Carnavalsfeesten - Minister Patijn in Londen - Sportwedstrijden Huzaren
De Sprong in het
Leven
7?iie Jaargang LEIPSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
DE BOUW VAN EEN BRUG OVER DE SPOORHAVEN TE
DORDRECHT. Deze brug is noodig om een goeden toegangs
weg te verkrijgen tot de nieuwe verkeersbrug over de Oude Maas
die over enkele maanden opengesteld zal worden.
DE 125STE VERJAARDAG VAN HET DERDE REGIMENT HUZA
REN IN DE RESIDENTIE is opgewekt gevierd. Op het feestpro
gramma stonden ook verschillende wedstrijden, waarvan vooral het
touwtrekken veel deelnemers trok.
HET CARNAVALSFEEST IN NICE. EEN DER GROOTE WAGENS
UIT DEN BONTEN CARNAVALS
OPTOCHT.
IN DE MAAND FEBRUARI behoort tot de eerste werkzaamheden op
het land het kunstmest-strooien. Een boer te Hoogwoud strooit zittend op
zijn kar, het „slakkenmeel" over zijn akkers.
DE MEERBURG TE STOMPWIJK IS VOOR AFBRAAK BE
HOED. Er zijn thans middelen gevonden om den molen volgens
het Dekker-systeem te moderniseeren, zoodat een schilderachtig
plekje bewaard blijft.
VAN DEN GROOTEN CARNAVALSOPTOCHT TE MAASTRICHT
De wagen, die den gemeenteraad voorstelt, wordt opgebouwd.
Een nietig'ooievaartje behoort tot de pronkstukken.
DE MINISTER VAN BUITEN LANDSCHE ZAKEN, MR. J. A. N. PATIJN
vertoeft in Londen in verband met de herdenking van Hugo de Groot. De
minister verlaat zijn hotel in gezelschap van dr. Frank Buchman, de leider
van de Oxfordgroep.
Oorspronkelijke Nederlandsche roman
door
FELICIA CORDEA.
16)
i_;:We zullen zien of we dien ijskorst niet
la t0Iï. laten smelten," overwoog hij.
ijl .™1 maar gerust een beetje tegen-
'nter&ssa t maalc^ iuls'
li,PrK' dagen later werd hij echter werke-
een k 1Ir- Furnf verwacht, omdat er
one[ van den advocaat van zijn vrouw
*"■5 gekomen.
trnt'- *"e ziJn wagen voor zag rijden,
ch J'oh in het uiterste hoekje van de
pi», terug om niet gezien te worden.
Biilat erg vrijpostig van hem. om
üLi!e ohocolaadjes te zenden," dacht ze
•«■schoon ze erg lekker waren." Uit welke
duide"ik blijkt, dat Elvi soms
"*dijk niet veeï meer dan een baby was.
tar'. '?,oe gaat het met de blonde secre-
daf u V ^oeg Verschuur aan Furné, na-
te' zakelijke deel van het gesprek af-
eenandeid was
Oj.tene nam Verschuur even scherp op
de tweede keer, dat hij naar het
informeerde.
„Flink aardig meisje, zeer bruikbaar en
betrouwbaar. Van goede afkomst. Mijn
dochter en zij zijn vriendinnen."
„Zou ik de beide meisjes niet voor een
uitstapje In mijn wagen kunnen mee
nemen?"
„Mijn dochter ls voor een paar dagen
met haar moeder ln Gelderland," gaf
Furné ten antwoord en reikte hem de
hand. Er waren nog andere cliënten in de
wachtkamer.
Maar Verschuur hield de gedachte vast.
„Kan ik juffrouw Sittard beneden even
spreken om het haar te vragen?"
„Klop maar even aan en hoor wat ze
zegt!"
Verschuur klopte aan en luisterde naar
hetgeen Elvl over het voorstel te zeg
gen had.
„Dan zullen we toch even moeten wach
ten, tot juffrouw Furné teruggekomen ls."
was haar antwoord.
„We zouden in leder geval voor dezen
Zondag een afspraak kunnen maken.
Hoogstwaarschijnlijk is juffrouw Furné
dan reeds terug. Ik rijd dan met de dames
naar Meerrust, we lunchen daar en gaan
dan op het meer varen. Zeg nu maar
direct ja en wees niet zoo vreeselijk te
rughoudend tegen me. Ik kan er niet
tegen. Waarachtig! Ik meen het!"
Elvl kon niet nalaten even over zijn
quasi ernstig gezicht te lachen.
„Indien Angela Furné meegaat wil ik
graag Uw uitnoodiglng aannemen. Belt U
haar Zaterdag dan even op. Ik hoor het
dan wel van haar." Ze stak hem haar
hand toe en Verschuur vertrok.
„Kleine heks." dacht hij. „Ik neem je
Zondag meel En liefst zonder je vriendin
Angela."
Zaterdag belde hij Fumé op en vroeg
diens toestemming de beide meisjes op
den Zondag voor een ritje mee te nemen.
Maar Furné deelde hem mede, dat zijn
dochter nog steeds niet terug was. Ver
schuur belde eenige oogenbllkken later
opnieuw op en liet zich met Elvl ver
binden.
„Hallo, juffrouw Elvira, hoe staat het
met onze afspraak voor morgen? Het ls
de laatste Zondag, dat op Meerrust ge
luncht kan worden. Hoe laat mag ik U
komen halen?"
„O, maar Angela is nog niet terug," gaf
Elvi een beetje zenuwachtig ten ant
woord.
„Bent U bang om alleen met me mee te
gaan?" vroeg hij en Elvi was er zeker van,
dat ze weer den plagenden klank ln zijn
stem hoorde.
„Bang niet, maar
„Ik kom U om elf uur halen. Zorgt U,
dat U klaar bqnt?"
„Maar Ik heb heelemaal niet gezegd,
dat ik mee zou gaan," protesteerde Elvi.
„U hebt een veel te goed hart om een
man vergeefs in zijn wagen op U te laten
wachten, juffrouw Elvira. En probeer nu
maar niet me van het tegendeel te over
tuigen. Het lukt U toch niet. Afgespro
ken?"
.Dent U weer van plan me den heelen
dag te plagen, als ik meega?"
„Neen, hoor! Ik zal mijn beste beentje
voorzetten. Juffrouw Elvira zal er geen
spijt van hebben, dat ze zich over een
eenzaam man ontfermd heeft."
..Nu goed! Maar nu moet lk aan mijn
werk. Goeden dag mijnheer Theodoor H.
Verschuur."
Hij geloofde aan den anderen kant even
een onderdrukt lachje te hooren. Kleine
bengel! Nu nam ze hem ertusschen. Mijn
heer Theodoor H. Verschuur! Revanche
nam ze, nietwaar? Hij zou haar morgen
wel bijbrengen, dat ze dat H. Verschuur
er maar heelemaal af moest laten en dat
zijn vrienden, kennissen enz. hem altijd
Theo noemden.
Elvi bracht den Zaterdagmiddag in de
stad door.
„Iemand, die in zulk een auto uitstap
jes gaat maken, dient voor die gelegen
heid behoorlijk uitgedoscht te zijn."
meende ze.
Haar zomermantel beviel haar niet
meer en het weer verdroeg best een
herfstjasje. Wat ls er logischer ln dit geval
den Zaterdagmiddag te besteden aan het
uitzoeken en koopen van een herfstman-
tel en hoed.
Ze vond een chic, kort bontjasje van
pantervel, waar ze een kleinen, flesschen-
groene hoed met een korte voile bij uit
zocht. Een rok en jumper in de kleur van
de hoed voltooiden het geheel. Elvi was
tevreden met zichzelf en haar inkoopen
Het weer was dien Zondagmorgen niet
bijzonder mooi en Verschur had de kap
van zlin wagen opgezet. Toen hij op slag
van elf voor haar pension stilhield, kwam
Elvi hem reeds uit de voordeur tegemoet.
„Mannen hebben gewoonlijk een hekel
aan wachten, ls het niet?" vroeg ze terwijl
ze zich bukte om onder de lage kap te
komen, Elvi nam plaats aan zijn zijde.
Verschuur, die haar aankeek begreep niet
waarom er op dat oogenblik haast on
merkbaar een uitdrukking over haar ge
zicht gleed, die hij niet kon verklaren en
waarvan Elvi zelf hem voor geen geld ter
wereld de reden zou hebben willen ver
raden. Ze had namelijk het bosch voor
zich gezien met zichzelf op de treeplank
van dezen wagen. Nu zat ze niet meer op
de treeplank. Nu zat ze erin. En toen de
wagen zich in beweging zette en geruisch-
loos voortschoot, herinnerde ze zich de
vraag, die ze zich toen gesteld had, hoe
het wel moest zijn in zulk een wagen het
leven tegemoet te snellen. Thans snelde
ze in dezen wagen iets tegemoet. Wat?
Voorloopig niets anders dan een uitstapje
naar Meerrust.
„Keurig manteltje hebt U daar aan,
juffrouw Elvira. Staat U bijzonder goed."
„Heb ik gisterenmiddag gekocht. Ik
wilde niet, dat U voor mijn zomerman-
teltje Uw neus zou optrekken, mijnheer
Thedoor H. Verschuur."
„De heer Verschuur heeft niet het min
ste plan voor iets van U zijn neus op te
trekken. Is Uw vriendin nog niet terug?"
„Nog niet. Maar ze kan nu wel lederen
dag terug komen. Maar we hadden toch
nooit met ons drieën plaats in dezen wa
gen gehad! Stel je voor, by zulk een
lengte slechts plaats voor twee personen.
Wel een beetje gulzig, vindt U niet?"
„Gulzig?" Verschuur lachte. „Maar we
hadden hier toch met ons drieën moeten
zitten. Of ik was achterop gegaan en had
een van de dames laten chauffeeren."
„O. Angela rijdt uitstekend, maar ik
was met Uw mooien wagen zonder twyfel
tegen den eersten den besten boom op-
getorn."
„Vindt U myn wagen mooi?"
„Ik vind hem prachtig."
„Het doet me werkeiyk genoegen te
hooren. dat U van meening veranderd
bent, juffrouw Elvi."
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).