nog
had er een glans van vergane glorie over
deze kern van het Habsburgsche rijk ge
legen. Hoe velen weten er tegenwoordig nog
iets van de beteekenis en den dieperen zin,
de waarachtig Europeesche gezindheid en
houding van de groote Oostenriiksch-Hon-
gaaxsohe monarchie, waarvan een Fran-
sche staatsman gezegd heeft: ..Als dit Oos
tenrijk niet bestond, dan moest men het
maken!" Nu, men heeft het, geheel en al
tegen dezen verstandigen raad in, kapot
geslagen, heeft nu ook de laatste rest laten
vernietigen en deze ondergang schokte en
schokt nog het continent. Deze oude mo
narchie, dit groote Oostenrlik-Hongarije
met zijn meer dan 50 millioen Inwoners,
grooter in oppervlakte dan Duitschland en
Italië, was immers één van de verankerin
gen van het Europeesche evenwicht; er
woonden immers onder de vleugels van den
dubbelen adelaar niet minder dan twaalf
volkjes eeuwenlang in geen geringer ge
luk en vrede, vrijheid en bloei dan eenig
ander zelfstandig volk. Werkeliik het prac-
tisch voorbeeld van een volkenbond! Daar
bij waren deze volkeren niet alleen goed
tegen elkaar uitgebalanceerd, de gewel
dige, door de natuur tot een organisme
bestemde Donauvlakbe bleek telkens weer.
economisch gezien, een gesloten eenheid
te zijn, zoowel op industrieel als agrarisch
gebied rijk begiftigd. De geschiedenis kent
geen beter voorbeeld van wederzij dsche
cultureele beïnvloeding, van de aanpassing
van primitieve volkjes aan hooger ont
wikkelde in een duurzaam, begriipend sa
menleven. Zoo vormde deze oude monar
chie een organisch geheel, een ware, pa
triarchaal geleide volkerenfamilie, samen
gegroeid door een gemeenschappelijke ge
schiedenis en gemeenschappelijke belan
gen, door wederzijdsch begrijpen en ver
draagzaamheid, door 'de dynastie en de
staatkundige organisatie. Tot de centrifu
gale krachten van een materialistisch na
tionalisme steeds sterker, steeds ontbin-
dender werkten. Striid over de nationali
teiten en over de minderheden woedde in
dit gebied steeds heftiger, maar bleven
grootendeels tot dit gebied beperkt. Te
genwoordig, na de vernietiging der mo
narchie, heeft het tooneel van deze on-
eenigheden zich tot heel Europa uitge
breid. Waarbij opgemerkt moet worden, dat
de massa's der volkeren, vooral de arbei
ders en de boeren, zich pas langzamerhand
door de in aantal onbelangrijke, nationale
drijvers uit hun rust lieten opschrikken
en langen tijd aan de beproefde, gelukkige
samenleving met andere naties de voor
keur gaven boven een onzekere nationale
zelfstandigheid, resp. een aansluiting bij
net stamvolk. Het dualisme van de Oosten-
hJksch-Hongaarsche monarchie maakte
een steeds diepere kloof in het lichaam
Jan den staat, het laatste devies der Habs-
burgers „lndivisibiliter ac inseparabiliter
'ondeelbaar en onscheidbaar) wees met
dreigende duidelijkheid op het gevaar.
Dat deze oude monarchie geen doode,
aangevreten en vermolmde boom was, be
wees de wereldoorlog. Vier lange jaren hield
oeze eerwaardige stam in een onverwacht
Weerstandsvermogen tegenover den vree-
selijksten storm stand, bewees reeds door
net k. en k. (keizerlijke en koninklijke) le-
jier zijn levenswil en zijn levenskracht. Al-
een ware vaderlandsliefde en onvoorwaar
delijke overgave aan een patriottisch'
ideaal doen op zoo'n manier strijden, als
de volkeren van Oostenrijk-Hongarije ge
streden hebben. Onvergetelijk bovenal de
woede en vastberadenheid bij de oorlogs
verklaring door het lid van het drieman
schap, Italië, in 1915, toen keizer Franz Jo
seph daarover aan zijn volkeren schreef:
„Een trouwbreuk, zooals hij in de geschie
denis nog niet is voorgekomen
Het eigenlijke slachtoffer van den we
reldoorlog was Oostenrijk. „Austria delen-
da est" (Oostenrijk moet vernietigd wor
den), was het parool geweest. Men ver
deelde, men scheurde uiteen, en wist niet
dat men daarmee Europa verdeelde en uit
zijn scharnieren lichtte. Het nieuwe het
kleine Oostenrijk werd zoo groot als Bul
garije of Portugal, het verloor meer dan
24 millioen inwoners (Hongarije niet mee
gerekend) en smolt tot een staat van 6'/i
millioen ineen; bovendien nog met een
hoofdstad, waarin bijna 2 millioen, dus bij
na een derde van de heele bevolking leefde.
Daarbij legde men dit laatste stukje Oos
tenrijk de geheeie oorlogsschuld van de
monarchie op, verhinderde het echter ook,
den weg der „bevrijde" volkeren te gaan en
zich, als bijna geheel Dultsch-sprekend ge
bied, bij de Duitsche republiek aan te slui
ten. Maar al te gauw zag men dit zwarte
schaap tot een zorgenkind opgroeien, zag
ook in, dat men althans dit restje Oos
tenrijk onder alle omstandigheden moest
behouden, als men niet de laatste brug
naar het Oosten wilde afbreken en de
„draaischijf van Europa" wilde verliezen.
Zoo ontfermde men zich over dit Oosten
rijk, dat spoedig de sympathie der wereld
wist te winnen, schold het de schulden
kwijt, sloot er leeningen mee. En zie, lang
zaam, heel langzaam herstelde het kleine
land zich, schoot wortel, droeg voor het
eerst bloesem en vruchten. Steeds bewus
ter maakte de bondsstaat zich tot den dra
ger der traditie van het groote Oostenrijk,
seeds duidelijker kwam deze kleine staat
te staan in het licht van een geestelijke
groote mogendheid, steeds beslister scha
kelde deze „zwelte deutsche Staat" (de
tweede Duitsche staat) zich in de Euro
peesche gemeenschap in.
Bij den uiterlijken kwam een innerlijken
strijd, die in deze twintig jaar van jaar
tot jaar en tenslotte van maand tot maand
heftiger werd. Tusschen sociale en natio
nale, tusschen linksche en rechtsche uiter
sten gingen de groote kanseliers van Oos
tenrijk hun weg, doelbewust en moedig,
hoeders van een kostbare erfenis. De lijn
loopt direct van Seipel over Dollfuss naar
Schuschnigg; Seipel, de geleerde staatsman
van Europeesch formaat in het priester
kleed. Dollfuss, de populaire, uit den klei
nen boerenstand opgekomen, en eindelijk
voor Schuschnigg, leerling van Seipel, de
fijnstbesnaarde, uit een oud-Oostenrijksch
officiersgeslacht. Martelaren alle drie: Sei
pel stierf, door een socialist aangeschoten,
indirect aan de gevolgen van dezen aan
slag. die zijn ziekte ongunstig beïnvloedde;
Dollfuss lieten de nationaal-socialisten in
de kanselarij zonder hulp van dokter of
priester verbloeden; over het lot van
Schuschnigg durven Mussolini of Chamber
lain zelfs niet te fluisteren. Alle drie ver
Tusschen Scylla en Charybdis door werd
gekoerst. Eerst tegen links. De brand van
het paleis van justitie in Weenen, in 1927,
was werkelijk een vuursignaal, het vreese-
lijke voorspel van de dingen, die toen in
Februari 1934 gebeurden. Slechts met de
sterkste machtsmiddelen van den staat
kon men de links radicale strijdorgani
saties de baas worden, vervreemdde ech
ter daardoor de machtige sociaal-demo
cratie zoo zeer van zich, dat men haar
toen niet meer tijdig genoeg voor den
eindstrijd tegen rechts kon oproepen. In
den ban van het Italiaansche fascisme
staande kringen van de Oostenrijksche
Heimwehr, weliswaar ook verbitterde te
genstanders van het nationaal-socialisme,
oefenden een geweldigen invloed uit op
het staatsbeleid. Deze vriendschap redde
in Juli 1934 Oostenrijks onafhankelijk
heid, bezegeld door het bloed van den
heldhaftigen kleinen kanselier. Schusch-
trachtte eerst de fascistische Heimwehr,
dezen staat in den staat, uit te schakelen,
aan de uitvoerende macht ondergeschikt
te maken en zoo het karakter van den
Oostenrijkschen staatsvorm (een standen
staat op autoritairen grondslag) steeds
duidelijker te maken, een vorm, die zich
tusschen een nationaal-socialistische dic
tatuur in het Noorden en een fascistische
dictatuur in het Zuiden dictatorialer voor
moest doen, dan ze ooit bedoeld was. Zoo
verviel de Heiimwehr, zoo verkoelde de
Italiaansche vriendschap. Daarbij de af
mattende strijd tegen de nationaal-socia
listen, tegen methodes, die men tot nu
toe in Oostenrijk niet gekend had: de
„hundertprozentige" brutaliteit van de
strijdwijze, de vernietigende uitwerking
van een gewetenlooze propaganda op
jeugdige en onrijpe geesten, maar vooral
ook de aantastbaarheid van gesloten ver
dragen en onbetrouwbaarheid in het hou
den van aangegane verplichtingen, dit
novum in de huidige politiek! Daar was
de door alle Oostenrijksche patriotten
steeds met wantrouwen beschouwde over
eenkomst met het Derde Rijk, van Juli
1936, dan waren er de fameuze Romein-
sche protocollen, Stresa en alle herhaal
de garanties voor de onafhankelijkheid en
staatkundige zelfstandigheid van Oosten
rijk uit de meest bevoegde monden in het
Noorden, Zuiden en Westen. Daarbij het
onschokbare gerechtvaardigde geloof van
den. Oostenrijker aan de levensvatbaarheid
ook van het kleine land, in zooverre het
zich maar onbedreigd kon ontwikkelen,
het afwijzen van alle onproductieve ar
beid, die onder dwang wordt uitgevoerd
en alleen uiterlijk vertoon is, waardoor
werkloozen nu eenmaal als werkloozen
voor den dag kwamen, een met veel moei
te en spaarzaamheid opgestelde begrooting
het eerlijke streven zijn schulden te beta
len en de schilling te handhaven! (Wat
zeiden de nationaal-socialistische verove
raars, toen ze de goudvoorraden van de
Weensche nationale bank te zien kregen?
„Donnerwetter, een rijke bruid, die kleine!"
En bij al het positieve, de zekere lichtge-
loovigheid en zorgeloosheid, het Jeben
Und lebenlassen" (leven en laten leven)
van den Oostenrijker, dat hij ook bij an
deren veronderstelde, en waardoor hij
nooit volkomen „durchgriff" (doortaste).
Zoo hoopte hij nog steeds, geloofde nog
steeds, tot het laatste toe: het zal wel
gaan, er zal wel een wondpr gebeuren, of,
om met den kanselier te spreken. God zal
Oostenrijk wel beschermen.
Dan was er ook de groote tegenstelling
tusschen Weenen, de wereldstad, en de
„Lander" (provincies). Het vérziende Wee
nen wist, wat hem en Oostenrijk onder de
bruine heerschappij te wachten stond, de
„Lander", vooral de opgehitste jeugd, die
sedert jaren voor het nationaal-socialis-
tisch ideaal en zijn ideologie met trom
geroffel warm gemaakt was, maar ook de
klein-burgerlijke intelligentie uit de pro
vinciesteden, dat waren de gangmakers van
het Derde Rijk. Zoo zaten de nationaal-
socialisten over het algemeen in de Lan
der", vooral in Karnten, Stiermarken en
Salzburg, hun tegenstanders voornamelijk
in en om Weenen en in Tirol. Toch koes
terde Schusohnigg gegronde hoop, min
stens twee derde der .stemmen voor een vrij
en onafhankelijk Oostenrijk te winnen:
raw berekend, kan men zeggen, dat een
derde der bevolking links stond, van de
communisten tot de rood-getinte burger
lijke partijen; eer. derde achter de regee
ring en dat tenslotte één derde bij de na
tionale vlaggen zwoer, die echter absoluut
niet allemaal bruin waren: zoo menige
Groot-Duitscher wilde noch van het so
cialisme, noch van den totalitairen staat
iets weten! En dat het linksche, het roode
derde deel in dit geval voor Oostenrijk ge
stemd zou hebben, was absoluut zeker.
Het Derde Rijk moest weten, hoe deze
stemming over de vrijheid van Oostenrijk
zou zijn afgeloopen: ze zou de aansluiting
eens en voor al onmogelijk gemaakt heb-
ken. Nu was het oogenblik gekomen, om
toe te slaan. De Fransche kabinetscrisis,
de Engelsche onverschilligheid, de Italiaan
sche trouw. Men moest het hebben zien
aankomen in Parijs, in Rome en in Lon
den. Het bezoek, nee, de oproeping van
BB UWEN WINKELIER OF IN ONZE VERKOOPFILIALEN EN DEPÖT5
753 (Ingez. Med.V
Schuschnigg naar Berchtesgaden was het
sein geweest (het trio Guido Schmidt-Von
Papen-Seiss Inquart had voortreffelijk werk
geleverd!), Hitler's dreigende rede in den
Rijksdag, Schuschniggs treifend antwoord
vol mannenmoed, vrijheidswil en besef een
deel te zijn van Europa, het plotselinge
besluit om te laten stemmen. De lawine
was niet meer te stuiten.
Er wordt steeds weer gevraagd, waarom
de Oostenrijker zichzelf en zijn vrijheid
niet met de wapens in de hand verdedigde.
Het duidelijk antwoord luidt: was het een
maal zoo ver, dat het Derde Rijk zijn goed
uitgeruste oorlogsmachine tegen het kleine
broederland richtte, dan was het te laat,
dan was de teerling geworpen. Ieder leven,
dat dan zou zijn geofferd, zou vergeefs ge
offerd zijn. Daarom beval bondspresident
Miklas als opperbevelhebben van de Oos
tenrijksche weermacht, dat men het Duit
sche leger geen tegenstand mocht bieden,
(voor de met de Duitschers zeker niet
stamverwante, op den oorlog voorbereide
Tsjechen bleef enkele maanden later ook
niets anders over). Zoo voltrok zich de
aansluiting van Oostenrijk met tanks en
vliegeskaders, stormbrigades en politietroe-
pen.
Europa voegde een nieuw protest bij de
vroegere protesten. C'était tout. De dans
ging voort.
Zeker, men heeft ook Oostenrijk gelijk
geschakeld, in alles en iedereen, men heeft
het onderste boven gekeerd en het boven
ste onder. Nu ziet men ook in de eens ge
lukkigste metropool van Europa lange,
moede gezichten, wantrouwen en zwij
gen liggen over de stad van het lied. De
„Lander" weten niet, wat ze met de ka
pitaalbeleggingen voor het groote, inter
nationale vreemdelingenverkeer moeten
beginnen. Geest, cultuur, humor, mensche-
liikheid, critiek, charme, persoonlijkheid,
openheid van den Weener, de diepe ge-
loovigheid en traditie der Alpenbewoners,
de muzikaliteit van het landschap en zijn
menschen, dit alles en meer nog, wat het
geestelijk bezit van den Oostenrijker ken
merkt, is dat nu verdwenen? Kan het
überhaupt verdwijnen? Men kan het be
delven, men kan het smoren, men kan het
bespotten en men kan het miskennen; men
kan het echter niet uitroeien en niet ver
giftigen. Men kan zelfs den naam Oosten
rijk verbieden: die klinkt uit iedere wals
van Strauss, uit ieder lied van Schubert
en uit iedere melodie van Mozart, klinkt
duizendvoudig uit werk en poëzie. Want
steeds is het nog de geest, die het omhulsel
kiest, steeds is nog het gevoel alles. En
waar was meer geest, waar meer gevoel
dan juist in dit Oostenrijk.
En er was ook reeds eenmaal een Ost-
mark. dar tot een Oostenrijk opbloeide
(Nadruk verboden).
Soldaten van Jiet Oostenrijksche leger, den Hitler-groet brengend, marcheeren door
de straten van Weenen met de hakenkruisvlag in hun midden.
Lord Halifax heeft in het Britsche
Hoogerhuis de waarschuwing uitge
sproken, dat Britsche oorlogsschepen
instructies hebben gekregen, om Brit
sche schepen buiten de Spaansche ter
ritoriale wateren te beschermen en
zelfs vergeldingsmaatregelen te nemen
binnen de territoriale Spaansche wa
teren tegen iederen onderzeeschen
aanval.
Lord Halifax sprak deze waarschu
wing uit tijdens debatten over Spanje,
met betrekking tot de blokkade, welke
door Franco is aangekondigd.
De minister zeide: .Volgens den eenigen
tekst, die op het oogenblik ter beschikking
staat, ben ik ervan op de hoogte gesteld,
dat de verbodsaankondiging gericht is te
gen het binnenvaren van Spaansche ha
vens tusschen zekere punten aan de
Spaansche kust of tot het naderen dier
havens binnen drie mijl. In den tekst der
nota, waarvan de regeering alle Britsche
schepen in kennis heeft gebracht, wordt
geen aanduiding gegeven van eenigerlei
actie tegen schepen buiten de territoriale
wateren en de regeering veronderstelt, dat
een dergelijke actie niet wordt overwogen.
Ik wil het duidelijk maken, dat wanneer
een actie buiten de territoriale wateren
wordt ondernomen, de Britsche regeering
verplicht zou zijn. tegenstand te bieden
tegen zoo'n actie op dezelfde wijze als zij
dat in het verleden gedaan heeft. Ik moet
het ook volkomen duidelijk maken, dat de
regeering het als een zeer ernstige aange
legenheid zou beschouwen, wanneer een
Britsch koopvaardijschip tot zinken werd
gebracht, zelfs binnen de territoriale wa
teren, in het bijzonder, wanneer geen be
hoorlijke waarschuwing is gegeven en be
hoorlijke stappen zijn ondernomen voor de
veiligheid der bemanning. Br zijn instruc
ties gegeven aan de Britsche oorlogssche
pen, om alle noodige bescherming te geven
aan schepen, die het voorwerp zouden kun
nen worden van zulke aanvallen en zelfs
vergeldingsmaatregelen te nemen binnen
de territoriale wateren tegen iederen on
derzeeër, die overgaat tot een zoo onver
dedigbaar optreden".
Sprekende over de niet-inmenging zeide
Halifax, dat het historisch juist is, dat de
interventie aan den kant van de vroegere
republikeinsche regeering minstens zoo
actief is geweest als die aan den kant van
Franco.
Wat de Spaansche vluchtelingen betreft
zeide Halifax: „De laatste 12 uur heb ik
vim de Fransche regeering inlichtingen
gekregen, volgens welke de bijstand der
Britsche regeering voor het onderhoud van
de vluchtelingen in kampen in Frankrijk
door middel van het Britsche Roode Kruis
uiterst welkom zal zijn. De Britsche regee
ring heeft bijgevolg besloten, een belang
rijk crediet toe te kennen aan dit Roode
Kruis voor dat doel. Het werk is thans ter
hand genomen en ik hoop in de volgende
48 uur de uitwerking ervan in de kampen
ter plaatse te zien".
Voortgaande zeide Halifax, dat het
niet noodig is, het Huis te herinneren
aan het belang, dat gehecht wordt aan
de handhaving van de Spaansche inte
griteit en aan het terugtrekken van
alle buitenlandsche troepen aan het
einde der vijandelijkheden.
Verschillende vezekeringen zijn van tijd
tot tijd gegeven en gepubliceerd. Het is
natuurlijk volstrekt onmogelijk om te zeg
gen, dat geen enkele dier verzekeringen
iets waard is, maar de Britsche regeering
neemt een ander stand-punt in.
De Britsche regcering gelooft niet,
dat zij, wier verzekeringen ontvangen
zijn te goeder trouw, in gebreke zullen
blijven ze te goeder trouw na te
komen en ik zeg duidelijk, dat wanneer
het tegenovergestelde ooit mocht blij
ken het geval te zijn, een zeer ernstige
toestand zou ontstaan.
De Britsche regeering gelooft ook, dat het
Spaansche volk een trotsch ras is, dat van
alle volkeren ter wereld het minst waar
schijnlijk de onafhankelijkheid en integri
teit van zijn land met een hypotheek van
een andere mogendheid zal belasten.
De republikeinsche regeering is ver
spreid en vervangen en met geen moge
lijkheid kan men zich indenken, dat eenig
nuttig doel gediend kan worden door te
weigeren feiten, die zoo onbetwistbaar dui
delijk zijn, onder oogen te zien. Ik zeg in
het geheel niets over de Britsche belangen,
\yaarvan men zou kunnen meenen, dat zij
steun geven aan een nauwer en doeltref
fender contact met wat thans het contro-
leerende gezag in Spanje is geworden. Ik
weet, dat in sommige kringen het voor
bijna schandelijk gehouden wordt, het
denkbeeld te opperen, dat er zoo iets be
staat als Britsche belangen, of dat de Brit
sche regeering er rekening mede zou kun
nen houden, wanneer zij bestaan.
Zijn rede vervolgende, zeide Halifax, dat
hij zich niet gerechtigd voelde de ge
dachte te opperen, dat een algemeene am
nestie moest worden verleend, welke de
in vrijheidsstelling met zich zou hebben
meegebracht van personen, die schuldig
zijn aan crimineele overtredingen.
Naar mijn opvatting, aldus Halifax, zou
het volstrekt onmogelijk zijn en onbehoor
lijk voor welke buitenlandsche regeering
ook buiten Spanje te verklaren, dat zij in
staat was een oordeel te vormen over de
afkeuringswaardigheid van individuen of
de Spaansche regeering de les te lezen
ever de vraag, hoe zij de taak, die op haar
schouders rust. ten uitvoer behoort te leg
gen.
Ik kan gemakkelijk den vuxigen wensch
begrijpen om menschenlevens te redden,
maar stellen zij. die de gedachte uitspre
ken, dat de Britsche regeering bijstand
kan verleenen bij de evacuatie op groote
schaal van ambtenaren en aanhangers van
de republikeinsche regeering, wat de
Spaansche regeering ook zou kunnen zeg
gen, voor dat de Britsche vloot zich een
weg moet banen naar de Spaansche haven
en deze missie van genade ten uitvoer
moet leggen?
Gij moet de verzekeringen, die wij ont
vangen hebben ten aanzien van repressail-
les, waarmede de doodstraf gemoeid is,
aanvaarden, of gij moet dergelijke verze
keringen als waardeloos beschouwen. Wan
neer gij de verzekeringen aanvaardt, dan
wordt uiteraard de evacuatie van duizen
den, die met de republikeinen sympathi-
seeren, onnoodig. Wij zouden zeker iedere
kans. die er bestaat om iets te bereiken
van het groote doel van verzachten der
bitterheid, doen stranden, wanneer wij,
zelfs wanneer het administratief mogelijk
v/as. trachtten een actie te ondernemen van
den voorgestelden aard. Wij moeten het
feit niet uit het oog verliezen, dat deze
zaken thans het onderwerp kunnen zijn
van zeer delicate gedachten wisselingen, die
kunnen uitloopen op een vreedzame en or
delijke regeling.
De Britsche regeering is tot de conclusie
gekomen, dat de toestemming der Spaan
sche regeering een eerste voorwaarde is
voor het ondernemen van welke actie ook
door de Britsche regeering in dit opzicht,
maar wanneer een overeenstemming be
reikt kan worden tusschen de Spaansche
regeering en de nog bestaande republikein
sche autoriteiten, twijfel ik er niet aan, dat
de Britsche regeering alles zal doen. wat
in haar vermogen ligt en wat noodig is
om bij te staan in de uitvoering daarvan.
Tevens hebben wij in de afgeloopen
maanden gezegd, dat wanneer er bijzon
dere personen en politieke leiders waren,
wier leven in gevaar verkeerde, de Britsche
oorlogsschepen volledig gemachtigd waren
hun traditioneele politiek ten uitvoer te
leggen.
Dat is een andere zaak dan het voorstel
om 5 tot 1.0.000 menschen of zelfs meer. te
evacueeren. De staat van dienst van dit
land op humanitair gebied is er een. waar
over wij ons niet behoeven te schamen,
zoo besloot Halifax zijn rede.
antwoordelijke, overtuigde Katholieken
met reine handen, vervuld van de zen
ding van Oostenrijk en haar beteekenis
voor Europa.