BINNENLAND Simplex Cycloïde rijwiel, 70% minder wrijving Het Belgische parlement ontbonden LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 7 Maart 1939 Derde Blad No. 24217 80ste Jaargang Vice-admiraal Rambonnet wordt morgen 75 jaar Schadelijke koeken leeszalen De Circulatiebank van Suriname STEL NIET LIT TOT MORGEN 2 April verkiezingen Brief van Koning Leopold ZIJN BETEEKENIS VOOR DE PADVINDERS. m Vice-admiraal Rambonnet. Hoewel de vice-admiraal b. d. J. J. Ram bonnet sinds November 1937 niet meer de lunctie van hoofdverkenner van „De Neder- landsche Padvinders" vervult, zal de dag van morgen, de 75ste verjaardag van den in de Padvindersbeweging zoo populairen oud- hoofdverkenner. voor de jeugd in Neder land niet ongemerkt voorbijgaan. Als een zeer noodlijdende vereeniging, waar in de allereerste plaats gebrek aan leiding was, trof de oud-hoofdverkenner de padvindersvereeniging aan. De beweging was toen al heel weinig populair, er was een groote schuld, er waren geen vaste in komsten en er werd niets gedaan voor de vorming van leiders. Weinig kon de veree niging den oud-hoofdverkenner, die als zee-officier, zoowel als lid van het oorlogs kabinet een prachtige carrière achter den mg had, aanbieden. Het was inderdaad een groot offer, dat werd gevraagd van iemand met zulk een positie in den lande en alleen zijn gevoel voor de Nederlandsche Jeugd en. zooals hij later zelf aan zijn naaste medewerkers ver telde. uit een gevoel van dankbaarheid, om dat het hem in het leven zoo was mede- geloopen, liet hij zich een benoeming tot voorzitter van het hoofdbestuur welgeval 'en. - Direct bij zijn optreden als leider van de Padvinders in Nederland, gaf de nieuwe voorzitter enkele richtlijnen aan, om de vereeniging op te beuren. Na een jaar hard werken, was de finan- cieele positie van de Vereeniging geheel veranderd. De oud-hoofdverkenner ontzag zich niet, om zich even goed als de beginnende lei ders geheel in te werken in de padvinders beweging en hij nam het initiatief tot het instellen van leiderscursussen te Ommen en nam zelf aan zulk een cursus deel. Behalve de leiderscursussen werden pa trouille-wedstrijden ingevoerd. Deze twee instellingen van den oud- hoofdverkenner brachten geleideiyk de trai ning van de jongens op een veel hooger peil en deden by de leiders het inzicht baan breken, dat men terug moest naar de oor- spronkeiyke creatie van den Chief Scout lord Baden Powell. De belangryke stap daartoe werd genomen in 1937 door invoe ring van de spelregels en vervanging van de burgeriyke vereeniging met verkiezing van onderop door een padvinderscorps met een Nationaal Hoofdkwartier, dat aan districtscommissarissen en leiders volmach ten verstrekte. In 1927 werd de voorzitter van het hoofd bestuur op een byeenkomst van leiders en paatselijke bestuursleden te Amersfoort uitgeroepen tot hoofdverkenner. Van deze verandering van werkwijze af dateert de ontwikkeling van de Beweging in stijgende lijn. Van 19111925 heeft het aantal pad vinders in Nederland steeds geschommeld om de 4000 5000; sprongsgewijs ging daar na het aantal de hoogte ln: 6000 in 1930, 16000 in 1935, 26000 in 193S. Ook in het buitenland was deze merk waardige ontwikteling van de beweging in Nederland niet onopgemerkt gebleven en wen in 1935 moest worden beslist, waar de volgende Jamboree zou worden gehouden, had ledereen vertrouwen in een Jamboree onder leiding van den Nederlandschen toofdverkenner. Toen hem op de 11de Juli 1936 des nachts tijdens zyn werk voor de Jamboree een be- 'oerte trof, was het geheele plan voor de Jamboree in groote trekken reeds gereed j® waren de essentieele maatregelen, noo dle voor het welslagen van de Jamboree, feeds genomen. Voor de Nederlandsche jongens was de hoofdverkenner de stimuleerende figuur! hot toppunt van hun ambitie was. om deel m°Ben uitmaken van de patrouille, gewerd aangewezen voor de Nationale *edstrijden! Daar onder directe leiding van den hoofdverfcenner, tegen andere pa trouilles uit te komen' en mogelijk uit zijn nanden het wisseischild te ontvangen als nu jnoc^t gelukken om als nummer één j den wedstrijd te voorschijn te komen, dd- was de droom van den Nederlandschen twsenner. DE MINISTER DEELT MEDE. DAT DIT MAAR IN ZEER ENKELE GEVALLEN VOORKOMT. Op vragen van het Tweede Kamerlid, den heer van der Zaal, betreffende het voor handen zijn van schadelijke lectuur -n openbare leeszalen, heeft de heer Slote- maker de Bruine, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen thans geant woord. De Minister beantwoordt de vraag, of het hem bekend is dat in een rede. uitgespro ken op de jaarvergadering der Staatkundig Gereformeerde party op 8 Februari 1939 te Utrecht is gezegd, dat tonnen gouds wor den uitgegeven o a. voor openbare lees zalen. die dag aan dag de meest god- onteerende en zeden verwoestende lectuur onder het volk brengen", ontkennend. Op de vraag of den minister, sinds door den voorzitter van den raad van ministers op een in gehjken toon gestelde klacht werd geantwoord, dat het den aangewezen weg ware, de feiten, welke ter zake bekend waren ter fine van onderzoek mede te dee- len aan den minister van OnderwUs, Kun sten en Wetenschappen, van eenlgerlei zijde mededeelingen te dezer zake hebben be reikt. heeft de minister geantwoord, dat deze mededeelingen hem eind November 1938 van de zude van den heer Kersten hebben bereikt. Deze mededeelingen zijn op 26 November 1938 ter fine van advies in handen gesteld van de daarvoor aangewe zen instantie, zijnde het bestuur van de centrale vereeniging voor openbare lees zalen en bibliotheken, dat ter zake de commissie van toezicht heeft gehoord. Dé minister herinnert eraan dat volgens artikel 4 der rijkssubsidievoorwaarden alle moreel schadelijke, op grove wijze anders denkenden kwetsende lectuur door de be trokken leeszaalbesturen behoort te worden geweerd. Hierop wordt toezicht gehouden door een commissie van toezicht en een inspecteur. Desondanks bestaat, gezien het groote aantal leeszalen en het groote aantal da- geiyks op elk gebied verschynende boeken, de mogelykheid, dat hier of daar lectuur voorkomt, die beter had kunnen worden geweerd. Uit het rapport, dat den minister bereikt heeft, biykt. dat inderdaad in zeer enkele leeszalen enkele boeken voorkomen, wier verwydering gewenscht is. De genoemde commissie is ter zake diligent. NAAR EEN ANDERE ORGANISATIE. Bij beschikking van den minister van koloniën is ingesteld een commissie met de opdracht van advies te dienen nopens de vraag of het gezien de tot dusver daarmede opgedane ervaring aanbeveling verdient het aan de Surinaamsche Bank verleend oc trooi te verlengen, dan wel de voorkeur moet worden gegeven aan een andere or ganisatie van het circulatiebankwezen in Suriname. De commissie is voorts uitgenoodigd om. al naar gelang het antwoord op deze vraag bevestigend of ontkennend mocht luiden. a. Haar inzichten te willen mededeelen omtrent de vraag welke wijzigingen in het octrooi en (of) de organisatie van de Suri naamsche Bank raadzaam moet worden geacht in het belang van een goede ver vulling van haar taak in overeenstemming met de belangen en behoeften van Suri name; b. Te willen aangeven, welke organisatie van het circulatiebankwezen voor Suriname meer geëigend moet worden geacht en omtrent de totstandkoming van zulk een organisatie de noodige voorstellen te doen. In de commissie zijn benoemd tot lid en voorzitter mr. L. J. A. Trip, president van de Nederlandsche Bank, N.V. te Amster dam en tot leden I. Bos. directeur van de Incasso-Bank N.V. te Dordrecht, J. Harde man. hoofd van de 2e afdeeüne van het departement van koloniën. J. C H. Hel dring. directeur van de Ouraqaosche Han delmaatschappij, N.V. te Amsterdam (Z Th Ligthart gouvernementscommissaris in Nederland bü de Surinaamsche Bank. N.V. te 'sGravenhage G. J. W. Putman Cramer, voorzitter van den ondernemersraad voor Suriname te 'sGravenhage. mr. A. van Traa, hoofddirecteur van de Surinaamsche Bank N.V. te Amsterdam (Z.), tot secretaris dr. A. Houwink. adjunct-secretaris bij de Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam. HERDENKING 125-JARIG BESTAAN VAN DEN GENERALEN STAF. Op 11 Maart a.s. zal het 125 jaar geleden zyn, dat de generale staf by besluit van den souverelnen vorst werd opgericht. De chef van den generalen staf. de offi cieren en reserve-officieren van dien staf, alsmede de nog in actieven dienst zynde oud-officieren van den generalen staf heb ben gemeend dien dag niet ongemerkt te mogen voorbijgaan en besloten aan de herdenking van dit voor de weermaaht zoo belangryke feit een eenigszins feestelyk karakter te geven. Daarom zal op 11 Maart in hotel „Witte- brug" te 's-Gravenhage een byeenkomst worden gehouden, waarby de herdenkings rede zal worden uitgesproken door den luitenant-generaal der artillerie b/d H. A. F. G. van Ermel Scherer. Deze bijeenkomst zal worden gevolgd door een receptie. Des avonds wordt een byzondere corps- maaltyd gehouden eveneens in hotel „Wit- tebrug." MUNITIEFABRIEK TE TILBURG. Stuur vandaag nog Uw gele kaart der Geluksrace 1939 naar Utrecht, postbus 2004. Definitieve trekking 15 Maart. Sluiting der inzending Maandag 13 Maart as. Vraagt kosteloos toezending: Postbus 2004 Utrecht. 578 (Ingez. Med.) VERGADERING DER VEREENIGING VAN HUIS- EN GRONDEIGENAREN EN BOUWONDERNEMERS TE WASSENAAR. Werkgelegenheid voor ca. 300 man. Binnenkort zal de firma W. A. M. Val kenburg te Tilburg, die aldaar een handel in wapens, ammunitie en jachtartikelen heeft, zelf de fabricage van jachtmunitie ter hand gaan nemen. Hiertoe zal een fabriek worden gebouwd, die, wanneer alle afdeelingen daarvan in werking zyn, een belangrijke werkgelegenheid voor Tilburg beteekent. Wanneer alle afdeelingen op volle kracht werken, denkt men ongeveer 300 man werk te kunnen verschaffen. DE WOLFHEZER BOSSCHEN. Aankoop door Natuurmonumenten? Wil vernemen, dat onderhandelingen gaande zyn tusschen de vereeniging tot behoud van natuurmonumenten en de N.V. maatschapoü De Tafelberg", eigenaresse van de bo schen nabü Wolfhese over den aankoop dezer bosschen aan Natuurmonu menten. Het complex omvat enkele tientallen h.a. fraai boschterrein, de Wolfhezer beek en ook de bekende Wodanseiken Het zou in de bedoeling liggen, tevens aan de gemeente Renkum. waarin de bos schen gelegen zyn. enkele gedeelten van het complex te verkoopen. 576 (Ingez. Med.) Pierlot heeft gistermiddag op het depar tement van buitenlandsdhe zaken den ver tegenwoordigers van de pers het volgende communiqué voorgelezen: „De regeering heeft, na de beide laatste dagen te hebben gewijd aan het zoeken van elementen voor een oplos sing van de tegenwoordige politieke moeilijkheden, met algemeene stemmen het besluit genomen, dat het noodzake lijk was, den koning voor te stellen de Kamers te ontbinden. De koning heeft zoo juist het ont bindingsdecreet onderteekend. Zijne Majesteit heeft tegenover mij verklaard, dat hij het ontslag der re geering niet aanvaardde. De regeering zal dus tot de verkiezingen in functie blijven. De verkiezingen zullen op 2 April worden gehouden. Het decreet is gecontrasigneerd door den heer Eekeiers, minister van bin- nenlandsche zaken". Nadat Pierlot dit communiqué had voor gelezen voegde hij er aan toe: De regeering doet een beroep op de open bare meening, opdat de raadpleging des lands wordt voorbereid in kalmte en ieder een in de eerste plaats het hoogste belang van het land in het oog houde. Pierlot heeft bevestigd, dat zijn collega's en hij gisterochtend nog de mogelijkheid onder het oog hebben gezien een twee partijen-regeering te vormen, dat daarbij op zekere essentieele punten overeenstem ming was bereikt, doch dat hij niet het ge voel had een stabiele regeering te kunnen vormen en dat hij onder deze omstandig heden niet de periode van onzekerheid, welke wij zoo juist hebben beleefd, wensöhte te verlengen. De provinciale raden zijn tegen Woensdag 12 April bijeengeroepen ter verkiezing van de provinciale Senato ren. De nieuwe Kamers komen 13 April bijeen. De Koning heeft aan den eersten ml- Ds. Lingbeek blijft nister den volgenden brief gericht: BRUSSEL, 6 Maart 1939. oorzitter der rl. O. Myn waarde eerste minister, De secretaris der Herv (GereiStaats- Zooeven heb ik het besluit tot ontbinding Wrtij verzoekt ons mede te deelen dat het der Kamers, dat my door myne regeering Sjsteravond in verschillende bladen gepu- werd voorgelegd, onderteekend. Op het Niceerde bericht, dat ds. Lingbeek als voor- oogenblik. dat men zich bovenal zou moe- utter der Herv. (Gerei.) Staatsparty zou ten inspannen om de eendraoht van het «treden, onjuist is. Ds. Lingbeek blijft Uand te verstevigen, is het besluit tot ont- 'ooizitter. binding van het parlement een daad, waar van de diepe ernst mij niet ontsnapt. Maar de onmogelykheld, waarin ik mij heden bevind, een duurzame regeering samen te stellen, die de staatszaken zou kunnen be- heeren ln overeenstemming met een vaste parlementaire meerderheid in de hui dige omstandigheden dringend vereischt biedt geen anderen uitweg dan beroep te doen op de natie. Zoo vorderen het de grondwettelijke regels en de bestendige overleveringen van ons publiek recht. Het land werd in dien toestand ge bracht door de politieke dwalingen van dezen laatsten tijd, dwalingen, die der wijze werden verergerd, dat zij de op eenvolgende mislukkingen van de laatste regeeringsformateurs hebben veroorzaakt. Zooals ik het tot myn spijt heb moe ten vaststellen tijdens een onlangs ge houden ministerraad, werden de grond wettelijke beginsels, die tot nog toe de vastheid van onze instellingen hadden gewaarborgd, al meer en meer mis kend; de verantwoordelijkheden wor den verplaatst, de scheiding der mach ten wordt niet meer geëerbiedigd, or ganen zonder wettelijk mandaat be ïnvloeden de vorming en de instorting van de regeeringen, de uitvoerende macht wordt niet meer uitgeoefend in overeenstemming met de grondwette- lijke regels, het staatshoofd bevindt zich meermalen in de noodzakelijkheid beslissingen te bekrachtigen, die buiten hem genomen zijn. Indien de beginselen van ons nationaal charter op die wijze worden verwaarloosd, kan het staatshoofd niet langer de rol hou den, die hem besehoren is, en zeer ten onrechte wordt de kroon in het geding ge bracht, waar alleen de ministers voor de Kamers de verantwoordelijkheid hebben te dragen van akten met de handteekening van den Koning bekleed. Deze politieke en juridische verantwoordelijkheid van de ministers te willen overschaduwen door een soort zedeiyke verantwoordelijkheid, die de Koning zelf zou dragen, het ware eeD valsche opvatting, wel geschikt om de open bare meening te verleiden. Zy, die in zekere gevallen kwaadwillige of eenvoudig ten dentieuze geruchten verspreiden, zouden, zonder er zich misschien zelf rekenschap van te geven, een onrechtvaardigheid kun nen begaan, ten opzichte van den eenlgen rijksburger, aan wien de middelen worden ontzegd, waarover iedere mensch beschikt om zyn meeningen en daden te verdedigen wetten van het Belgische volk te eer biedigen, de nationale onafhankelyk- heid en de onschendbaarheid van het grondgebied te bandhaven. Evenals zy sta ik erop, getrouw te blijven aan myn eed. Koning Leopold. By de raadpleging van het kiezerscorps, waartoe thans werd besloten, noodig ik myn medeburgers uit, hun gedachten en zinnen te richten op de oplossing van de vraagstukken, die de toekomst van het land beheerschen: binnenlandsch even wicht, hartelijke samenwerking in een geest van loyale wederzijdsche verstand houding ten dienste van de nationale een heid, saamhoorigheid ten overstaan van de internationale problemen, die een zeer na- bye toekomst stellen kan. Mogen myne medeburgers tydens de ko mende weken het voorbeeld indachtig zijn van onze dappere soldaten, die onder het bevel van koning Albert destyds den ge boortegrond en het zedelijk en stoffelyk gemeengoed van het vaderland verdedigd hebben. Het lot van België ligt in de handen der Betgen zelf. Laten zy een blik slaan over de grenzenzy zullen overtuigd zijn van de noodzakelijkheid aan het land onverwijld een parlement te schenken, dat in een mimen geest van rechtvaardigheid en ge- lykheid de nationale eenheid vereenzelvigt, en waarop een regeering zal kunnen steu nen, die bij machte Is den eerbied af te dwingen en het moreele gezag van België hoog te houden. Dit zyn, myn waarde eerste minister, de overwegingen, die ik meende dat ik u me dedeelen moest bij gelegenheid van het be sluit. dat ik goedgekeurd heb. Indien gy oordeelt dat zy van aard zijn het welzijn van het vaderland te bevorde ren, sta ik u toe haar openbaar te maten. Inmiddels blyf ik, waarde eerste minis ter, Uw zeer toegenegen (w.g.) LEOPOLD. De zaak-Martens van de baan. Niet om redenen van persoonlijken aard druk ik my derwijze uit: Ik word hierin alleen bezield door de overle veringen die myn voorgangers in hei belang zelf van het land hebben beves tigd. Evenals zij, heb ik bij myn troons bestijging gezworen de grondwet en de van onderzoek samén te stellen. In over het algemeen goed ingelichte klingen is men van meening. dat, daar be sloten is tot ontbinding der beide Kamers van het parlement, de zaak-Martens op geschort zal blijven en dat de thans aar „De schade aan huizen in oorlogstijd". In den Nieuwen Deijl te Wassenaar hield bovengenoemde vereeniging haar jaarver gadering onder voorzitterschap van den heer J. de Haan. die opmerkte, dat toen, ln de bange dagen van September het oorlogs gevaar dreigde, de huiseigenaren zich niet gerealiseerd hebben welk een enorme scha de zij zouden hebben te ïyden. wanneer het tot een uitbarsting zou zyn gekomen en verwoestingen zouden zijn aangericht. Voor de eigenaren van getroffen perceelen zou dit een débacle beteekend hebben, omdat geen enkele verzekering by verwoesting in een dergelijken tyd de schade zou vergoe den. Daarom is dit onderwerp nader door mr. Blom onder de oogen gezien. Mr. Blom schetste dan dat een eigenaar, die er na een oorlog het leven af zal heb ben gebracht, de kans loopt, dat zyn eigen dommen geheel of grootendeels in puin Zullen liggen en dat hij die schade, zooals het nu is, geheel alleen zal hebben te dragen. Spr. vraagt zich af. of dat billijk, of gewoon is. Volgens spr. is zulks niet het geval. De schade wordt in dergelyke ge vallen niet gedekt door eenige brandver zekering. Hoewel het Wetboek van Koop handel wel aangeeft, dat schade ook in. dergelijke gevallen wordt uitbetaald, zyn die bepalingen geen dwingend recht zoodat de maatschappijen alle een clausule in haar polissen hebben, die nadrukkelyk eenige uitkeering in die gevallen uitsluit. Hoe zit het dan met een z.g. ..molest- verzekering?" Spr. kan hierop antwoorden, dat er momenteel geen maatschappyen meer zyn. die hiertegen nog polissen af sluiten. Zy kunnen en willen ook die risico niet meer dragen, omdat het tegenwoordige luchtwapen zoo onberekenbaar is, wat de vernielkracht betreft. Ook door middel hiervan is het zich dekken tegen die schade dus uitgesloten. Is dat billijk? Neen, want schade door oorlog veroorzaakt, gaat het geheele volk aan en mag niet drukken op een bepaalde groep c.q. de huiseigenaren. In Engeland is thans door Sir John Si mon een wet aangekondigd, die deze kwes tie zal behandelen en waarby de Staat na afloop van een oorlogsperiode het verniel de zal laten taxeeren en voor een gedeelte zal laten vergoeden, althans voor zoover er dan geld aanwezig zal zyn. Volgens spr. is in December 1938 een ontwerp van wet ingediend betreffende ver zekering in tijd van oorlog van zee- en luchtvaart die in principe veel overeen komst vertoont met die van de óorlogs- molestverzekering van 1915. Alleen is bij dit ontwerp niet gedacht aan de huis eigenaren. Het wil spr. voorkomen, dat er hier te lande iets gedaan moeten worden, hetzij op de Engelsche manier, of dat er een soort verzekeringssysteem wordt uitge dacht. waarby de eigenaren tegen een be hoorlijke premie hun perceelen in derge lijke omstandigheden, althans tegen een groot gedeelte van de schade, kunnen ver zekeren. Een kwestie, die van zulk groot algemeen belang is. eischt, dat hiervoor contact gezocht wordt met alle groote ver- eenigingen in den lande, opdat hierover gezamenlyk een doeltreffende actie gevoerd kan worden. Met applaus werd sprekers inleiding beloond. Hierop vrerd besloten een dergelyke actie zoo mogelijk landelyk in te zetten Hierop werd door de heeren J. K. Baze- üer en mr. Blom een causerie gehouden bepleitende het nut tot het instellen van een fonds als verzekering tegen nalatige huurders om de huiseigenaren by wanbe taling en schade gedeelteiyk schadeloos te stellen. Tot het instellen van een dergelijk fonds werd besloten en aan het bestuur de verdere uitwerking opgedragen. De secretaris de heer J. F. Noorthoorn van der Kruyff, las nog het jaarverslag. Hieruit bleek een gezond vereenigingsleven en de groote activiteit van het bestuur. De penningmeester de heer D Veldhuyzen bracht verslag uit van zyn financieel be heer. Met een batig slot van f. 105.28 kon deze rijn boeken over 1938 afsluiten. De commissie van onderzoek rapporteerde alles in orde. De aftredende bestuursleden de heeren J. F. Noordhoorn van der Kruyf (secreta ris). J. Radersma en L. van Rooyen. werden herkozen. Tot leden der kascommissie wer den herkozen de heeren Lap en Korevaar. Hierop volgde sluiting. „KOPPENGELD" OP URK! Iedere bezoeker van het eiland zal 10 cent belasting moeten betalen. Na een langdurige discussie heeft de raad der gemeente Urk gisteren het te- sluit genomen om een zoogenaamd „kop- pcngeld" te heffen. Van eiken toerist, die het eiland bezoekt, zal 10 cent belasting worden geheven. Deze belasting zal wor den geheven van den gezagvoerder van het schip, dat de passagiers aan den wal brengt. De maatschappyen die bezig zyn met het vervoer van toeristen naar en van Urk. zulien dus haar tarieven met 10 cent per persoon moeter. verhoogen, omdat ze anders zelf de 'oeiasti.ig moeten betalen. Het besiuit is genomen in den vorm van een belastingverordening, terwyl het ge noemde bedrag wordt geheven voor het ge bruik van de straten, zooals dit reeds jaren op het eiland Marken wordt geheven. (Hbid.) VERSPREIDE BERICHTEN. De raad van bestuur van den Utrecht- schen Stadsschouwburg N. V. heeft den bouw van den schouwburg met café-restau- het bewind zynde regering geen gevolg zal rant op het Lucas Bolwerk gegund aan de geven aan haar voornemen een commissie gebr. Ctruycken te Utrecht en te Tilburg voor f. 251,200.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9