In memoriam Austria Lord Halifax waarschuwt inzake Franco's blokkade LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 10 Maart 1939 Derde Blad No. 24220 80ste Jaargang Bij den 11 den Maart Britsche schepen worden beschermd In Salzburg sloeg een dichte menigte den doortocht van de naar Weenen opmar- cheerende Duitsche weermacht gade. (Van een bijzonderen medewerker). Zells de tijd schijnt in deze ontwortelde periode uit zijn voegen te zijn geslagen. Voor den één kan het een eeuwigheid ge leden lijken, dat het Oostenrijksche drama zich afspeelde, alweer eenige malen bedol ven, begraven onder jongere, actueele ge beurtenissen, reeds aan de geschiedenis, de vergetelheid prijs gegeven, een ander kan het nog steeds ongehoord en ongeloolelijk voorkomen, bijna als was het pas gisteren gebeurd en nog steeds niet volledig begre pen. Maar of dit jaar nu snel of lang zaam voorbijging of de wonde nog brandt of reeds heelde, het gebeuren was belang- rijk genoeg om bij den eersten verjaardag van dezen tragischen datum, de herin nering wakker te roepen. Het is nu dus een vol jaar geleden, dat Oostenrijk als zelfstandige staat heeft opgehouden te bestaan. Dat Oostenrijk, dat als overblijfsel van het niet-Hongaarsche deel van de dubbele monarchie zich bijna twintig jaar lang dapper en bewust van zijn traditie gehandhaafd had. Steeds nog had er een glans van vergane glorie over deze kern van het Habsburgsche rijk ge legen. Hoe velen weten er tegenwoordig nog iets van de beteekenis en den dieperen zin, de waarachtig Europeesche gezindheid en houding van de groote Oostenriiksch-Hon- gaaxsohe monarchie, waarvan een Fran- sche staatsman gezegd heeft: ..Als dit Oos tenrijk niet bestond, dan moest men het maken!" Nu, men heeft het, geheel en al tegen dezen verstandigen raad in, kapot geslagen, heeft nu ook de laatste rest laten vernietigen en deze ondergang schokte en schokt nog het continent. Deze oude mo narchie, dit groote Oostenrlik-Hongarije met zijn meer dan 50 millioen Inwoners, grooter in oppervlakte dan Duitschland en Italië, was immers één van de verankerin gen van het Europeesche evenwicht; er woonden immers onder de vleugels van den dubbelen adelaar niet minder dan twaalf volkjes eeuwenlang in geen geringer ge luk en vrede, vrijheid en bloei dan eenig ander zelfstandig volk. Werkeliik het prac- tisch voorbeeld van een volkenbond! Daar bij waren deze volkeren niet alleen goed tegen elkaar uitgebalanceerd, de gewel dige, door de natuur tot een organisme bestemde Donauvlakbe bleek telkens weer. economisch gezien, een gesloten eenheid te zijn, zoowel op industrieel als agrarisch gebied rijk begiftigd. De geschiedenis kent geen beter voorbeeld van wederzij dsche cultureele beïnvloeding, van de aanpassing van primitieve volkjes aan hooger ont wikkelde in een duurzaam, begriipend sa menleven. Zoo vormde deze oude monar chie een organisch geheel, een ware, pa triarchaal geleide volkerenfamilie, samen gegroeid door een gemeenschappelijke ge schiedenis en gemeenschappelijke belan gen, door wederzijdsch begrijpen en ver draagzaamheid, door 'de dynastie en de staatkundige organisatie. Tot de centrifu gale krachten van een materialistisch na tionalisme steeds sterker, steeds ontbin- dender werkten. Striid over de nationali teiten en over de minderheden woedde in dit gebied steeds heftiger, maar bleven grootendeels tot dit gebied beperkt. Te genwoordig, na de vernietiging der mo narchie, heeft het tooneel van deze on- eenigheden zich tot heel Europa uitge breid. Waarbij opgemerkt moet worden, dat de massa's der volkeren, vooral de arbei ders en de boeren, zich pas langzamerhand door de in aantal onbelangrijke, nationale drijvers uit hun rust lieten opschrikken en langen tijd aan de beproefde, gelukkige samenleving met andere naties de voor keur gaven boven een onzekere nationale zelfstandigheid, resp. een aansluiting bij net stamvolk. Het dualisme van de Oosten- hJksch-Hongaarsche monarchie maakte een steeds diepere kloof in het lichaam Jan den staat, het laatste devies der Habs- burgers „lndivisibiliter ac inseparabiliter 'ondeelbaar en onscheidbaar) wees met dreigende duidelijkheid op het gevaar. Dat deze oude monarchie geen doode, aangevreten en vermolmde boom was, be wees de wereldoorlog. Vier lange jaren hield oeze eerwaardige stam in een onverwacht Weerstandsvermogen tegenover den vree- selijksten storm stand, bewees reeds door net k. en k. (keizerlijke en koninklijke) le- jier zijn levenswil en zijn levenskracht. Al- een ware vaderlandsliefde en onvoorwaar delijke overgave aan een patriottisch' ideaal doen op zoo'n manier strijden, als de volkeren van Oostenrijk-Hongarije ge streden hebben. Onvergetelijk bovenal de woede en vastberadenheid bij de oorlogs verklaring door het lid van het drieman schap, Italië, in 1915, toen keizer Franz Jo seph daarover aan zijn volkeren schreef: „Een trouwbreuk, zooals hij in de geschie denis nog niet is voorgekomen Het eigenlijke slachtoffer van den we reldoorlog was Oostenrijk. „Austria delen- da est" (Oostenrijk moet vernietigd wor den), was het parool geweest. Men ver deelde, men scheurde uiteen, en wist niet dat men daarmee Europa verdeelde en uit zijn scharnieren lichtte. Het nieuwe het kleine Oostenrijk werd zoo groot als Bul garije of Portugal, het verloor meer dan 24 millioen inwoners (Hongarije niet mee gerekend) en smolt tot een staat van 6'/i millioen ineen; bovendien nog met een hoofdstad, waarin bijna 2 millioen, dus bij na een derde van de heele bevolking leefde. Daarbij legde men dit laatste stukje Oos tenrijk de geheeie oorlogsschuld van de monarchie op, verhinderde het echter ook, den weg der „bevrijde" volkeren te gaan en zich, als bijna geheel Dultsch-sprekend ge bied, bij de Duitsche republiek aan te slui ten. Maar al te gauw zag men dit zwarte schaap tot een zorgenkind opgroeien, zag ook in, dat men althans dit restje Oos tenrijk onder alle omstandigheden moest behouden, als men niet de laatste brug naar het Oosten wilde afbreken en de „draaischijf van Europa" wilde verliezen. Zoo ontfermde men zich over dit Oosten rijk, dat spoedig de sympathie der wereld wist te winnen, schold het de schulden kwijt, sloot er leeningen mee. En zie, lang zaam, heel langzaam herstelde het kleine land zich, schoot wortel, droeg voor het eerst bloesem en vruchten. Steeds bewus ter maakte de bondsstaat zich tot den dra ger der traditie van het groote Oostenrijk, seeds duidelijker kwam deze kleine staat te staan in het licht van een geestelijke groote mogendheid, steeds beslister scha kelde deze „zwelte deutsche Staat" (de tweede Duitsche staat) zich in de Euro peesche gemeenschap in. Bij den uiterlijken kwam een innerlijken strijd, die in deze twintig jaar van jaar tot jaar en tenslotte van maand tot maand heftiger werd. Tusschen sociale en natio nale, tusschen linksche en rechtsche uiter sten gingen de groote kanseliers van Oos tenrijk hun weg, doelbewust en moedig, hoeders van een kostbare erfenis. De lijn loopt direct van Seipel over Dollfuss naar Schuschnigg; Seipel, de geleerde staatsman van Europeesch formaat in het priester kleed. Dollfuss, de populaire, uit den klei nen boerenstand opgekomen, en eindelijk voor Schuschnigg, leerling van Seipel, de fijnstbesnaarde, uit een oud-Oostenrijksch officiersgeslacht. Martelaren alle drie: Sei pel stierf, door een socialist aangeschoten, indirect aan de gevolgen van dezen aan slag. die zijn ziekte ongunstig beïnvloedde; Dollfuss lieten de nationaal-socialisten in de kanselarij zonder hulp van dokter of priester verbloeden; over het lot van Schuschnigg durven Mussolini of Chamber lain zelfs niet te fluisteren. Alle drie ver Tusschen Scylla en Charybdis door werd gekoerst. Eerst tegen links. De brand van het paleis van justitie in Weenen, in 1927, was werkelijk een vuursignaal, het vreese- lijke voorspel van de dingen, die toen in Februari 1934 gebeurden. Slechts met de sterkste machtsmiddelen van den staat kon men de links radicale strijdorgani saties de baas worden, vervreemdde ech ter daardoor de machtige sociaal-demo cratie zoo zeer van zich, dat men haar toen niet meer tijdig genoeg voor den eindstrijd tegen rechts kon oproepen. In den ban van het Italiaansche fascisme staande kringen van de Oostenrijksche Heimwehr, weliswaar ook verbitterde te genstanders van het nationaal-socialisme, oefenden een geweldigen invloed uit op het staatsbeleid. Deze vriendschap redde in Juli 1934 Oostenrijks onafhankelijk heid, bezegeld door het bloed van den heldhaftigen kleinen kanselier. Schusch- trachtte eerst de fascistische Heimwehr, dezen staat in den staat, uit te schakelen, aan de uitvoerende macht ondergeschikt te maken en zoo het karakter van den Oostenrijkschen staatsvorm (een standen staat op autoritairen grondslag) steeds duidelijker te maken, een vorm, die zich tusschen een nationaal-socialistische dic tatuur in het Noorden en een fascistische dictatuur in het Zuiden dictatorialer voor moest doen, dan ze ooit bedoeld was. Zoo verviel de Heiimwehr, zoo verkoelde de Italiaansche vriendschap. Daarbij de af mattende strijd tegen de nationaal-socia listen, tegen methodes, die men tot nu toe in Oostenrijk niet gekend had: de „hundertprozentige" brutaliteit van de strijdwijze, de vernietigende uitwerking van een gewetenlooze propaganda op jeugdige en onrijpe geesten, maar vooral ook de aantastbaarheid van gesloten ver dragen en onbetrouwbaarheid in het hou den van aangegane verplichtingen, dit novum in de huidige politiek! Daar was de door alle Oostenrijksche patriotten steeds met wantrouwen beschouwde over eenkomst met het Derde Rijk, van Juli 1936, dan waren er de fameuze Romein- sche protocollen, Stresa en alle herhaal de garanties voor de onafhankelijkheid en staatkundige zelfstandigheid van Oosten rijk uit de meest bevoegde monden in het Noorden, Zuiden en Westen. Daarbij het onschokbare gerechtvaardigde geloof van den. Oostenrijker aan de levensvatbaarheid ook van het kleine land, in zooverre het zich maar onbedreigd kon ontwikkelen, het afwijzen van alle onproductieve ar beid, die onder dwang wordt uitgevoerd en alleen uiterlijk vertoon is, waardoor werkloozen nu eenmaal als werkloozen voor den dag kwamen, een met veel moei te en spaarzaamheid opgestelde begrooting het eerlijke streven zijn schulden te beta len en de schilling te handhaven! (Wat zeiden de nationaal-socialistische verove raars, toen ze de goudvoorraden van de Weensche nationale bank te zien kregen? „Donnerwetter, een rijke bruid, die kleine!" En bij al het positieve, de zekere lichtge- loovigheid en zorgeloosheid, het Jeben Und lebenlassen" (leven en laten leven) van den Oostenrijker, dat hij ook bij an deren veronderstelde, en waardoor hij nooit volkomen „durchgriff" (doortaste). Zoo hoopte hij nog steeds, geloofde nog steeds, tot het laatste toe: het zal wel gaan, er zal wel een wondpr gebeuren, of, om met den kanselier te spreken. God zal Oostenrijk wel beschermen. Dan was er ook de groote tegenstelling tusschen Weenen, de wereldstad, en de „Lander" (provincies). Het vérziende Wee nen wist, wat hem en Oostenrijk onder de bruine heerschappij te wachten stond, de „Lander", vooral de opgehitste jeugd, die sedert jaren voor het nationaal-socialis- tisch ideaal en zijn ideologie met trom geroffel warm gemaakt was, maar ook de klein-burgerlijke intelligentie uit de pro vinciesteden, dat waren de gangmakers van het Derde Rijk. Zoo zaten de nationaal- socialisten over het algemeen in de Lan der", vooral in Karnten, Stiermarken en Salzburg, hun tegenstanders voornamelijk in en om Weenen en in Tirol. Toch koes terde Schusohnigg gegronde hoop, min stens twee derde der .stemmen voor een vrij en onafhankelijk Oostenrijk te winnen: raw berekend, kan men zeggen, dat een derde der bevolking links stond, van de communisten tot de rood-getinte burger lijke partijen; eer. derde achter de regee ring en dat tenslotte één derde bij de na tionale vlaggen zwoer, die echter absoluut niet allemaal bruin waren: zoo menige Groot-Duitscher wilde noch van het so cialisme, noch van den totalitairen staat iets weten! En dat het linksche, het roode derde deel in dit geval voor Oostenrijk ge stemd zou hebben, was absoluut zeker. Het Derde Rijk moest weten, hoe deze stemming over de vrijheid van Oostenrijk zou zijn afgeloopen: ze zou de aansluiting eens en voor al onmogelijk gemaakt heb- ken. Nu was het oogenblik gekomen, om toe te slaan. De Fransche kabinetscrisis, de Engelsche onverschilligheid, de Italiaan sche trouw. Men moest het hebben zien aankomen in Parijs, in Rome en in Lon den. Het bezoek, nee, de oproeping van BB UWEN WINKELIER OF IN ONZE VERKOOPFILIALEN EN DEPÖT5 753 (Ingez. Med.V Schuschnigg naar Berchtesgaden was het sein geweest (het trio Guido Schmidt-Von Papen-Seiss Inquart had voortreffelijk werk geleverd!), Hitler's dreigende rede in den Rijksdag, Schuschniggs treifend antwoord vol mannenmoed, vrijheidswil en besef een deel te zijn van Europa, het plotselinge besluit om te laten stemmen. De lawine was niet meer te stuiten. Er wordt steeds weer gevraagd, waarom de Oostenrijker zichzelf en zijn vrijheid niet met de wapens in de hand verdedigde. Het duidelijk antwoord luidt: was het een maal zoo ver, dat het Derde Rijk zijn goed uitgeruste oorlogsmachine tegen het kleine broederland richtte, dan was het te laat, dan was de teerling geworpen. Ieder leven, dat dan zou zijn geofferd, zou vergeefs ge offerd zijn. Daarom beval bondspresident Miklas als opperbevelhebben van de Oos tenrijksche weermacht, dat men het Duit sche leger geen tegenstand mocht bieden, (voor de met de Duitschers zeker niet stamverwante, op den oorlog voorbereide Tsjechen bleef enkele maanden later ook niets anders over). Zoo voltrok zich de aansluiting van Oostenrijk met tanks en vliegeskaders, stormbrigades en politietroe- pen. Europa voegde een nieuw protest bij de vroegere protesten. C'était tout. De dans ging voort. Zeker, men heeft ook Oostenrijk gelijk geschakeld, in alles en iedereen, men heeft het onderste boven gekeerd en het boven ste onder. Nu ziet men ook in de eens ge lukkigste metropool van Europa lange, moede gezichten, wantrouwen en zwij gen liggen over de stad van het lied. De „Lander" weten niet, wat ze met de ka pitaalbeleggingen voor het groote, inter nationale vreemdelingenverkeer moeten beginnen. Geest, cultuur, humor, mensche- liikheid, critiek, charme, persoonlijkheid, openheid van den Weener, de diepe ge- loovigheid en traditie der Alpenbewoners, de muzikaliteit van het landschap en zijn menschen, dit alles en meer nog, wat het geestelijk bezit van den Oostenrijker ken merkt, is dat nu verdwenen? Kan het überhaupt verdwijnen? Men kan het be delven, men kan het smoren, men kan het bespotten en men kan het miskennen; men kan het echter niet uitroeien en niet ver giftigen. Men kan zelfs den naam Oosten rijk verbieden: die klinkt uit iedere wals van Strauss, uit ieder lied van Schubert en uit iedere melodie van Mozart, klinkt duizendvoudig uit werk en poëzie. Want steeds is het nog de geest, die het omhulsel kiest, steeds is nog het gevoel alles. En waar was meer geest, waar meer gevoel dan juist in dit Oostenrijk. En er was ook reeds eenmaal een Ost- mark. dar tot een Oostenrijk opbloeide (Nadruk verboden). Soldaten van Jiet Oostenrijksche leger, den Hitler-groet brengend, marcheeren door de straten van Weenen met de hakenkruisvlag in hun midden. Lord Halifax heeft in het Britsche Hoogerhuis de waarschuwing uitge sproken, dat Britsche oorlogsschepen instructies hebben gekregen, om Brit sche schepen buiten de Spaansche ter ritoriale wateren te beschermen en zelfs vergeldingsmaatregelen te nemen binnen de territoriale Spaansche wa teren tegen iederen onderzeeschen aanval. Lord Halifax sprak deze waarschu wing uit tijdens debatten over Spanje, met betrekking tot de blokkade, welke door Franco is aangekondigd. De minister zeide: .Volgens den eenigen tekst, die op het oogenblik ter beschikking staat, ben ik ervan op de hoogte gesteld, dat de verbodsaankondiging gericht is te gen het binnenvaren van Spaansche ha vens tusschen zekere punten aan de Spaansche kust of tot het naderen dier havens binnen drie mijl. In den tekst der nota, waarvan de regeering alle Britsche schepen in kennis heeft gebracht, wordt geen aanduiding gegeven van eenigerlei actie tegen schepen buiten de territoriale wateren en de regeering veronderstelt, dat een dergelijke actie niet wordt overwogen. Ik wil het duidelijk maken, dat wanneer een actie buiten de territoriale wateren wordt ondernomen, de Britsche regeering verplicht zou zijn. tegenstand te bieden tegen zoo'n actie op dezelfde wijze als zij dat in het verleden gedaan heeft. Ik moet het ook volkomen duidelijk maken, dat de regeering het als een zeer ernstige aange legenheid zou beschouwen, wanneer een Britsch koopvaardijschip tot zinken werd gebracht, zelfs binnen de territoriale wa teren, in het bijzonder, wanneer geen be hoorlijke waarschuwing is gegeven en be hoorlijke stappen zijn ondernomen voor de veiligheid der bemanning. Br zijn instruc ties gegeven aan de Britsche oorlogssche pen, om alle noodige bescherming te geven aan schepen, die het voorwerp zouden kun nen worden van zulke aanvallen en zelfs vergeldingsmaatregelen te nemen binnen de territoriale wateren tegen iederen on derzeeër, die overgaat tot een zoo onver dedigbaar optreden". Sprekende over de niet-inmenging zeide Halifax, dat het historisch juist is, dat de interventie aan den kant van de vroegere republikeinsche regeering minstens zoo actief is geweest als die aan den kant van Franco. Wat de Spaansche vluchtelingen betreft zeide Halifax: „De laatste 12 uur heb ik vim de Fransche regeering inlichtingen gekregen, volgens welke de bijstand der Britsche regeering voor het onderhoud van de vluchtelingen in kampen in Frankrijk door middel van het Britsche Roode Kruis uiterst welkom zal zijn. De Britsche regee ring heeft bijgevolg besloten, een belang rijk crediet toe te kennen aan dit Roode Kruis voor dat doel. Het werk is thans ter hand genomen en ik hoop in de volgende 48 uur de uitwerking ervan in de kampen ter plaatse te zien". Voortgaande zeide Halifax, dat het niet noodig is, het Huis te herinneren aan het belang, dat gehecht wordt aan de handhaving van de Spaansche inte griteit en aan het terugtrekken van alle buitenlandsche troepen aan het einde der vijandelijkheden. Verschillende vezekeringen zijn van tijd tot tijd gegeven en gepubliceerd. Het is natuurlijk volstrekt onmogelijk om te zeg gen, dat geen enkele dier verzekeringen iets waard is, maar de Britsche regeering neemt een ander stand-punt in. De Britsche regcering gelooft niet, dat zij, wier verzekeringen ontvangen zijn te goeder trouw, in gebreke zullen blijven ze te goeder trouw na te komen en ik zeg duidelijk, dat wanneer het tegenovergestelde ooit mocht blij ken het geval te zijn, een zeer ernstige toestand zou ontstaan. De Britsche regeering gelooft ook, dat het Spaansche volk een trotsch ras is, dat van alle volkeren ter wereld het minst waar schijnlijk de onafhankelijkheid en integri teit van zijn land met een hypotheek van een andere mogendheid zal belasten. De republikeinsche regeering is ver spreid en vervangen en met geen moge lijkheid kan men zich indenken, dat eenig nuttig doel gediend kan worden door te weigeren feiten, die zoo onbetwistbaar dui delijk zijn, onder oogen te zien. Ik zeg in het geheel niets over de Britsche belangen, \yaarvan men zou kunnen meenen, dat zij steun geven aan een nauwer en doeltref fender contact met wat thans het contro- leerende gezag in Spanje is geworden. Ik weet, dat in sommige kringen het voor bijna schandelijk gehouden wordt, het denkbeeld te opperen, dat er zoo iets be staat als Britsche belangen, of dat de Brit sche regeering er rekening mede zou kun nen houden, wanneer zij bestaan. Zijn rede vervolgende, zeide Halifax, dat hij zich niet gerechtigd voelde de ge dachte te opperen, dat een algemeene am nestie moest worden verleend, welke de in vrijheidsstelling met zich zou hebben meegebracht van personen, die schuldig zijn aan crimineele overtredingen. Naar mijn opvatting, aldus Halifax, zou het volstrekt onmogelijk zijn en onbehoor lijk voor welke buitenlandsche regeering ook buiten Spanje te verklaren, dat zij in staat was een oordeel te vormen over de afkeuringswaardigheid van individuen of de Spaansche regeering de les te lezen ever de vraag, hoe zij de taak, die op haar schouders rust. ten uitvoer behoort te leg gen. Ik kan gemakkelijk den vuxigen wensch begrijpen om menschenlevens te redden, maar stellen zij. die de gedachte uitspre ken, dat de Britsche regeering bijstand kan verleenen bij de evacuatie op groote schaal van ambtenaren en aanhangers van de republikeinsche regeering, wat de Spaansche regeering ook zou kunnen zeg gen, voor dat de Britsche vloot zich een weg moet banen naar de Spaansche haven en deze missie van genade ten uitvoer moet leggen? Gij moet de verzekeringen, die wij ont vangen hebben ten aanzien van repressail- les, waarmede de doodstraf gemoeid is, aanvaarden, of gij moet dergelijke verze keringen als waardeloos beschouwen. Wan neer gij de verzekeringen aanvaardt, dan wordt uiteraard de evacuatie van duizen den, die met de republikeinen sympathi- seeren, onnoodig. Wij zouden zeker iedere kans. die er bestaat om iets te bereiken van het groote doel van verzachten der bitterheid, doen stranden, wanneer wij, zelfs wanneer het administratief mogelijk v/as. trachtten een actie te ondernemen van den voorgestelden aard. Wij moeten het feit niet uit het oog verliezen, dat deze zaken thans het onderwerp kunnen zijn van zeer delicate gedachten wisselingen, die kunnen uitloopen op een vreedzame en or delijke regeling. De Britsche regeering is tot de conclusie gekomen, dat de toestemming der Spaan sche regeering een eerste voorwaarde is voor het ondernemen van welke actie ook door de Britsche regeering in dit opzicht, maar wanneer een overeenstemming be reikt kan worden tusschen de Spaansche regeering en de nog bestaande republikein sche autoriteiten, twijfel ik er niet aan, dat de Britsche regeering alles zal doen. wat in haar vermogen ligt en wat noodig is om bij te staan in de uitvoering daarvan. Tevens hebben wij in de afgeloopen maanden gezegd, dat wanneer er bijzon dere personen en politieke leiders waren, wier leven in gevaar verkeerde, de Britsche oorlogsschepen volledig gemachtigd waren hun traditioneele politiek ten uitvoer te leggen. Dat is een andere zaak dan het voorstel om 5 tot 1.0.000 menschen of zelfs meer. te evacueeren. De staat van dienst van dit land op humanitair gebied is er een. waar over wij ons niet behoeven te schamen, zoo besloot Halifax zijn rede. antwoordelijke, overtuigde Katholieken met reine handen, vervuld van de zen ding van Oostenrijk en haar beteekenis voor Europa.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9