Een spannend avontuur onder water Bruin liet zich niet vangen Hoe twee blauwe haaien door luchtbelletjes verjaagd werden. Onder de vele gevaarlijke en avontuurlijke beroepen, die onze tijd rijk is. moet zeker wel het baantje van filmoperateur op den bodem der diepzee worden gerekend Mis schien heb je op het witte doek wel eens opnamen gezien van vreemdsoortige vis- schen en andere dieren, en dan heb je er stellig niet zoo gauw aan gedacht, dat deze opnamen in de meeste gevallen met levens gevaar zijn gemaakt. De Amerikaan John Craig. filmacteur en tevens filmoperateur van beroep, vertelt hierover de volgende waar gebeurde ge schiedenis: Een poosje terug beleefde ik op den bodem van de diepzee vlak bij de Oedroseilanden (Mexico) tezamen met mijn vriend Douglas Campbell eea avontuur, dat ik nooit zal vergeten. We waren beiden in duikerscostuum afgedaald en onze bedoe ling was om door middel van een automa tische camera een „gevecht tusschen twee duikers" op te nemen. Opeens wees Camp bell echter naar boven en piepte met ..Kijk, kijk boven je hoofd!" cle schelle stem, die duikers altijd laten hooren zoodra ze onder water zijn: ..Kijk, kijk boven je hoofd Ik boog mijn hoofd achterover, zoodat mijn kijkvenstertje bijna horizontaal lag en keek! Wat was daar te zien? Twee groote, blauwe haaien., vier tot vijf meter lang. zwommen statig boven onze hoofden heen en weer. Ze leken zelfs nog langer dan ze waren, want onder water lijkt alles ver groot. Ik sidderde. Meermalen in mijn leven heb ik reeds angsten uitgestaan. Een.s toen een reuzenslang zich op een bergpad tus schen rnijn paard en een driehonderd meter diepen afgrond kronkelde en een anderen keer. toen een gewonde tijger den boom, waarin ik zat. bestormde en mijn laatste kogel hem miste. Maar de angst, die mij nu de keel dicht- ki :p. gaat elke beschrijving te boven Tk wsnschte uit den grond van mijn hart, dai :k nooit had leeren duiken. Antonio. Antonio!" brulde ik ln het tele foontje, dat in mijn duikerspak was inge bouwd ..Ja, Johnny, wat is er?" klonk de rustige stem van den ouden Antonio, die boven in de koot bij de touwen zat. ^tonio. luister Er zijn hier een paar haaien. blauwe haaien. Ja, precies boven ons hoofd. Wat moeten we beginnen? Ja, ze komen steeds dichterbij. In 's hemels naam. trek ons cp zoo vlug je kunt! We laten lucht in ons pak stroomen en probee- VERWOEDE STRIJD TEGEN DE SLIMHEID VAN EEN BEER. Dat beren verstandige en slimme dieren zijn. weten jullie allemaal natuurlijk al lang, maar een zoo grappig staaltje van berenverstand als ik je nu ga vertellen, heb je zeker nog nooit gehoord! Een Zwitsersch houtvester, die op de helling van een hoogen berg een dieren park heeft, schreef onlangs: Wij hebben een poosje geleden in onze rots een prachtig natuurlijk berenhol ge maakt en hierin eerst een jonge berin ge huisvest. Later wilden we er graag een beer san toevoegen en we waren dan ook iieel blij, toen de stad Bern ons een prachtig groot exemplaar van ongeveer veertien jaar oud ten geschenke gaf. Maar we hadden er niet op gerekend, dat het berenpaar nog niet direct goede maatjes met elkander zou zijn Toch bleek dit spoedig: het was maar steeds brommen en grommen tegen elkaar en op een kwaden dag vonden we de berin deerlijk door kameraad beer toegetakeld. Dit kon zoo niet blijven; daarom besloten we, dat de beren beide een apart nachthok zouden krijgen en dan om de beurt in het ren naar boven te komen. Ja. dat doen we! Wat?Wat?" „Kalm," hoorde ik Antonio zeggen „Kalm, Johnny, wees niet bang. In de veertig ja ren. dat ik in het vak ben. heb ik nog nooit gehoord, dat een haai een mensch aanvalt, die op den grond staat. Vast niet, Johnny. Nooit op den grond Altijd juist als hij om hoog komt. Blijf beneden en wees niet bang.' Ik rilde nog weer. Beneden blijven en toe zien hoe die vreeselijke ondieren steeds dichter en dichter bij kwamen? Van de drie soorten menschenebende haaien zijn de blauwen verreweg de gevaarlijkste. De haaien zwommen nog steeds heen en weer boven ons hoofd en loerden naar ons als de kat naar de muis. En intusschen stegen twee dunne stroompjes luchtbellen onafge broken uit het uitlaatventiel van onze hel men omhoog. En bij aandachtige beschou wing leek het me. of de visschen Juist op die luchtbelletjes afkwamen. Ik stootte met mijn helm tegen die van Campbell. „Probeer je ventiel te sluiten", zei ik. „de belletjes trekken de beesten aan". Zijn luchtbellen verdwenen en de mijne ook De lucht bleef dus in ons pak. En al spoedig schenen de haaien de luchtbelletjes te missen, tenminste ze verdwenen! Ik tele foneerde aan Antonio, dat ze weg waren. „Goed, goed, Johnny", zei hij. .maar je kunt beter nog even wachten om heelemaal zeker te zijn." Ik had juist mijn camera afgesteld, toen Campbell weer op me afkwam en in zijn angst tegen me aanbotste. „Daar zijn ze weer", piepte hij schril. En werkelijk, daar waren de haaien weer en zwommen boven ons hoofd, steeds heen en weer. Ze schenen ln een interessant gesprek gewikkeld te zijn, wellicht over ons O. o, wat een angst We konden toch niet altijd beneden blijven! Er móést iets gebeu ren! Mijn hersens werkten koortsachtig en opeens kreeg ik een goed idee. Als de bees ten zooveel belang stelden in onze lucht belletjes dan hadden ze er waarschijnlijk ook respect voor. Ik sloot mijn ventiel, zoo dat de lucht weer in mijn pak bleef. Het begon op te bollen en reeds had ik moeite met mijn zware schoenen op den grond te blijven. Ik keek scherp naar de haaien. Toen een van hen den luchtbellenstroom van Camp bell's helm passeerde, keerde hij zich op eens om en keek naar mij. Op dit moment strekte ik mijn rechterarm naar hem uit. trok den elastieken polsband een klein eindje weg en liet een dikken luchtbellen- stroom in zijn richting ontsnappen De haai draaide zich om als een pijl uit den boog en sloeg mét z'n kameraad op de vlucht. Wij telefoneerden Antonio en nadat deze ons nog een poosje had laten wachten, trok hij ons op. Gelukkig overkwam ons onder weg geen enkel ongeval hoewel we na tuurlijk duizend angsten uitstonden en Antonio lachte zich krom, toen we van onze avonturen vertelden „Een nieuw middel om haaien dood te schieten, n.l. met luchtbellen", zei de laco nieke Mexicaan, „neem er patent op, Johnny!" hol zouden verschijnen, waar ze door h publiek konden worden bewondetd. De nachthokken werden ook in de uitgehouwen en lagen achter het hol, his van gescheiden door een zwar e valdeur, i je van boven met een ketting, die door de ro liep, open en dicht werd gedaan. De bedoeling was, dat de beer en de ber ieaer om de beurt een dag buiten zoudi doorbrengen en den volgenden dag in li nachthok blijven, maar we hadden geen i kening gehouden met de slimheid vj Bruin. Reeds na een maand begreep i looze knaap, dat hij buiten in het hol 'ka; had op erg veel lekkers, dat hem door hi publiek werd toegeworpen en vooral zonnige dagen, als er veel bezoek was. E dus weigerde hij eens op een avond «r voudig ln het nachthok te gaan, hoewel h avondeten daar verleidelijk voor hem opgestapeld. Hij voelde zeker al. dat li den volgenden dag weer mooi weer zou zij en dat dus weer groote hoeveelhedt klontjes, brood en knollen over de sio naar hem toe zouden vliegen. Hij blei dus den heelen nacht bulten. We liett hem eerst maar begaan, maar het ongein wilde, dat er hierna een lange mooi-wtei periode kwam en dat de beer hier ztki een fijnen neus voor had: tenminste bleef veertien dagen lang bulten en dwoi de berin tot huisarrest. II Ik weet natuurlijk wel, dat alle dieren tuinen een zeer eenvoudig middel bezit te om weerspannige dieren zonder hun pijn doen gehoorzaamheid te leeren. Dat is sterke koudwaterstraal. Maar ons dierenpark is boven op den bet gelegen, zoodat onze waterleiding slecht onder geringen druk staat. Toen ik den straal op hem richtte, vond Bruin blijkbaar een aardige attentie om hem tsi weinig te verfrisschen. Hij draaide ziel behaaglijk naar alle kanten om, zoodat zi: pels heelemaal goed nat werd en strekl zich dan, knorrend van pleizier, ln zonnetje uit om te drogen Van een vlucht in het nachthok was g« sprake! Naast ons medelijden met de opgesbtz berenvrouw kwam nog een andere zorg on verontrusten; zoolang Bruin in het hol w kon dit niet worden schoongemaakt, we melkten wel, dat de bezoekers dit alles behalve frisch vonden Bovendien stonden de Pinksterdagen voo de deur en we verwachten bij die gelegen heid veel bezoek. Het eene foefje na la andere werd geprobeerd; op een avond sta ik zelfs vuurwerk aan. maar Bruin zat vol verbazing naar te kijkfn, al brommen ter begeleiding van het gesis der vuurpijlet Daarna bestreek ik de wanden van nachthok met stroop en honing om d« beer zijn hok „smakelijk te maken", doel wat deed hij? Nauwelijks had ik de valdoi opgetrokken, of de slimmerik ging langui op zijn rug liggen, zóó, dat één poot nu buiten stak en krabde met de voorpoota netjes de stroop van de wanden af. To* alles op was, scharrelde hij weer overelc om de lekkere hapjes van het publiek ontvangst te nemen. Tenslotte moest ik helaas toegeven. Bruin slimmer was dan ik en ik berust! reeds in mijn lot, toen er onverwachts uit komst kwam Op Pinksterzondag werd opeens opgebeld en een mannenstem z „De beer zit in het hok". Ik meende dat het een ongepaste gM was, maar nee hoor: de zaak bleek li« eenvoudig te zijn. De man, die me had op gebeld, was een nieuwe bewaker. Bruin M hem nog nooit gezien Hij kwam met ltod en stok aangewandeld, net als een gewone bezoeker, zoodat de beer geen argwaï kreeg en zoodra Bruin op het heetst va den dag eventjes in het hok was gekropt: om af te koelen, slenterde hij quasi-ortvf; schillig weg en Het de deur vallen Zoo MO' den we den slintmen beer eindelijk 8(' vangen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 16