Afscheidsreceptie burgemeester van Zoete rmeer - Ir. Damme uit Indië terug LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 79ste Jaargang FEUILLETON Het Blauwe Teeken MET HET K.L.M.-VL1EGTU1G „WIELEWAAL" arriveerde uit Indië op Schiphol dr. ir. M. H. Damme, dir. gen. der P.T.T., en zijn echtgenoote. Een kleindochtertje verwelkomde haar grootouders op het vliegveld en bood bloemen aan. VOORBEREIDING voor de Nieuwjaars- DE KURKPLATENFABRIEK TE DRIEBERGEN WERD EEN PROOI DER VLAMMEN, feesten te Tokioen°nnetted™D ONZE FOTO WERD GEMAAKT TIJDENS HET BLUSSCHINGSWERK. DE GEKOOIDE KAT. DE KAT VAN MR. MILLER IN LONDEN IS GOEDE MAATJES MET LORRE. GISTERMIDDAG heeft de burgemeester van Zoetermeer, de heer L. R. Middelberg, die is benoemd tot burgemeester van Ede, in een receptie afscheid genomen van zijn ge meente. Tijdens de receptie. 3de van links de burgem. links naast hem zijn echtgenoote- EEN NEST JONGE BOUVIERS. BIJ DEN HEER T. TROMP TE BERGEN (N.-H.) BRACHT EEN BOUVIER 12 JONGEN WERELD. HELAAS BLEVEN ER DRIE NIET IN LEVEN. EEN AARDIG SNAPSHOT VAN HET 6 WEKEN OUDE NEGENTAL. TER IN NORTH ViOOLWICH (ENGELAND) viel een 36 ton wegende ketel van den wagen, waarop hi] vervoerd werd en kwam terecht tegen de gevels van eenige winkelhuizen, waaraan groote schade werd aangericht. Het verwijderen van het gevaarte. De roman van een ultgestootene door HUGO BETTAUER. 13) Alles goed en wel, maar als mijn voogd er nu op aandringt, dat ik mijn doctoraal doe en als dat nu eenmaal de wensch van mijn overleden vader is geweest.ant woordde Carlo, die zich innerlijk maar al te &raag bij de meening van zijn vriend aan sloot en liever vandaag dan morgen zijn studie die hem zwaar viel en hem geen en kele vreugde bereidde, zou hebben opge geven. Ach wat. die meneer Professor Wen drich! verzette zich Clemens, met een min achtend gebaar. De wensch van je vader te respecteeren, nu ja, dat is ten slotte een gewetenskwestie. Ik kan me voorstellen, dat je je daardoor gebonden voelt, maar kon je vader zaliger weten, dat die juristerij zoo moeilijk in je hoofd wil? Den lichtzinnigen Ströbl was het nu een maal reeds sinds lang een doom in het °og, dat de hem zeer toegewijde vriend en boemelkompaan zooveel kostelijke uren voor zijn studie noodig had. want Carlo's toekomst kostte hem tenslotte al even Wei ll" hoofdbrekens als zijn eigen vooruit zichten, welke trouwens, aangezien hij de tenige zoon was van een rijken fabrikant, heel wat rooskleuriger waren dan die van fljn vriend. Weet je hoe ik mij het verloop van den middag had voorgesteld? vroeg hij. Na het eten laten we ons naar jouw kast rijden, daar rusten we dan een beetje uit en tegen half vijf gaan we naar het Prater, in de Kriau. Ik heb die twee dametjes van Ronacher gevraagd daar te komen, je weet wel, waar ik je laatst van verteld heb. Carlo zweeg aanvankelijk ietwat verlegen. Daarna zei hüJe moet me excuseeren, Clemens; vanmiddag ben ik bezet. Ik heb een afspraak. Met wie? Dat kan je toch wel raden. Ströbl stak een sigaret op en blies, eenigszins ontstemd een groote rookwolk uit. Dat zaakje begint langzamerhand vervelend te worden, beste jongen. Dat duurt nu al sinds Februari niet? Ik zou maar liever direct trouwen, als ik jou was! Als ik haar nu eenmaal graag mag. zei Carlo ernstig. Mijn hemel, kerel, tenslotte mag je immers iedereen graag, die lief en aardig is. Op jouw leeftijd moet je je niet zoo binden Als ik maar eens wist, wie die demonische vrouw eigenlijk is, die jou zoo in haar netten heeft weten te verstrik ken. In Carlo's donkere oogen glom even een toornige vonk en op scherpen toon zei hij Ik heb je al meer gezegd, Clemens, dat je dat van mij niet te weten komt. Waarom dring je daar dan telkens weer op aan? Ik dacht, dat ik wel in zooverre je vertrouwen verdiend had om het groote geheim van je leven eindelijk eens te mo gen vernemen, gaf Ströbl geprikkeld ten antwoord. Of moet ik je misschien aan iets herinneren? Wie heeft zich over je ontfermd van den eersten dag af, dat je op de club kwam? Wie heeft je eerste schreden in de groote stad geleid? Als ik er aan denk, hoe je er uitzag en hoe ver legen je was als de groene jongeling uit Grazdan geloof ik, dat er elke reden is om me aan die boersche stijfhoofdigheid van je te ergeren! Het speet Carlo Zeiler zijn vriend ge krenkt te zien. Met een hartelijk gebaar legde hij zijn hand op Ströbl's arm, terwijl hij antwoordde: Ik weet het, Clemens, ik weet het, maar wat niet kan. dat kan nu eenmaal niet. Ik heb op mijn eerewoord discretie beloofd en je kunt me dus mijn stilzwijgen in deze niet kwalijk nemen. Goed, we praten er niet meer over; er zal misschien nog wel eens een oogenbllk komen, waarop je mij uit jezelf in vertrou wen neemt, want zulke langdurige geschie denissen plegen gewoonlijk een ontijdig einde te nemen Prosit! De champagnekelken stootten tegen elkaar en het kleine incident, dat de goede stemming een oogenblik dreigde te versto ren, was spoedig vergeten. Een half uur later verlieten zij het restaurant en drukten zij elkaar stevig de hand. waarna Zeiler in een taxi stapte om zich naar huis te laten rijden. Hij bezat in de Reisnerstraat een uit drie kamers bestaande woning, welke met de meubels van zijn overleden vader bijzonder gezellig en comfortabel was ingericht. Een oude bediende, die als al zijn Weensche collega's naar den naam Franz luisterde, zorgde voor de huishouding. De maaltijden, welke Carlo thuis gebruikte, liet hij uit een in de nabijheid gelegen restaurant komen. Bij ziin thuiskomst wenschte Franz zijn Jongen mieester van harte geluk met den gunstigen uitslag van diens examen, waar na hij hem bij zijn toilet behulpzaam was. Het was Ströbl geweest, die den bejaar den, kaalhoofdigen Franz destijds warm bij Carletto had aanbevolen, zulks ter completeering van het geheel, want ten slotte was Carletto's installatie in deze vrijgezellen woning, welke een uitgang had op het groote park van een aristocratisch plein, Ströbl's werk. Hij had het behang uitgezocht en de meubels gegroepeerd: eerst op zijn herhaald aandringen had Carlo zich ongeveer een jaar geleden laten overhalen het pensionleven er aan te geven en een eigen home te vestigen. Ja Ströbl! Die had hem pas geleerd het leven te genieten, dacht Carletto, terwijl hij zich behaaglijk op den divan in zijn studeer vertrek uitstrekte en een sigaret opstak. Carlo zat in de zesde klas van het gym nasium. toen professor Rudolf Zeiler na een kort ziekbed tengevolge van een ernstige maagaandoening overleed en zijn eenig kind geheel alleen achterliet. Zijn vroege- ren collega van de universiteit, den hoog leeraar in de Zoölogie, professor Wendrich, die tevens zijn intiemste vriend was en sinds zijn pensionneering in Graz woonde, had Rudolf Zeiler tot voogd over den jon gen Carletto benoemd. Wendrich, een bejaarde vrijgezel, was onmiddellijk na het overlijden van zijn vriend naar Weenen verhuisd, waar hij was gebleven tot Carlo de zesde klasse geheel had doorloopen om daarna met den jongen naar Graz terug te keeren. De beide laatste klassen van het. gymnasium leverden voor Carlo geen moeilijkheden op, zoodat hij na twee jaar eindexamen deed. Het was Wendrich's plan. dat hij eveneens de uni versiteit in Graz zou bezoeken, maar daar tegen had de jonge Zeiler zich toch hevig verzet. In de provinciestad voelde hij zich niet thuis en ook het leven aan de zijde van den weliswaar goedigen en verstandi- gen, maar lichtelijk nukkigen en zwijg- zamen grijsaard viel hem op den duur te zwaar. Carlo had nu eenmaal geen eenvou dig karakter; hoewel over het algemeen toegeeflijk en gemakkelijk te leiden, toon de hij zich koppig en energiek, wanneer hij zich eenmaal iets in het hoofd had gezet. Professor Wendrich, die deze eigenschap pen van zijn pupil reeds kende en zelf, mede door zijn hoogen leeftijd, de kracht miste er zich tegen te verzetten, gaf daar om spoedig toe en liet Carletto naar Wee nen gaan. Aanvankelijk had de jonge Zeiler zijn intrek genomen in een eenvoudig pension, waar hij teruggetrokken en vrij eenzaam het eerste semester had doorgebracht. Als enthousiast bewonderaar van alle takken van sport had hij zich op zekeren dag als lid van de Residenz-schermdub laten in schrijven en met zijn intrede in deze club veranderde ook zijn particuliere leven als bij tooverslag. De jonge lieden, waarmee hij in kennis kwam, namen hem al spoedig op sleeptouw en maakten uit den ietwat verlegen provinciaal een vlotten man van de wereld. Vooral Clemens von Ströbl, die onder de vereenigingsleden een zeer be langrijke plaats innam, voelde zich in het bijzonder tot hem aangetrokken. Hij intro duceerde Carletto in societykringen. maar bracht hem ook in vroolijk gezelschap en al spoedig was er in Weenen geen gelegen heid voor amusement meer, waar men het tweetal niet kende. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5