De eerste officieele daad üan Paus Pius XII -125 jaar 6e reg. infanterie 80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De Sprong in het Leven FEUILLETON HET ZESDE REGIMENT INFANTERIE TE BREDA BESTAAT 125 JAAR Op het graf van den oprichter van het regiment D. H. baron Chassé te Ginneken werd door luit. kol. J. H. W. Bruins een krans gelegd. TWEE SCHILDWACHTEN. Het 125-jarig bestaan van het zesde regiment infanterie te Breda bracht dezen jeugdigen Bredanaar er toe, zich in een soldaten pakje te steken en mede de wacht voor de versierde kazerne te betrekken. ONTSMETTEN VAN ZAAITARWE in den Anna-Paulownapolder, het geen geschiedt onder toezicht van het Rijkslandbouw-proefstation te Wa- geningen. De groote zeefkuip waarin de zaaitarwe in een bad gaat. DE SCHOORSTEEN VAN HET PASSAGIERSSCHIP „ORANJE". DEZE WORDT 10 M. HOOG, DE LENGTEDOORSNEDE 12 M. EN BREEDTEDOORSNEDE 6} M. HET GEVAARTE IN AANBOUW. DE EERSTE OFFICIEELE DAAD VAN PAUS PIUS XII. De eerste officieele daad van den nieuwen Paus was het in ont vangst nemen van de belofte van gehoorzaamheid der kardinalen. Paus Pius XII begeeft zich naar de Sixtijnsche kapel. EEN EXPLOSIE VEROORZAAKTE EEN FELLEN BRAND in 't graan- pakhuis en de kantoren van de N.V. Wijk-Catz' Zaadhandel aan den Cru- giusdijk te Haarlemmermeer. De gebouwen werden totaal verwoest. Oorspronkelijke Nederlandsche roman door FELICIA CORDEA. 30) Niet ,dat hij nu smalend over zijn werk "OU gaan denken! HIJ had er zich nooit 0ïer geschaamd en hij was er altijd trotsch °P geweest in dit beroep zulk een hoogen Jport te hebben bereikt. Doch zelfs deze fooge sport begon reeds voor hemte 'aag te worden. Maar verloochenen zou hij werk nooit, ook dan niet, wanneer hij ln Pen ander vak misschien even bekend et beroemd was geworden. Angela Furné had weliswaar ongelijk ge- "W hem deze harde woorden te schrijven, ■"aar zij was dezelfde vrouw geweest, die OPTOeld had, dat hijeen schrijver was. I®' ook zij nog wel eens aan hem dacht? «ij was er vast van overtuigd, dat ze hem et geheel had vergeten. 01 zij hem nog haatte? Howard Carring- geloofde van niet. 1W ^hzelf wist. dat hij het meisje had "'gekregen en dat het hem zeer moeilijk J "alien haar te vergeten. Op dit oogenblik kwam zijn manager naar hem toe, die hem zooals gewoonlijk vergezelde. .How, Mister Lloyd, na deze Amerikaan- sche tournée hebben we nog slechts een maand in Engeland en dan loopt ons drie- jaarlijksch contract af. Ik geloof, dat wij buitengewoon prettig samengewerkt heb ben en dat dit U nopen zal, na afloop van het oude, een nieuw contract met mij te sluiten." Lloyd antwoordde niet direct. Toen zeide hij: „U moet het mij niet kwalijk nemen, dat ik U dat nog niet belooven kan, Mr. Hamilton. Ik was zeer tevreden over Uw werk! En er is natuurlijk geen sprake van, dat ik ooit met iemand anders een contract zal afsluitenindien lk nog eens een contract afsluit. Maar lk weet juist nog niet, of ik dat wel doen zal. Dat zal van vele dingen afhangen." Mr. Hamilton deed zijn uiterste best, Lloyd tot andere gedachten te brengen. Maar al zijn pogingen hiertoe waren ver- geefsch. XV. Op den Zondagmorgen die op het ge beurde in the House of Lords volgde, zat Mr. Furné om halfelf op zijn kantoor. Hij zat in zijn huisjas en keek op zijn gemak de post na. Hij was niet van plan te wer ken, maar hij moest tooh weten, wat de strijdlustige wereld hem te vertellen had en hij zuchtte half misnoegd, half gevleid, toen hij den hoogen stapel brieven zag, die op zijn schrijftafel op hem lag te wachten. Hij had er vier van doorgelezen en met zijn potlood korte aanteekeningen aan den kant gemaakt, toen de telefoonbei rin kelde. „Genadige hemel, ik hoop niet, dat iemand van plan is mijn Zondagmorgen te bederven!" dacht hij geërgerd. Hij nam den hoorn van het toestel. „Wat? Ben jij het Elvi? Hoe kom je er bij, mij in mijn welverdiend Zondagsslaap te storen?" Maar toen werd hij ernstig. „Is dat waar? Nu, kom dan maar gauw bij me! Moet ik me aankleeden, of mag ik in mijn oude huisjas blijven? Niet klee- den? Dan is alles in orde!" Furné was werkelijk nieuwsgierig gewor den naar hetgeen Elvi hem te zeggen had. Haar stem had geklonken, alsof ze over stuur was. „Ik zou u niet gestoord hebben, Indien de aangelegenheid niet ook uw werk als advocaat betrof", had ze gezegd. Wat ter wereld zou Elvi zoo overstuur kunnen maken, dat bovendien hemzelf als advocaat betrof? Wat zou daar achter kunnen zitten? Met groote belangtelling zag hij Elvi's komst tegemoet. Maar hij schrok toch een beetje toen hij haar zag. Haai' gezicht toonde duidelijk sporen van een half doorwaakten nacht. Haar oogen lagen diep in hun kassen en hadden blau we kringen. „Ga zitten en biecht eens op, wat er aan de hand is" begon hij. „Mijnheer Furné, ik werd kort geleden op straat door een heer aangesproken," „Ik moet zeggen, dat zooiets, voorzoover ik weet, wel eens meer voorgekomen is. Zelfs in mijn tijd." Eliv glimlachte zwakjes. „Dat geloof lk graag, mijnheer Furné. Maar ln mijn geval waren de omstandig heden toch wel een beetje vreemd. Niet al leen, omdat ik het heb toegelaten, maar omdat ik reeds wist. wie de persoon was, die mij aansprak. Ofschoon hij niet wist. dat ik het wist." „Beste Elvi, vertel je me nu een gebeur tenis, die werkelijk heeft plaats gehad, of het begin van een Edgar Wallace roman?" „Daarop zou het misschien wel kunnen uitloopen, mijnheer Furné. Want deze heer stelde zich voor als Philippe Avarides uit Sophia en beweerde een Boelgaar te zijn, terwijl hij in werkelijkheidCarol To- tulescu uit Boekarest is". „Wat zeg je daar, Elvi?" Furné was opgesprongen. „Maar hoe wist je, dat hij het was?" „Ik heb toch de vergrooting van het snapshot ln het dossier Verschuur gezien!" „Dat is waar ook! Maar daar weet. hij niets van. Je hebt hem dus herkend?" „Niet dadelijk, maar wel, toen hij zijn hoed afnam, om mij te groeten." „En ben je er zeker van, dat hij niet weet, dat je hem herkend hebt?" „Heel zeker." „Goed! En vertel me nu eens rustig, wat er in dien tusschentijd gebeurd is." Elvi begon te vertellen. Het verhaal was niet altijd samenhangend, en duidelijk, maar Furné wierp er de noodige vragen tusschen, zoodra Elvi den draad verloor. Toen ze bij het punt gekomen was, dat Totulescu haar gisteravond in de House of Lords het voorstel had gedaan, de brie ven voor mevrouw Verschuur te stelen, werd hij plotseling ijskoud. „We leeren toch nog altijd iets nieuws in het leven. Je denkt, dat je de menschen reeds door en door kent en dan komt er plotseling zulk een sluwe vogel uit de Bal kan gevlogen en bewijst, dat men er wel degelijk nog iets bijieeren kan. Nu, voor mij is de les niet zoo overweldigend, maar voor jou, kind, moet het wel een schok geweest zijn. Je bent nog erg jong en je hebt nog niet zooveel kijk op het leren als ik. Enfin, laten we nu de zaak zelf be spreken. Heeft hij je reeds gezegd, wat hij je voor de brieven geven wil?" „Neen, en ik heb er ook niet naar ge vraagd." „Dat kan ik me voorstellen. Maar goed, wat nu?" „Ik weet het niet, mijnheer Furné." „Laat me eens nadenken. Maar ik moet zeggen, dat het me toch wel een beetje verwonderd, dat je je met het heele geval ingelaten hebt, kind." Furné keek Elvi on derzoekend aan. Haar antwoord klonk niet erg zeker. „Ja. ik dachtik meende, dat het mijn plicht was, te weten te komen, wat er aan de hand was. Bovendien leek het in het begin meer op een avontuur, dan op iets anders." „En eerst later ben je gaan beseffen, dat je feitelijk wat veel hooi op je vork ge nomen hebt, is het niet zoo?" „Ja, maar mijnheer Furné, lk had toch altijd de mogelijkheid naar U toe te gaan en U alles te verteilen." „Dat is zoo. Laten we de zaak nu eens i i Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5