STADSNIEUWS
MAANDAG 23 JANUARI 1939
No. 24180
HET VOORNAAMSTE NIEUWS
VAN HEDEN
De Bilt
79s(e Jaargang
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Eeuwfeest
Leidsch Studentencorps
Zilveren ambtsjubileum
dr. K. H. Boersema
TDCNEEin&;
NIEUW/
Leidsche Schouwburg.
Dit nummer bestaat uit VIER bladen
EERSTE BLAD
verwacht
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADVERTENTIES:
30 ets, per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar
agentschappen van ons Blad gevestigd zijn Voor alle andere
advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertenties belangrijk
lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling
Woensdags en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden
van 30. - Incasso volgens postrecht. Voor opzending van brieven
10 ets. porto te betalen, - Verplicht bewijsnummer 5 ets.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque*' en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd zijn:
per 3 maanden f. 2.33
per week f.0.18
Franco per post f. 2:35 per 3 maanden -f portokosten
(voor binnenland f. 0.30 per 3 otntL}
Burgerij zal huldeblijk aanbieden.
OPROEP TOT FINANCIEELE
MEDEWERKING.
Een comité uit de burgerij, waarvan de
burgemeester, mr. A. van de Bande Bak-
huyzen het eerevoorzitterschap heeft aan
vaard en waarvan het dagelijksch bestuur
bestaat uit de heeren A. de Koster, voor
zitter, J. W. Henny. secretaris en E. H.
Moens, penningmeester, heeft de onder
staande circulaire op ruime schaal in onze
stad verspreid:
.Zooals de dagbladen uitvoerig hebben
bericht, maakt het Leidsche Studentencorps
zich op om eind Februari as. zijn honderd
jarig bestaan te vieren.
Het ligt in de bedoeling om deze her
denking niet te beperken tot den kring van
de tegenwoordige en vroegere leden, doch
om daarin ook de burgerij orszer stad te
betrekken. Wie trouwens kennis neemt van
de geschiedenis van het Corps, zal tot het
inzicht komen, dat dit streven allerminst
nieuw is, maar dat er in den loop van de
bijna honderd jaren, welke verloopen zijn
sedert het L.S.C. werd opgericht, zich vele
gebeurtenissen hebben voorgedaan, waaruit
met recht kan worden afgeleid, dat hechte
vriendschapsbanden zijn ontstaan tusschen
dat Corps en de burgerij.
Wij herinneren er bijvoorbeeld slechts
aan, dat er een tijd is geweest, dat de
stadsoverheid besloot om de nu tradi
tioneel geworden uitdeelir.g van haring
en wittebrood aan de behoeftige ingezete
nen op 3 October stop te zetten. De stu
denten namen toen spontaan dat gebruik
over ondanks tegenwerking van hoogerhand.
Een studententijdschrift van 1843 maakte
reeds melding van ,,de goede houding der
Leidsche burgerij ten opzichte van de stu
denten, in tegenstelling met het optreden
der Utrechtsche bevolking, waar die ver
houding veel te wenschen overlaat".
Ogetwijfeld hebben ook de vroegere Mas
kerades deze verhouding uitermate gunstig
beïnvloed, waarvan ook de zoogenaamde
.Contra-partijen", welke de burgerij na
afloop van de Lustrumviering aan het
Corps aanbood, getuigden.
Herhaaldelijk zien wij, hoe het Corps en
zijn sub-vereenigingen zichzelf wenschen te
beschouwen als onderdeel van de burgerij,
hetgeen tot uiting komt in belangrijke bij
dragen aan liefdadige instellingen.
Toen in 1866 een cholera-epidemie de
stad teisterde gaven vele medische studen
ten zich op voor hulpverleening in de zie
kenhuizen, terwijl het Corps een aanzien
lijke som schonk als bijdrage in de ver-
plegingskosten.
Ook de Societeitskas stelde meermalen
groote bedragen beschikbaar voor liefdadige
doeleinden; „Sempre Crescendo" gaf jaar
lijks een Armenconcert; „Njord" organi
seerde wedstrijden voor de jongens der
voormalige Kweekschool voor Zeevaart,
enz. In de moeilijke oorlogsjaren 19141918
toen het Corps zelf innerlijk vele en groote
moeilijkheden te overwinnen had, schonk
het nog duizend gulden aan de armen der
gemeente en in de laatste jaren van het
bestaan van het Leidsch Crisis-comité en
het Fonds voor Bijzondere Nooden verleende
het Corps opnieuw aanzienlijken finan-
cieelen steun al bleef de buitenwereld
daarvan onkundig.
Als het meest recente voorbeeld van den
goeden burgerzin van de leden van het
Leidsche Studentencorps, vermelden wij
hier tenslotte het zeer belangrijke geldelijk
aandeel, dat het Corps in de tot-stand-
koming van het carillon voor den nieuwen
Stadhuistoren zal hebben.
Uit dit alles moge blijken,, hoezeer in het
Corps de behoefte heeft geleefd en nog
steeds leeft om zich te toonen ware „cives
Aeademiae Lugduno-Batavae".
Het comité uit de burgerij hoopt en ver
trouwt. dat vele Leidsche ingezetenen z,ch
wederkeerig gedrongen zullen gevoelen om
biting te geven aan hun erkentelijkheid
voor het bestaan dezer vrienschappelijke
betrekkingen.
Het heeft als middel daartoe het voor
nemen opgevat om het Corps by zijn aan
staand Euwfeest een passend geschenk aan
te bieden waarvan de vorm nader zal wor
den vastgesteld.
Laar het de wensch van het comité is,
dat de Leidsche burgerij In zoo groot mo-
geliiken getale deelneemt, Is elk bedrag, hoe
klein ook, van harte welkomhet moet toch
Jen geschenk worden van ,De Leidsche
burgerij".
Opdat vast komt te staan over welk be
drag het comité de beschikking zal hebben,
wordt het op prijs gesteld het aangehechte
formulier per ommegaande in ieder geval
binnen een week na ontvangst in te zen
den. Natuurlijk kan ook volstaan worden
een bedrag zonder meer aan den penning
meester (Postrekening 2915 ten name der
NA'Noordhollandsch Landbouwcrediet,
bijkantoor Leiden, op per postwissel Kort
Rapenburg 9, te doen toekomen.
Inden u van vrienden of bekenden
mocht vernemen, dat zij geen circulaire
ontvangen hebben, zoo zal de secretaris van
het comité (p./a. Leidsch Dagblad) gaarne
namen en adressen van deze personen
ontvangen opdat ook aan hen een circu-
"'re kan worden toegezonden".
HERDENKINGSDIENST IN DE
WILLEM DE ZWIJGERKERK.
Het heeft Dr. K. H. Boersema, voorganger
van de Ver. van Vrijz. Hervormden te dezer
stede en te Oegstgeest, die j.l. Woensdag zijn
zilveren ambtsjubileum mocht herdenken,
niet aan belangstelling ontbroken. Van vele
zijden, waaronder ook van zijn vorige ge
meente te Oosterhesselen, kwamen de bewij
zen van medeleven en hoogachting in den
vorm van schriftelijke en telegrafische ge-
lukwenschen in den loop van deze week
binnen. Ook sierde een groot aantal bloem
stukken de kamers van de vriendelijke
pastorie van den jubilaris.
Dr. Boersema, die den wensch te kennen
had gegeven, dat de dag van 18 Januari
geheel onopgemerkt zou voorbijgaan, heeft
gisterochtend in de Willem de Zwijgerkerk
te Oegstgeest een herdenkingsrede uitge
sproken.
In het kerkgebouw, dat geheel met be
langstellenden was gevuld, merkten wij o.m.
op den heer Jacobs, secretaris van de Prov.
Ver. Zuid-Holland van de Ver. van Vrijz.
Hervormden, ds. J. Ph. Makkink, Luth. pred.
te dezer stede, den legerpredikant ds. Nauta
en voorts afgevaardigden van de Doopsgez.
Gemeente, de Remonstrantsche Broeder
schap, den Ned. Prot. Bond, de Federatie
van. Vrijz. Godsdienstigen, den V.C.J.B. en
V.C.J.G. en verder een deputatie van de
Ver. van Vrijz. Hervormden te Voorschoten
en Sassenheim.
Na het uitspreken van den zegengroet en
gebed las dr. Boersema een gedeelte uit
Exodus 3 voor en werd gemeenschappelijk
gezongen Lied 19 1 en 3 uit den Prot. bun
del. Alvorens tot het uitspreken van zijn
herdenkingsrede over te gaan, las. dr. B. een
citaat uit „De stille Denker", waarna het
zangkoor enkele liederen ten gehoore
bracht.
Komende tot zijn predikatie merkte spr.
op. dat een herdenkingssamenkomst naast
een verheugend feit ook een gevaar inhoudt.
Het is daarom gevaarlijk, omdat het zou
kunnen gebeuren, dat onze gedachten in-
plaats van naar Boven te gaan. zich con-
centreeren op den mensch.
Boven den mensch toch staat God, die
oneindig grooter is en het is Zijne Maje
steit, die eeuwig duurt en waarnaar onze
gedachten moeten uitgaan.
God werkt door menschengedachten heen.
en hoever die gedachten reiken, weet Hij
alleen. Het doel ligt altijd verder, doch gaat
spoedig uit het oog verloren.
Wij zijn verheugd, omdat er iets is ge
beurd in de 25 lange, en toch ook weer korte
jaren die achter ons liggen.
Het betreft den enkeling en de gemeen
schap. Er is iets gebeurd, doch dit kon al
leen, en zal in de toekomst dan slechts kun
nen gebeuren, indien gemeente en dienaar
beseffen, dat zij elkander noodig hebben.
Wat zou een gemeente zijn zonder Dienaaar,
en wat een Dienaar zonder gemeente, vraagt
spreker.
Wij moeten een Hooger licht zien stralen;
zonder dat zien en ervaren wij, dat er over
dit samenzijn geen verheuging kan zijn.
Eigenaardig doet het tekstwoord aan, waar
in God zegt: „Ik zal zijn die ik zijn zal,"
en waar Mozes wordt geroepen het volk uit
Egypteland te leiden. God grijpt Mozes aan.
Er is een stem tot hem gekomen in het
brandende braambosch. God treedt hem
daar tegemoet en legt hem een eeuwige taak
op de schouders. Als komende uit het vuur
verscheen God, en dit ziet op zijn bran
denden ijver. Mozes voelt zich daar staan op
een heilige plaats, aldus het tekstwoord, en
dit is ook toepasselijk op dezen morgen.
Vanwaar, zoo vraagt spr., komt de roep
stem tot den Dienaar? Wat is het toch, dat
men gegrepen en vastgehouden wordt. Wat
is toch die wonderlijke stem die klinkt in
het menschenhart, die men roeping noemt,
en vanwaar komt die stem?
Dit is het groote wonder, dat God ons
persoonlijk roept. Hij roept en zegt ,,Ik zal
Uw levenspad bepalen, de grond waarop gij
staat is heilig land". Heilig is eveneens de
grond die spr. 25 jaar lang heeft mogen
betreden in de bediening van zijn ambt.
Menigmaal is spr. getroffen door dingen,
waaraan thans de herinneringen boven
komen. Zoo denkt hij op dit moment aan
een gezegde van een zijner professoren. „Gij
moet niet alleen zijn herder en voorganger,
doch ook dienaar!"
Spr. herinnerde vervolgens aan zijn eer
ste gemeente Oosterhesselen. het dorp dat
hij daarna verwisselde voor de stad Leiden.
Naast het véle niet goede in zijn loopbaan,
door vergissingen of verkeerde woorden,
heeft spr. toch steeds het gevoel gehad, dat
hij door moest gaan op den weg hem door
God geteekend. Wij willen met U trachten
God te vinden, aldus besloot spr. het eerste
deel zijner predikatie, waarna gezongen
werd Lied 36 1, 3 en 4.
De dienaar Gods is niets zonder de men-
schen die zich de gemeente Gods mogen
noemen. God zou God niet zijn als wij men-
schen er niet waren, waarover Zijn liefde
uitgestort kan worden. Al is het slechts een
flauwe afschaduwing, hetzelfde bestaat ook
eenigszins tusschen dienaar en gemeente.
Er is een band gelegd, die maar één doel
heeft en kent, n.l. gezamenlijk iets te zoe
ken.
K. V. LITTERIS SACRUM
„Vorstelijke Emigranten",
comedie in vier bedrijven
van Jacques Deval.
Het is al weer een jaar of vier geleden,
dat Het Masker triomfen vierde met deze
kostelijke comedie. En dan: Else Mauhs
en Jan Musch in de hoofdrollen, is het
wonder, dat „Vorstelijke Emigranten" een
kasstuk is geworden?
Maar is het niet evenzeer te begrijpen,
dat wij met eenigen schroom dit tooneel-
werk door Litteris op het repertoire zagen
genomen? Het is een bijzonder zware op
gave op zich zelf en dan nog met de her
innering aan een zoo bij uitstek verzorgde
opvoeringHet doet ons daarom ge
noegen te mogen constateeren, dat Litteris
het had wat goed te maken, zooals men
zich wellicht zal herinneren! zich weer
eens van zijn beste zijde heeft doen ken
nen en een alleszins te waardeeren opvoe
ring heeft gebracht, die wij in overeen
stemming zouden willen noemen met het
praedicaat „Koninklijke". Inderdaad, men
kan slechts groote waardeering hebben voor.
een vereeniging van liefhebbers op too-
neelgebied, die een zoo moeilijke opgaaf op
dusdanige wijze weten op te lossen.
Er is, gelukkig, geen enkele poging ge
daan om de opvoering van het Masker te
imiteeren. men is deze comedie genaderd
volgens eigen visie en dat lijkt ons mede
een der redenen, dat het een „winner" is
geworden. Frank cn vrij is men gaan
staan tegenover dit prachtig oeuvre, dat
feitelijk wel iets meer mag heeten dan een
blijspel, hoezeer overigens de luchtige toon
geregeld wordt gehandhaafd, zelfs daar.
waar ernstiger klanken schuchter opdui
ken onder die luchtigheid, waar iets zacht
schrijnends dit levensspel begeleidt.
Een groote verdienste van den regisseur,
den heel- B. Hageman. is het geweest, om
de geheele opvoerlpr; door het luchtige te
doen domineeren, ook' in de passages met
ernstiger ondergrond. Zoodoende is volle
recht wedervaren aan Deval's meesterstuk.
Nu en dan had het tempo nog iets sneller
kunnen zijn
Dat enkele coupures zijn aangebracht, is
geen bezwaar geworden, daar dit is ge
schied met deskundige hand. zoodat stuk
en opvoering er geen hinder van onder
vonden.
Het stuk op zich zelf bevat een zeer ge
slaagde climax. De inzet is ietwat gerekt
Litteris had daarmede ook de grootste
moeite, al sloeg het zich er kranig door
om dan meer en meer de aandacht te
boeien. Kostelijk ge-typeerd die strijd om
het bestaan van deze vorstelijke emigran
ten uit het Russische hofleven, hoewel be
schikt wordt over een kapitaal van vier
milliard, hun door den martelaar-tsaar
toevertrouwd, die tenslotte worden geofferd
op het altaar van het geliefde vaderland,
zij het ook in handen gesteld van een „roo-
den" volkscommissaris.
Hoewel er eenige andere rollen een
goede bezetting vereischen, valt of staat de
opvoering toch met de vertolking van beide
hoofdfiguren. Deze waren in handen van
beproefde krachten en we aarzelen niet om
voor deze uitbeelding onze warme hulde
te brengen. De heer mr. J. Dros speelde
den prins-generaal-adjudant van den
tsaar met groote overtuiging en een bij
zonder goed aanvoelingsvermogen. Nim
mer, welke overgang ook werd geëiscjht,
viel deze typeering uit den toon van stille
voornaamheid, gemengd met zachte ironie.
Misschien had het nog iets krachtiger ge
kund, doch hier werd een uitbeelding ge
steld, die er mag zijn! En hetzelfde geldt
voor mevr. C. HagemanVerhagen ais
grootvorstin. Ook hier een zeer geslaagde
creatie vol fijnheid. Haar accent was ietwat
te zwaar aangezet, doch zij wist dit op
dezelfde hoogte te houden en zoodoende
was het nooit hinderlijk. Met lichte gratie
voerden zij het stuk ter overwinning in den
geheel gevulden schouwburg, die ten zeer
ste heeft genoten en het aan bijval niet
heeft laten ontbreken.
Doch naast de hoofdfiguren viel bij de
opvoering die wat decors etc. betreft
prima was verzorgd, een factor, waarin
Litteris nog nimmer faalde nog veel te
waardeeren. In de eerste plaats zouden wij
willen noemen den bankier Arbéziat van
den heer K. A. Enklaar. In hem heeft
Litteris een figuur gevonden, waarvan het
nog veel pleizier kan beleven. Hij wist deze
ietwat louche figuur te doen lever- en flink
op pooten te zetten. Hoewel geenszins
onvoldoende, wist mej. Schaap zich als
zijn echtgenoote toch niet tot die hoogte
op te werken, waardoor niet die samen
hang werd verkregen, die gewenscht is,
doch, zooals gezegd, toch werd aan behoor
lijke eischen voldaan, zoodat er geen
vacuum ontstond. Daarentegen waren zoon
en dochter beide goed begrepen door den
heer W. Dikkers en mevr. T. Hogewind—
v. Oortmerssen in hun blasé-type, terwijl
de heer Hageman zelf den volkscommissa
ris met overtuiging speelde, al had zijn
houding wat martialer gekund. De vele
bijrollen sloten zich zonder uit den toon te
vallen aan, zonder bepaalde uitblinkers of
.onvoldoenden". Er werd een eenheid be
reikt, die slechts geprezen kan worden.
Litteris onze gelukwenschen met deze
opvoering! Er was hoog gemikt en de roos
is bijna geraakt!
KUNSTKRING „HET SCHOUWSPEL".
Gezelschap Jan Musch,
„Lodewijk de elfde", tooneelspel
in vier bedrijven van Louis
La tour.
Dit tooneelspel behoort tot het genre van
het ster-tooneel. Alles jconcentreert zich °P
de hoofdfiguur; de diverse andere rollen
hebben alle tot taak juist de hoofdrol te
onderstrepen en gelegenheid te bieden tot
krachtig spel. Jaren her heeft Louis Bouw
meester er dan ook triumfen in gevierd.
Thans is deze rol opgenomen door Jan
Musch en ook hij weet aan dezen valschen
en zondigen koning, die voor niets terug
deinst om zijn tegenstanders te verslaan en
uit den weg te ruimen, alle reliëf te geven.
Welk een prachtig volgehouden typeering
weet hij te geven aan deze geschiedems-
figuur. Of alles wel precies geschiedkundig
verantwoord is, doet niets ter zake, men
beleeft en doorleeft in deze creatie de per
soon van dezen onscrupuleuzen vorst, die
voor niets terugdeinst trots een waanzin
nige angst voor den dood. Alle pogingen,
hem te bekeeren, lijden schipbreuk en
wanneer de laatste lichtstraal in zijn don
ker leven, een door hem gedacht huwelijk
met de jeugdige hertogin van Bourgondië,
al zou dit .moeten gaan langs den weg van
vergiftiging van zijn echtgenoote, in het
niet verzinkt, meent hij. dat God het zoo
heeft beschikt; hij zal als zondaar moeten
sterven. Hetgeen dan ook geschiedt, het
woord berouw wil niet over zijn lippen
komen, wanneer de dood hem eindelijk
roept Hij sterft, gelijk hij geleefd heeft!
Een sterke dialoog en bijzonder krachtige
speel-scènes maken dit stuk tot een spel
van groote allure en wanneer dan de hoofd
rol zoo levendig en gaaf over het voetlicht
wordt gebracht, is men verzekerd, het ge
hoor te boeien. Prachtig volgehouden en
rijk geschakeerd is de visie van -Jan Musch
op deze „figuur des duivels", die hij uit
beeldt ten voeten uit; nu en dan deed hij
ons denken aan zijn creatie van Molière's
Vrek, zij het in ver verwijderd verband. Dat
is tooneel!
Zooals gezegd, zijn de overige figuren
slechts berekend op belichting van de
hoofdrol, eischen zij dus niet zoozeer een
aparte karakterteekening. Zij voldeden ech
ter alle goed aan de bedoeling, al bracht
Adolphe Hamburger voor de rol van biecht
vader des konings, die wanhopig doch te
vergeefs vecht voor de bekeering van zijn
vorst, niet bepaald zijn stem mede. Hij
speelde overigens goed.
We zagen een goeden kanselier van Jaap
v. d. Poll, een krachtige uitbeelding van de
gezanten van Engeland en Bourgondië van
Van Staalduynen, en Theo Vink, een
lieftallige hertogin van Bourgondië van
Marv MuschSmitihuysen, en last not least
een goed getypeerde kamerheer-geneesheer-
politieker van Frits Bouwmeester.
Het was voor „Het Schouwspel" een goede
avond en de geheel gevulde Schouwburg
was zeer dankbaar voor het gebódens, het
geen zich manifesteerde in herhaald ap
plaus.
Het is ons niet gegeven een land van
melk en honing te zoeken, daarentegen
kunnen wij iets zoeken, n.l. hetgeen Chris
tus voor ons heeft weggelegd: „het Konink
rijk Gods".
Het is ons gegeven iets van dat Konink
rijk te brengen in onze eigen gezinnen.
In de verzekering, dat God met hem was,
heetf spr. eht durven wagen die taak te
verwezenlijken. Hij, de onveranderlijke, die
steeds Zijn helpende hand uitstrekt, Hij,
die woont op den berg Zijner Heiligheid,
was met hem. Hij, die kracht bezit uit
eigen wezen treedt ook op dit moment op
ons toe. En wanneer Hij op ons toetreedt,
wordt er iets in ons geboren, n.l. Christus,
Die ons den weg wil wijzen naar Gods
Vaderhart.
Over „De stille Denker" zegt spr.: God
denkt aan anderen en dus ook aan ons. God
denkt aan ons met de groote liefde van zijn
hart. Mozes zegt dit partieel, doch Christus
universeel. Die universeele liefde strekt zich
over ieder mensch uit. Denken wij dan
ook steeds aan God, Die ons leiden zal in
Zijn eeuwig welbehagen aldus besloot spr
zijn rede welke met aandacht werd gevolgd.
Na te zijn voorgegaan in dankgebed zong
het zangkoor drie coupletten van Lied 293.
waarna de gemeente staande zong Lied 230.
Namens het bestuur der Ver. voor Vrijz.
Hervormden sprak prof. v. d. Klaauw een
enkel woord, waarin hij gewaagde van den
bijzonderen dag voor den jubilaris. De liefde
der gemeente deed den wensch opkomen,
dezen dag tot een bijzondere te maken en
dit stemt tot vreugde.
Algemeen was dan ook de wensch een
stoffelijk blijk van waardeering aan te bie
den. Onder leiding van dr. Boersema is de
gemeente Leiden en Oegstgeest tot bloei
gekomen en is dit kerkgebouw verkregen.
Spr. hoopt ten slotte dat deze dag van groo
te beteekenis zal blijven, omdat er nieuwe
banden zijn gelegd. En daarom ook is deze
dag beteekenisvol voor de toekomst, echter
niet zonder den zegen van Hem die alles
bestuurt en leidt.
Het zangkoor zong hierna de Zegenbede
waarna de jubilaris met een enkel woord
dankte voor het gesprokene.
Na afloop van dezen plechtigen dienst is
door zeer velen gebruik gemaakt van de
gelegenheid den jubilaris persoonlijk te
complimenteeren. In de middaguren heb
ben velen hun opwachting gemaakt ten
huize van dr. Boersema en daar hun geluk
wenschen aangeboden.
BINNENLAND.
Drama's te Amsterdam en Losser (4e Blad),
Wettelijke regeling van het lyceum-onder
wijs gevraagd (Kerk en School, 3e Bi.),
De railye Monte Carlo (Sport, 3e Blad), j
AMSTERDAMSCHE BEURS.
Kalme markt - Flauwe stemming -
Belangrijke koersverliezen - Amerika
in reactie - Beleggingsmarkt ongeani
meerd.
BUITENLAND.
Hernieuwde opleving der Fransch-Italiaan-
sche controverse. Bewoners van Savoye
en Corsica zijn Italianen! (Buitenland,
le Bladl.
Ciano te Belgrado. Chvalskowsky te Berlijn
(Buitenland, le Bladi.
Rublec zet zijn besprekingen voort (Bui
tenland, le Blad).
Franco's troepen Barcelona tot 25 K.M. ge
naderd (Buitenland, 2e Blad).
De Japansche minister van oorlog Stagaki
over den Chineeschen oorlog (3e Blad).
De S.A. en het Duitsche leger (Buitenland,
le Blad).
Vliegtuig tusschen New-York en de Ber
muda-eilanden op zee gedaaald. Van de
13 inzittenden 10 gered (Luchtvaart,
3e Blad).
ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN
EERSTE BLAD.
Voor het geheele land: Krach
tige tot matige Zuid-Westelijke tot
Noord-Westelijke wind. Betrokken
tot zwaar bewolkt met tijdelijke
opklaringen. Regenbuien. Iets
kouder.
VEREENIGING VAN MATHESIANEN.
Lezing over den Oceaantocht van
de „Holland".
Zaterdagavond j.l. organiseerde de V. V.
M. een lezingavond, waarop gesproken werd
door den bekenden Oceaanzeiler, den heer
J. G. Kuyt uit Zaandijk, die met zijn zeil
boot, de „Holland" een tocht heen en terug
over den Oceaan heeft gemaakt.
De voorzitter, de heer J. Freeke, richtte
een woord van welkom tot de aanwezigen
en gaf na een korte inleiding het woora
aan den heer Kuyt.
Deze heeft op ongekunstelde wijze ver
teld van zijn avontuurlijke zeereis, ge
maakt in een Noorsche jol. Met tal van
aardige anecdotes en verhalen wist de
heer Kuyt een sfeer te scheppen, welke
deed denken aan de schippers uit de mid
deleeuwen. De spreker verstond de kunst
zijn gehoor te boeien; allen hebben mee
geleefd in de talrijke avonturen welke tij
dens de reis werden beleefd. Dit waren
dikwijls zeer vermakelijke, waarom de toe
hoorders hartelijk hebben gelachen, doch
ook de moeilijkheden zijn den heer Kuyt
en zijn metgezel niet gespaard gebleven.
Verschillende lantaarnplaatjes brachten
hetgeen de spreker vertelde, in beeld. Ten
slotte liet de heer Kuyt een prachtige kleu
renfilm zien van het jacht van den be
kenden vliegtuigbouwer Anthony Fokker.
Dit laatste viel bij de aanwezigen ook zeer
in den smaak.
Aan het slot heeft de voorzitter den
heer Kuyt namens de aanwezigen hartelijk
bedankt voor zijn interessante lezing.