De tewaterlating van de Koningin Emma - Autobus in een sloot gereden
79ste Jaargang LEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
Het Blauwe Teeken
TE BL0E3IENDAAL is het huwelijk voltrokken tusschen mej. H.
E. van Geyn en den heer dr. W. J. Oudegeest, eerelid van de roeivcr-
eeniging „Triton". Het bruidspaar verlaat door een eereboog van
riemen het raadhuis te Bloemendaal.
DOORDAT DE SPOORBRUG OVER DE PAPENPADSLOOT TE ZAAN
DAM OPENSTOND reed een rijtuig van een achteruitrijdenden perso
nentrein in de vaart en kwam op een juist passeerende schuit terecht. Per
soonlijke ongelukken kwamen niet voor. Tijdens hot bererincswerk.
BIJ ASSEN REED EEN AUTOBUS MET TWINTIG SCHO
LIEREN IN EEN SLOOT, na een botsing met een personen
auto. Vijf der inzittenden van den bus werden min of meer ernstip
gewond.
RICHARD TAUBER wordt bij zijn vertrek van Waterloo-
station te Londen naar S OjUthampton, vanwaar hij naar Ame
rika zal gaan, door zijn vrouw bij den neus genomen.
HET ZOONTJE VAN GRAAF REVENTLOW
dat na de scheiding tusschen den graaf
en zijn echtgenoote 3 maanden bij zijn vader
mag zijn, in St. Moritz.
DE BUSSUMSCHE WANDELSPORTVEREENIGING „DE KIE
VIET" organiseerde Zondag een grooten wandelmarsoh dor 't
Gooi, ten bate van de Joodsche vluchtelingetjes. De tippelaars
(sters) onderweg.
DE VOETBALWEDSTRIJD A. D. O.—HERMES D. V. S. TE
DEN HAAG. KEEPER KOEK VAN A. D. O.
ZUIVERT ZIJN DOEL.
H.M. DE KONINGIN VERRICHT DEN STAPELLOOP VAN DE
„KONINGIN EMMA" welk schip op de werf van „De Schelde"
te Vlissingen voor de Mij. „Zeeland" is gebouwd. Het duurde echten
eenigen tijd eer het schip in bet water was gegleden.
De roman van een uitgestootene
door
HUGO BETTAUER.
40)
Vandaag ben ik nog rijk en vrij, van
daag kan ik zelfs nog in een of ander
Weensch café aan de Gulasohavenue van
de beschaving afscheid nemen. En dan
ach, dan ben ik nog slechts een „sterke
hand" niets meer en niets minder. Dan zal
ik hoornen omhakken en dollars bijeen
schrapen, cornedbeef en boonen eten en
me 's Zondags door de heete zon van Ala
bama laten roosteren, tot mijn tijd om is
en ik onder de episode Amerika een dikke
streep zal kunnen zetten!
Twee dagen en twee nachten achtereen
rolde de iange trein met de houthakkers
door Pennsylvanlë over het imposante en
schier eindelooze Alleghany-Massls naar
het Zuiden. Met regenachtig weer waren zij
vertrokken, een geheelen dag werden zij
begeleid door sneeuwbuien en koude wind
vlagen, daarna steeg de temperatuur tot
een voorjaarswarmte en toen de duizend
mannen uit het wlntersche New-York in
het stadje Anniston uit den trein stapten,
stonden zij midden in de zwoele, vochtige
atmosfeer van Alabama. Aan het station
parkeerden eenige groote vrachtwagens,
waarop de aangeworvenen hun bagage
konden laden en van tijd tot tijd, wanneer
een hunner last van blaren kreeg, ook zelf
konden plaats nemen. Er werd flink gege
ten en nadat bovendien proviand was uit
gedeeld, ging het voorwaarts, aanvankelijk
op een goeden landweg, doch later langs
uitgetreden paden dwars door katoen
plantages, over blauwgroene weiden, waar
op tienduizenden paarden graasden en
tenslotte door een uitgestrekt moeras naar
het geweldige eikenbosch, dat moest wor
den uitgeroeid.
In de verte hoorde men reeds het sterven
van het woud, het steunen van de oude
woudreuzen, die zich hardnekkig tegen een
geweldzamen dood verzetten, het kraken
van takken, het krassen van zagen en de
doffe slagen van de bijl. Zij kwamen voor
bij barakken, waarin zich juist eenige
groepen houthakkers ter ruste begaven,
luide kreten weerklonken, schertsende
woorden en hoonende opmerkingen vlogen
over en weer, tot de leider, die aan het
hoofd van de colonne liep, halt comman
deerde. Zij hadden hun legerplaats, van
waar zij voortaan eiken ochtend vroeg aan
het werk zouden gaan, bereikt. Snel werd
de colonne nu in groepen van vijftig man
ingedeeld, elke groep kreeg een barak, be
staande uit een slaapzaal en een wasch-
ruimte, toegewezen, groote ketels met soep
en vleesch stonden gereed, elkeen kon zoo
veel eten als hij wilde en daarna begaven
zij zich te bed.
Carlo had zich onderweg gedurende de
treinreis bijna uitsluitend bij Duitsche
mannen aangesloten. Onder hen meende
hij er zeker van te kunnen zijn niet als een
neger te zullen worden behandeld en zij
waren hem ook sympathieker dan de Sla
ven, die hij niet verstond en de Ieren, die
altijd ruzie zochten en zich als echte
vechtersbazen en dronkaards ontpopten.
Geboren Amerikanen waren er slechts wei
nig onder de houthakkers, want in den
loop van een eeuw was de toestand in de
Vereenigde Staten aldus geworden, dat de
Yankee zelf het zware werk zooveel mo
gelijk uit den weg ging en dit door emi
granten liet opknappen.
De groep waartoe ook Carlo behoorde,
werd ondergebracht in barak Nr. 43 en de
vijftig man werden nu kortweg drie-en-
veertigers genoemd. Hun leider, de „boss",
was een flegmatische Duitsch-Amerikaan,
die het Engelsch nooit geleerd en het
Duitsch reeds lang vergeten had, zoodat
hij een wonderlijk taaltje sprak. Elke
twintig groepen stonden weer onder leiding
van een zoogenaamden superintendent,
dien me niet anders kende dan als de
„Super". Dc opperste leiding over het ge-
heele werk bevond zich te Anniston, van
waar de Supers, de managers en de gene-
ralmanagers zich eiken ochtend per auto
naar het kamp begaven.
's Morgens om zes uur begon het werk.
Van twee verschillende kanten werd door
twee mannen op dezelfde hoogte met
ferme slagen van de lange Amerikaansche
bijl op het hout ingehouwen, totdat nog
slechts een duimbreede houtlaag de beide
naar elkaar toewerkende bijlen scheidde.
Dan werd er snel een touw op aanzienlijke
hoogte over den boom geworpen, waarna
deze omver werd getrokken. Onmiddellijk
bewerkten daarop de houthakkers op de
zelfde wijze een anderen boom, terwijl een
andere man tot taak had den gevelden
stam van zijn takken te ontdoen. Wanneer
er aldus voldoende boomen waren geveld
werden deze op een langen wagen met twee
wielen geladen, welke dan door paarden
naar de Coosa River, een zijrivier van de
Alabama, werden vervoerd. Daar bond men
de stammen bijeen tot groote vlotten,
welke dagenlang stroomafwaarts dreven
tot de Alabama de bocht van New Orleans
bereikte, waar de boomen In groote hout
schepen werden verladen voor de verdere
expeditie naar Engeland.
Op de beide eerste avonden waren bijna
alle nieuw aangekomenen door het onge
wone en zware werk zoo uitgeput, dat zij
zich zonder te eten op hun brits lieten val
len om twaalf uren achtereen te slapen.
Wanneer men zich twee dagen met het
vellen van boomen had bezig gehouden,
werd er een dag lang niets anders gedaan
dan takken afhakken en stammen verla
den, wat beduidend minder inspanning
eischte. Zoo kwam het, dat op den derden
avond de drie-en-veertigers na het eten
niet direct gingen slapen, maar eerst in
den zoelen avond nog wat voor de barak
zaten om daarna, toen de muskieten het
hun al te lastig begonnen te maken, bin
nen in de slaapzaal bij het schijnsel van
een, aan het plafond hangende petroleum
lamp nog wat na te praten, en hun erva
ringen uit te wisselen. Bijna allen hadden
zij groote blaren in hun handen, hun
botten deden hun pijn. er werd van alle
zijden op het zware werk gescholden, maar
tenslotte, bleken zij toch zeer wel tevreden
met hun lot. Want en dat was voor hen
allen de hoofdzaak de kost was goed,
meer dan voldoende zelfs, niemand had er
iets op aan te merken en de drie dollars
waren een behoorlijke vergoeding voor den
tienurlgen arbeidsdag. Minder prettig vond
men het slechts, dat de can tinehouders
bij elke twintig barakken behoorde een
cantine de geheele week door niets
anders dan fruit, kauwgummi, sodawater,
limonade en rookartiklen verkochten,
maar geen alcohol. Eerst 's Zaterdagmid-
dags mochten ook hier in flesschen. whis
key, kummel en andere alcoholhoudende
dranken worden verkocht, zoowel 's Zon
dagmorgens tot twaalf uur, maar dan was
het afgeloopen.
Carlo begreep al spoedig de bedoeling
van dit systeem. De cantinehouders moes
ten alle artikelen, welke zij verkochten van
het hoofdkantoor der maatschappij in
Anniston betrekken. Door de week werd
dus den mannen het zoo zwaar verdiende
geld weer in den vorm van vorengenoemde
verfrisschingen afgenomen en 's Zater
dagavonds en 's Zondagochtends, als de
alcohol geen nadeeligen invloed kon uit
oefenen op de arbeidsprestaties, bovendien
in den vorm van whiskey en bier. Carlo
becijferde, dat de maatschappij aan alles,
wat door de cantinehouders werd ver
kocht, gemiddeld vijftig procent verdiende.
Daar nu ongeveer de helft van de hier te
werk gestelde menschen wekelijks zijn
geheele arbeidsloon in de cantine uitgaf,
maakte de maatschappij een winst, waar
om de directie van menig warenhuis in
New York haar zou benijden,
i(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).