Gevecht tusschen twee rammen - Verplaatsing van de Delftsche Poort LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De Sprong in het Leven 79ife Jaargang FEUILLETON Oorspronkelijke Nederlandsche roman door FELICIA CORDEA. Elvi schrok zoo, dat ze twee vlugge stap- Ponmaakte. Niet omdat ze bang was, maar maat de man, over wiens gedrag ze juist was zich het hoofd te.breken, zoo on- rvSïnt aan haar opdook, tj^^terstond dwong ze zich langzaam Saa' het niet," dacht ze, „als Ik oorloop kom ik zeker niet te weten, wat van mij wil." «u was hij weer naast haar. "Slaat U het mij toe, juffrouw?" doener een genoegen mee kan ';N'et slechts een genoegen, maar ook bijzondere gunst." „,™,e handig koos hij zijn woorden! EUvl «achte heimelijk. ■•Woont u hier ver vandaan?" "U Ja, tamelijk ver weg." »wat een geluk." "'1 keek hem eenigszins verbaasd aan. uit* u 1 D" open" het aangename voor- wicht voor mij, eenlgen tijd in Uw gezel- n?P te kunnen zijn." ••het spijt mij U te moeten teleurstellen, mijnheer, maar ik stap hier vlak bij op de tram." „Maar voor een tram is het weer toch te mooi en de avond te jong. Hebt U toch erbarmen met ml) en neemt U het besluit te wandelen. Waar woont U?" Elvi noemde de naam van de straat. „O, dat is prachtig! Dan kunnen we door het bosch loopen Elvi wandelde graag door het bosch. want zij hield van velden en boomen. Zij was ook dezen avond van plan geweest door het bosch naar huis te wandelen. Het viel haar dus niet moeilijk den vreemde ling zijn zin te geven. Spoedig waren ze ln het bosch. „Hoe prachtig zijn deze groote bosschen in Den Haag! Geen andere stad ln Europa beschikt over zooveel natuurschoon als Uw stad." Elvi veronderstelde, dat hij geen kennis met haar gemaakt had, alleen om haar dit mede te deelen. Daarom antwoordde zij „Dus U kent veel steden in Europa, mijnheer Zij hield op met den duidelijken wenk, zich eindelijk aan haar voor te stellen. De wenk ging niet verloren. „Avarides.Philippe Avarides." Elvi hield bijtijds een uitroep in. Ze had haar mond geopend om iets te roepen, maar bedacht zich bijtijds. Zoo. de heer Totulescu noemde zich Avarides. De weg begon glad te worden! „U bent dus een Griek, of misschien een Turk?" ,.Ik kom uit Sophia!" Zoo heel erg zeker in de aardrijkskunde van deze streken was Elvi niet. Maar het leek haar toch, dat Sophia niet in Roe menië lag. „Neemt U het me niet kwalijk, mijnheer Avarides, maar waar ligt deze stad?" „In Boelgarije, juffrouw." Nu was ze volkomen op haar gemak. Indien de heer Totulescu meende, voor haar den heer Avarides uit Boelgarije te moeten spelen, dan was de zaak ln orde. Nu was er geen schijn van een reden meer overgebleven om openhartiger tegen hem te zijn, dan hy het tegenover haar was. Koel en overwegend nam zij hem op. Ja, het was zeer goed mogelijk, dat hij geluk bij vele vrouwen had. Hij was onberispelijk gekleed en hij maakte een eleganten in druk. Zijn olijfkleurig gezicht met het doorschijnende zwarte waas op kin en wangen, zijn zware wenkbrauwen, zijn ma nier van spreken verleenden hem iets exotisch, hetgeen beslist door vele vrouwen aantrekkelijk gevonden zou kunnen wor den. Na eenlgen tijd vertelde zij hem ook haar naam. Natuurlijk haar werkelijken naam, want het stond voor haar vast, dat hij die reeds kende. Hij had haar stellig niet aangesproken, zonder eerst nauw keurige inlichtingen over haar te hebben ingewonnen. Dat de zaak op de een of andere manier met het echtscheidingsproces in verband stond, was haar nu volkomen duidelijk. Maar in welk verband? Als zij voorzichtig en handig te werk ging zou ze het misschien gauw te weten kunnen komen. Toen Totulescu-Avarides afscheid van haar nam, hadden zij afgesproken, elkaar den volgenden Zaterdag te ontmoeten. Elvi moest zich bekennen, dat ze nog nooit zoo gespannen naar iets had uitge zien, als naar dezen Zaterdagmiddag met Totulescu. Afgezien van het feit, dat een middag in zijn gezelschap doorgebracht be slist op zichzelf vrij amusant kon zijn, prikkelde haar bovendien de wetenschap, dat verborgen achter scherts en dans een plan ten uitvoer werd gebracht. Door beide partijen. En dat er een net gespannen was, waarin zij, als ze niet oppaste, misschien verstrikt kon worden. „Ik speel met vuur," dacht ze. „Ik mag mijn beide oogen wel wijd openhouden. Ik weet niet, of ik wel tegen hem opgewassen ben. Tegen hem en Mevrouw Irene, die zonder twijfel met hem onder een hoedje speelt." Toen Elvi zich dien Zaterdagmiddag in de spiegel bekeek was ze met zichzelf te vreden. Met dit toiletje van Patou zou waarschijnlijk zelfs mevrouw Irene genoe gen nemen. Ze zorgde ervoor, tien minuten te laat te komen. Ze wilde ln geen geval de eerste zijn. Ze had de houding, die ze tegenover To tulescu van plan was aan te nemen, zorg vuldig overwogen. Die moest zoodanig zijn, dat er niet teveel tijd overheen zou gaan. voordat hij met zijn plannen voor den dag kwam, want Verschuurs afwezigheid kon nu niet meer van langen duur zijn. Totulescu kwam haar tegemoet, toen hij haar bemerkte en bracht haar naar het tafeltje dat hij uitgezocht had, in een van de kleine, door twee schermen ge vormde boxen. „U ziet er schitterend uit," deelde hij haar vertrouwelijk mede, nadat hij haar behulpzaam was geweest met het uitdoen van haar mantel. „Werkelijk? Dat verheugt mei" „Staat U verrukkelijk. Hoe zou het ook anders kunnen bij Uw figuur." Hij ging niet tegenover haar zitten, maar naast haar, met zijn rug half naar de zaai. „Danst U graag, juffrouw Elvira? Ik mag u toch zeker wel zoo noemen, niet waar?" „Indien U er prijs op stelt, mijnheer Avarides." „Ik heet Philippe." „Dusmijnheer Philippe." „Zullen wij niet dansen? Dit is een prachtige Tango. Danst U graag tango?" „O, dol." „Dan dansen we tango." Hij danste voortreffelijk. Elvi zag hoe de blikken der vrouwen hem volgden. Maar hij lette dien middag alleen op haar. „Misschien toch niet heelemaal onvat baar voor me," dacht ze gamuseerd. „Groote hemel, wat zou Theodoor Ver schuur er wel van zeggen, indien hij me nu zien kon, tango dansend met dezen donke ren Roemeen?" Elvi was heel dankbaar, dat Verschuur in het buitenland was en haar nu niet zien kon. Of hij zou moeten weten, waarom zij het deed. Anders zou hij zon der twijfel zijn neus voor haar optrekken. En terecht! „U danst bijzonder goed, juffrouw Elvira." Elvi keek hem door haar korte voile aan. Ze was even groot als hl), zoodat ze hem recht in zijn donkere oogen kon zien. Hij legde zijn arm iets vaster om haar heen. „Moet dat?" vroeg Elvi zonder zich er echter tegen te verzetten. „Ja. zoo danst men toch veel beter." „Wat je zegt!" dacht Elvi en liet hem zijn gang gaan. Men moet toch iets over hebben voor de goede zaak. (Nadruk verboden), (Wordt vervolgd). DE LAATSTE SCHEVENINGSCHE ZEILLOGGER, DE „LOTOS" IS NAAR NOORWEGEN VERKOCHT. Op de werf van Figée te Schiedam wordt het schip opgeknapt en voor de vrachtvaart ingericht. IN HET UTRECHTSCHE STATION nemen de Spoorwegen een belangrijke proef; de reizigers kunnen zonder controle het perron betreden. In de treinan en aan den uitgang blijft deze natuurlijk gehandhaafd. DE VERPLAATSING VAN DE DELFTSCHE POORT TE ROTTERDAM. Alle steenen krijgen bij de afbraak een nummer om door elkaar raken te voorkomen. IN DEN PREANGER WORDEN VAN TIJD TOT TIJD GEVECHTEN TUS SCHEN RAMMEN GEORGANISEERD. die van heinde en ver drommen toe schouwers lokken. Met gebogen koppen stormen de rammen op elkaar toe. Een voltreffer tijdens de match. VOORBEREIDINGEN VOOR DE LENTE. De pootaard- appelen in Friesland worden eerst ontsmet, waardoor alle ziek tekiemen gedood worden, waarna ze te drogen worden gelegd. OEFENINGEN IN HET LANDEN op het Engelsche vliegtuigmoederschip „Coura geous". Op den achtergrond de torpedoboot- jager „Sabre". DE ENGELSCHE VROUWELIJKE HULP-BRANDWEER welke bij de luchtbescherming is ingedeeld, is met de training begonnen. Vóór het exerceeren worden de gasmaskers opgezet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5