STADSNIEUWS MAANDAG 23 JANUARI 1939 No. 24180 HET VOORNAAMSTE NIEUWS VAN HEDEN De Bilt 79s(e Jaargang DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Eeuwfeest Leidsch Studentencorps Zilveren ambtsjubileum dr. K. H. Boersema TDCNEEin&; NIEUW/ Leidsche Schouwburg. Dit nummer bestaat uit VIER bladen EERSTE BLAD verwacht LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENTIES: 30 ets, per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn Voor alle andere advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertenties belangrijk lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden van 30. - Incasso volgens postrecht. Voor opzending van brieven 10 ets. porto te betalen, - Verplicht bewijsnummer 5 ets. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque*' en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lelden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn: per 3 maanden f. 2.33 per week f.0.18 Franco per post f. 2:35 per 3 maanden -f portokosten (voor binnenland f. 0.30 per 3 otntL} Burgerij zal huldeblijk aanbieden. OPROEP TOT FINANCIEELE MEDEWERKING. Een comité uit de burgerij, waarvan de burgemeester, mr. A. van de Bande Bak- huyzen het eerevoorzitterschap heeft aan vaard en waarvan het dagelijksch bestuur bestaat uit de heeren A. de Koster, voor zitter, J. W. Henny. secretaris en E. H. Moens, penningmeester, heeft de onder staande circulaire op ruime schaal in onze stad verspreid: .Zooals de dagbladen uitvoerig hebben bericht, maakt het Leidsche Studentencorps zich op om eind Februari as. zijn honderd jarig bestaan te vieren. Het ligt in de bedoeling om deze her denking niet te beperken tot den kring van de tegenwoordige en vroegere leden, doch om daarin ook de burgerij orszer stad te betrekken. Wie trouwens kennis neemt van de geschiedenis van het Corps, zal tot het inzicht komen, dat dit streven allerminst nieuw is, maar dat er in den loop van de bijna honderd jaren, welke verloopen zijn sedert het L.S.C. werd opgericht, zich vele gebeurtenissen hebben voorgedaan, waaruit met recht kan worden afgeleid, dat hechte vriendschapsbanden zijn ontstaan tusschen dat Corps en de burgerij. Wij herinneren er bijvoorbeeld slechts aan, dat er een tijd is geweest, dat de stadsoverheid besloot om de nu tradi tioneel geworden uitdeelir.g van haring en wittebrood aan de behoeftige ingezete nen op 3 October stop te zetten. De stu denten namen toen spontaan dat gebruik over ondanks tegenwerking van hoogerhand. Een studententijdschrift van 1843 maakte reeds melding van ,,de goede houding der Leidsche burgerij ten opzichte van de stu denten, in tegenstelling met het optreden der Utrechtsche bevolking, waar die ver houding veel te wenschen overlaat". Ogetwijfeld hebben ook de vroegere Mas kerades deze verhouding uitermate gunstig beïnvloed, waarvan ook de zoogenaamde .Contra-partijen", welke de burgerij na afloop van de Lustrumviering aan het Corps aanbood, getuigden. Herhaaldelijk zien wij, hoe het Corps en zijn sub-vereenigingen zichzelf wenschen te beschouwen als onderdeel van de burgerij, hetgeen tot uiting komt in belangrijke bij dragen aan liefdadige instellingen. Toen in 1866 een cholera-epidemie de stad teisterde gaven vele medische studen ten zich op voor hulpverleening in de zie kenhuizen, terwijl het Corps een aanzien lijke som schonk als bijdrage in de ver- plegingskosten. Ook de Societeitskas stelde meermalen groote bedragen beschikbaar voor liefdadige doeleinden; „Sempre Crescendo" gaf jaar lijks een Armenconcert; „Njord" organi seerde wedstrijden voor de jongens der voormalige Kweekschool voor Zeevaart, enz. In de moeilijke oorlogsjaren 19141918 toen het Corps zelf innerlijk vele en groote moeilijkheden te overwinnen had, schonk het nog duizend gulden aan de armen der gemeente en in de laatste jaren van het bestaan van het Leidsch Crisis-comité en het Fonds voor Bijzondere Nooden verleende het Corps opnieuw aanzienlijken finan- cieelen steun al bleef de buitenwereld daarvan onkundig. Als het meest recente voorbeeld van den goeden burgerzin van de leden van het Leidsche Studentencorps, vermelden wij hier tenslotte het zeer belangrijke geldelijk aandeel, dat het Corps in de tot-stand- koming van het carillon voor den nieuwen Stadhuistoren zal hebben. Uit dit alles moge blijken,, hoezeer in het Corps de behoefte heeft geleefd en nog steeds leeft om zich te toonen ware „cives Aeademiae Lugduno-Batavae". Het comité uit de burgerij hoopt en ver trouwt. dat vele Leidsche ingezetenen z,ch wederkeerig gedrongen zullen gevoelen om biting te geven aan hun erkentelijkheid voor het bestaan dezer vrienschappelijke betrekkingen. Het heeft als middel daartoe het voor nemen opgevat om het Corps by zijn aan staand Euwfeest een passend geschenk aan te bieden waarvan de vorm nader zal wor den vastgesteld. Laar het de wensch van het comité is, dat de Leidsche burgerij In zoo groot mo- geliiken getale deelneemt, Is elk bedrag, hoe klein ook, van harte welkomhet moet toch Jen geschenk worden van ,De Leidsche burgerij". Opdat vast komt te staan over welk be drag het comité de beschikking zal hebben, wordt het op prijs gesteld het aangehechte formulier per ommegaande in ieder geval binnen een week na ontvangst in te zen den. Natuurlijk kan ook volstaan worden een bedrag zonder meer aan den penning meester (Postrekening 2915 ten name der NA'Noordhollandsch Landbouwcrediet, bijkantoor Leiden, op per postwissel Kort Rapenburg 9, te doen toekomen. Inden u van vrienden of bekenden mocht vernemen, dat zij geen circulaire ontvangen hebben, zoo zal de secretaris van het comité (p./a. Leidsch Dagblad) gaarne namen en adressen van deze personen ontvangen opdat ook aan hen een circu- "'re kan worden toegezonden". HERDENKINGSDIENST IN DE WILLEM DE ZWIJGERKERK. Het heeft Dr. K. H. Boersema, voorganger van de Ver. van Vrijz. Hervormden te dezer stede en te Oegstgeest, die j.l. Woensdag zijn zilveren ambtsjubileum mocht herdenken, niet aan belangstelling ontbroken. Van vele zijden, waaronder ook van zijn vorige ge meente te Oosterhesselen, kwamen de bewij zen van medeleven en hoogachting in den vorm van schriftelijke en telegrafische ge- lukwenschen in den loop van deze week binnen. Ook sierde een groot aantal bloem stukken de kamers van de vriendelijke pastorie van den jubilaris. Dr. Boersema, die den wensch te kennen had gegeven, dat de dag van 18 Januari geheel onopgemerkt zou voorbijgaan, heeft gisterochtend in de Willem de Zwijgerkerk te Oegstgeest een herdenkingsrede uitge sproken. In het kerkgebouw, dat geheel met be langstellenden was gevuld, merkten wij o.m. op den heer Jacobs, secretaris van de Prov. Ver. Zuid-Holland van de Ver. van Vrijz. Hervormden, ds. J. Ph. Makkink, Luth. pred. te dezer stede, den legerpredikant ds. Nauta en voorts afgevaardigden van de Doopsgez. Gemeente, de Remonstrantsche Broeder schap, den Ned. Prot. Bond, de Federatie van. Vrijz. Godsdienstigen, den V.C.J.B. en V.C.J.G. en verder een deputatie van de Ver. van Vrijz. Hervormden te Voorschoten en Sassenheim. Na het uitspreken van den zegengroet en gebed las dr. Boersema een gedeelte uit Exodus 3 voor en werd gemeenschappelijk gezongen Lied 19 1 en 3 uit den Prot. bun del. Alvorens tot het uitspreken van zijn herdenkingsrede over te gaan, las. dr. B. een citaat uit „De stille Denker", waarna het zangkoor enkele liederen ten gehoore bracht. Komende tot zijn predikatie merkte spr. op. dat een herdenkingssamenkomst naast een verheugend feit ook een gevaar inhoudt. Het is daarom gevaarlijk, omdat het zou kunnen gebeuren, dat onze gedachten in- plaats van naar Boven te gaan. zich con- centreeren op den mensch. Boven den mensch toch staat God, die oneindig grooter is en het is Zijne Maje steit, die eeuwig duurt en waarnaar onze gedachten moeten uitgaan. God werkt door menschengedachten heen. en hoever die gedachten reiken, weet Hij alleen. Het doel ligt altijd verder, doch gaat spoedig uit het oog verloren. Wij zijn verheugd, omdat er iets is ge beurd in de 25 lange, en toch ook weer korte jaren die achter ons liggen. Het betreft den enkeling en de gemeen schap. Er is iets gebeurd, doch dit kon al leen, en zal in de toekomst dan slechts kun nen gebeuren, indien gemeente en dienaar beseffen, dat zij elkander noodig hebben. Wat zou een gemeente zijn zonder Dienaaar, en wat een Dienaar zonder gemeente, vraagt spreker. Wij moeten een Hooger licht zien stralen; zonder dat zien en ervaren wij, dat er over dit samenzijn geen verheuging kan zijn. Eigenaardig doet het tekstwoord aan, waar in God zegt: „Ik zal zijn die ik zijn zal," en waar Mozes wordt geroepen het volk uit Egypteland te leiden. God grijpt Mozes aan. Er is een stem tot hem gekomen in het brandende braambosch. God treedt hem daar tegemoet en legt hem een eeuwige taak op de schouders. Als komende uit het vuur verscheen God, en dit ziet op zijn bran denden ijver. Mozes voelt zich daar staan op een heilige plaats, aldus het tekstwoord, en dit is ook toepasselijk op dezen morgen. Vanwaar, zoo vraagt spr., komt de roep stem tot den Dienaar? Wat is het toch, dat men gegrepen en vastgehouden wordt. Wat is toch die wonderlijke stem die klinkt in het menschenhart, die men roeping noemt, en vanwaar komt die stem? Dit is het groote wonder, dat God ons persoonlijk roept. Hij roept en zegt ,,Ik zal Uw levenspad bepalen, de grond waarop gij staat is heilig land". Heilig is eveneens de grond die spr. 25 jaar lang heeft mogen betreden in de bediening van zijn ambt. Menigmaal is spr. getroffen door dingen, waaraan thans de herinneringen boven komen. Zoo denkt hij op dit moment aan een gezegde van een zijner professoren. „Gij moet niet alleen zijn herder en voorganger, doch ook dienaar!" Spr. herinnerde vervolgens aan zijn eer ste gemeente Oosterhesselen. het dorp dat hij daarna verwisselde voor de stad Leiden. Naast het véle niet goede in zijn loopbaan, door vergissingen of verkeerde woorden, heeft spr. toch steeds het gevoel gehad, dat hij door moest gaan op den weg hem door God geteekend. Wij willen met U trachten God te vinden, aldus besloot spr. het eerste deel zijner predikatie, waarna gezongen werd Lied 36 1, 3 en 4. De dienaar Gods is niets zonder de men- schen die zich de gemeente Gods mogen noemen. God zou God niet zijn als wij men- schen er niet waren, waarover Zijn liefde uitgestort kan worden. Al is het slechts een flauwe afschaduwing, hetzelfde bestaat ook eenigszins tusschen dienaar en gemeente. Er is een band gelegd, die maar één doel heeft en kent, n.l. gezamenlijk iets te zoe ken. K. V. LITTERIS SACRUM „Vorstelijke Emigranten", comedie in vier bedrijven van Jacques Deval. Het is al weer een jaar of vier geleden, dat Het Masker triomfen vierde met deze kostelijke comedie. En dan: Else Mauhs en Jan Musch in de hoofdrollen, is het wonder, dat „Vorstelijke Emigranten" een kasstuk is geworden? Maar is het niet evenzeer te begrijpen, dat wij met eenigen schroom dit tooneel- werk door Litteris op het repertoire zagen genomen? Het is een bijzonder zware op gave op zich zelf en dan nog met de her innering aan een zoo bij uitstek verzorgde opvoeringHet doet ons daarom ge noegen te mogen constateeren, dat Litteris het had wat goed te maken, zooals men zich wellicht zal herinneren! zich weer eens van zijn beste zijde heeft doen ken nen en een alleszins te waardeeren opvoe ring heeft gebracht, die wij in overeen stemming zouden willen noemen met het praedicaat „Koninklijke". Inderdaad, men kan slechts groote waardeering hebben voor. een vereeniging van liefhebbers op too- neelgebied, die een zoo moeilijke opgaaf op dusdanige wijze weten op te lossen. Er is, gelukkig, geen enkele poging ge daan om de opvoering van het Masker te imiteeren. men is deze comedie genaderd volgens eigen visie en dat lijkt ons mede een der redenen, dat het een „winner" is geworden. Frank cn vrij is men gaan staan tegenover dit prachtig oeuvre, dat feitelijk wel iets meer mag heeten dan een blijspel, hoezeer overigens de luchtige toon geregeld wordt gehandhaafd, zelfs daar. waar ernstiger klanken schuchter opdui ken onder die luchtigheid, waar iets zacht schrijnends dit levensspel begeleidt. Een groote verdienste van den regisseur, den heel- B. Hageman. is het geweest, om de geheele opvoerlpr; door het luchtige te doen domineeren, ook' in de passages met ernstiger ondergrond. Zoodoende is volle recht wedervaren aan Deval's meesterstuk. Nu en dan had het tempo nog iets sneller kunnen zijn Dat enkele coupures zijn aangebracht, is geen bezwaar geworden, daar dit is ge schied met deskundige hand. zoodat stuk en opvoering er geen hinder van onder vonden. Het stuk op zich zelf bevat een zeer ge slaagde climax. De inzet is ietwat gerekt Litteris had daarmede ook de grootste moeite, al sloeg het zich er kranig door om dan meer en meer de aandacht te boeien. Kostelijk ge-typeerd die strijd om het bestaan van deze vorstelijke emigran ten uit het Russische hofleven, hoewel be schikt wordt over een kapitaal van vier milliard, hun door den martelaar-tsaar toevertrouwd, die tenslotte worden geofferd op het altaar van het geliefde vaderland, zij het ook in handen gesteld van een „roo- den" volkscommissaris. Hoewel er eenige andere rollen een goede bezetting vereischen, valt of staat de opvoering toch met de vertolking van beide hoofdfiguren. Deze waren in handen van beproefde krachten en we aarzelen niet om voor deze uitbeelding onze warme hulde te brengen. De heer mr. J. Dros speelde den prins-generaal-adjudant van den tsaar met groote overtuiging en een bij zonder goed aanvoelingsvermogen. Nim mer, welke overgang ook werd geëiscjht, viel deze typeering uit den toon van stille voornaamheid, gemengd met zachte ironie. Misschien had het nog iets krachtiger ge kund, doch hier werd een uitbeelding ge steld, die er mag zijn! En hetzelfde geldt voor mevr. C. HagemanVerhagen ais grootvorstin. Ook hier een zeer geslaagde creatie vol fijnheid. Haar accent was ietwat te zwaar aangezet, doch zij wist dit op dezelfde hoogte te houden en zoodoende was het nooit hinderlijk. Met lichte gratie voerden zij het stuk ter overwinning in den geheel gevulden schouwburg, die ten zeer ste heeft genoten en het aan bijval niet heeft laten ontbreken. Doch naast de hoofdfiguren viel bij de opvoering die wat decors etc. betreft prima was verzorgd, een factor, waarin Litteris nog nimmer faalde nog veel te waardeeren. In de eerste plaats zouden wij willen noemen den bankier Arbéziat van den heer K. A. Enklaar. In hem heeft Litteris een figuur gevonden, waarvan het nog veel pleizier kan beleven. Hij wist deze ietwat louche figuur te doen lever- en flink op pooten te zetten. Hoewel geenszins onvoldoende, wist mej. Schaap zich als zijn echtgenoote toch niet tot die hoogte op te werken, waardoor niet die samen hang werd verkregen, die gewenscht is, doch, zooals gezegd, toch werd aan behoor lijke eischen voldaan, zoodat er geen vacuum ontstond. Daarentegen waren zoon en dochter beide goed begrepen door den heer W. Dikkers en mevr. T. Hogewind— v. Oortmerssen in hun blasé-type, terwijl de heer Hageman zelf den volkscommissa ris met overtuiging speelde, al had zijn houding wat martialer gekund. De vele bijrollen sloten zich zonder uit den toon te vallen aan, zonder bepaalde uitblinkers of .onvoldoenden". Er werd een eenheid be reikt, die slechts geprezen kan worden. Litteris onze gelukwenschen met deze opvoering! Er was hoog gemikt en de roos is bijna geraakt! KUNSTKRING „HET SCHOUWSPEL". Gezelschap Jan Musch, „Lodewijk de elfde", tooneelspel in vier bedrijven van Louis La tour. Dit tooneelspel behoort tot het genre van het ster-tooneel. Alles jconcentreert zich °P de hoofdfiguur; de diverse andere rollen hebben alle tot taak juist de hoofdrol te onderstrepen en gelegenheid te bieden tot krachtig spel. Jaren her heeft Louis Bouw meester er dan ook triumfen in gevierd. Thans is deze rol opgenomen door Jan Musch en ook hij weet aan dezen valschen en zondigen koning, die voor niets terug deinst om zijn tegenstanders te verslaan en uit den weg te ruimen, alle reliëf te geven. Welk een prachtig volgehouden typeering weet hij te geven aan deze geschiedems- figuur. Of alles wel precies geschiedkundig verantwoord is, doet niets ter zake, men beleeft en doorleeft in deze creatie de per soon van dezen onscrupuleuzen vorst, die voor niets terugdeinst trots een waanzin nige angst voor den dood. Alle pogingen, hem te bekeeren, lijden schipbreuk en wanneer de laatste lichtstraal in zijn don ker leven, een door hem gedacht huwelijk met de jeugdige hertogin van Bourgondië, al zou dit .moeten gaan langs den weg van vergiftiging van zijn echtgenoote, in het niet verzinkt, meent hij. dat God het zoo heeft beschikt; hij zal als zondaar moeten sterven. Hetgeen dan ook geschiedt, het woord berouw wil niet over zijn lippen komen, wanneer de dood hem eindelijk roept Hij sterft, gelijk hij geleefd heeft! Een sterke dialoog en bijzonder krachtige speel-scènes maken dit stuk tot een spel van groote allure en wanneer dan de hoofd rol zoo levendig en gaaf over het voetlicht wordt gebracht, is men verzekerd, het ge hoor te boeien. Prachtig volgehouden en rijk geschakeerd is de visie van -Jan Musch op deze „figuur des duivels", die hij uit beeldt ten voeten uit; nu en dan deed hij ons denken aan zijn creatie van Molière's Vrek, zij het in ver verwijderd verband. Dat is tooneel! Zooals gezegd, zijn de overige figuren slechts berekend op belichting van de hoofdrol, eischen zij dus niet zoozeer een aparte karakterteekening. Zij voldeden ech ter alle goed aan de bedoeling, al bracht Adolphe Hamburger voor de rol van biecht vader des konings, die wanhopig doch te vergeefs vecht voor de bekeering van zijn vorst, niet bepaald zijn stem mede. Hij speelde overigens goed. We zagen een goeden kanselier van Jaap v. d. Poll, een krachtige uitbeelding van de gezanten van Engeland en Bourgondië van Van Staalduynen, en Theo Vink, een lieftallige hertogin van Bourgondië van Marv MuschSmitihuysen, en last not least een goed getypeerde kamerheer-geneesheer- politieker van Frits Bouwmeester. Het was voor „Het Schouwspel" een goede avond en de geheel gevulde Schouwburg was zeer dankbaar voor het gebódens, het geen zich manifesteerde in herhaald ap plaus. Het is ons niet gegeven een land van melk en honing te zoeken, daarentegen kunnen wij iets zoeken, n.l. hetgeen Chris tus voor ons heeft weggelegd: „het Konink rijk Gods". Het is ons gegeven iets van dat Konink rijk te brengen in onze eigen gezinnen. In de verzekering, dat God met hem was, heetf spr. eht durven wagen die taak te verwezenlijken. Hij, de onveranderlijke, die steeds Zijn helpende hand uitstrekt, Hij, die woont op den berg Zijner Heiligheid, was met hem. Hij, die kracht bezit uit eigen wezen treedt ook op dit moment op ons toe. En wanneer Hij op ons toetreedt, wordt er iets in ons geboren, n.l. Christus, Die ons den weg wil wijzen naar Gods Vaderhart. Over „De stille Denker" zegt spr.: God denkt aan anderen en dus ook aan ons. God denkt aan ons met de groote liefde van zijn hart. Mozes zegt dit partieel, doch Christus universeel. Die universeele liefde strekt zich over ieder mensch uit. Denken wij dan ook steeds aan God, Die ons leiden zal in Zijn eeuwig welbehagen aldus besloot spr zijn rede welke met aandacht werd gevolgd. Na te zijn voorgegaan in dankgebed zong het zangkoor drie coupletten van Lied 293. waarna de gemeente staande zong Lied 230. Namens het bestuur der Ver. voor Vrijz. Hervormden sprak prof. v. d. Klaauw een enkel woord, waarin hij gewaagde van den bijzonderen dag voor den jubilaris. De liefde der gemeente deed den wensch opkomen, dezen dag tot een bijzondere te maken en dit stemt tot vreugde. Algemeen was dan ook de wensch een stoffelijk blijk van waardeering aan te bie den. Onder leiding van dr. Boersema is de gemeente Leiden en Oegstgeest tot bloei gekomen en is dit kerkgebouw verkregen. Spr. hoopt ten slotte dat deze dag van groo te beteekenis zal blijven, omdat er nieuwe banden zijn gelegd. En daarom ook is deze dag beteekenisvol voor de toekomst, echter niet zonder den zegen van Hem die alles bestuurt en leidt. Het zangkoor zong hierna de Zegenbede waarna de jubilaris met een enkel woord dankte voor het gesprokene. Na afloop van dezen plechtigen dienst is door zeer velen gebruik gemaakt van de gelegenheid den jubilaris persoonlijk te complimenteeren. In de middaguren heb ben velen hun opwachting gemaakt ten huize van dr. Boersema en daar hun geluk wenschen aangeboden. BINNENLAND. Drama's te Amsterdam en Losser (4e Blad), Wettelijke regeling van het lyceum-onder wijs gevraagd (Kerk en School, 3e Bi.), De railye Monte Carlo (Sport, 3e Blad), j AMSTERDAMSCHE BEURS. Kalme markt - Flauwe stemming - Belangrijke koersverliezen - Amerika in reactie - Beleggingsmarkt ongeani meerd. BUITENLAND. Hernieuwde opleving der Fransch-Italiaan- sche controverse. Bewoners van Savoye en Corsica zijn Italianen! (Buitenland, le Bladl. Ciano te Belgrado. Chvalskowsky te Berlijn (Buitenland, le Bladi. Rublec zet zijn besprekingen voort (Bui tenland, le Blad). Franco's troepen Barcelona tot 25 K.M. ge naderd (Buitenland, 2e Blad). De Japansche minister van oorlog Stagaki over den Chineeschen oorlog (3e Blad). De S.A. en het Duitsche leger (Buitenland, le Blad). Vliegtuig tusschen New-York en de Ber muda-eilanden op zee gedaaald. Van de 13 inzittenden 10 gered (Luchtvaart, 3e Blad). ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN EERSTE BLAD. Voor het geheele land: Krach tige tot matige Zuid-Westelijke tot Noord-Westelijke wind. Betrokken tot zwaar bewolkt met tijdelijke opklaringen. Regenbuien. Iets kouder. VEREENIGING VAN MATHESIANEN. Lezing over den Oceaantocht van de „Holland". Zaterdagavond j.l. organiseerde de V. V. M. een lezingavond, waarop gesproken werd door den bekenden Oceaanzeiler, den heer J. G. Kuyt uit Zaandijk, die met zijn zeil boot, de „Holland" een tocht heen en terug over den Oceaan heeft gemaakt. De voorzitter, de heer J. Freeke, richtte een woord van welkom tot de aanwezigen en gaf na een korte inleiding het woora aan den heer Kuyt. Deze heeft op ongekunstelde wijze ver teld van zijn avontuurlijke zeereis, ge maakt in een Noorsche jol. Met tal van aardige anecdotes en verhalen wist de heer Kuyt een sfeer te scheppen, welke deed denken aan de schippers uit de mid deleeuwen. De spreker verstond de kunst zijn gehoor te boeien; allen hebben mee geleefd in de talrijke avonturen welke tij dens de reis werden beleefd. Dit waren dikwijls zeer vermakelijke, waarom de toe hoorders hartelijk hebben gelachen, doch ook de moeilijkheden zijn den heer Kuyt en zijn metgezel niet gespaard gebleven. Verschillende lantaarnplaatjes brachten hetgeen de spreker vertelde, in beeld. Ten slotte liet de heer Kuyt een prachtige kleu renfilm zien van het jacht van den be kenden vliegtuigbouwer Anthony Fokker. Dit laatste viel bij de aanwezigen ook zeer in den smaak. Aan het slot heeft de voorzitter den heer Kuyt namens de aanwezigen hartelijk bedankt voor zijn interessante lezing.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 1