Wettelijke regeling van de
Kinder-bijslag
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Woensdag 14 December 1938
Voor het geheele bedrijfsleven
Ziektewet als voorbeeld
Zoo juist verschenen QUO VADIS? II
DAGBLADRECLAME
UIT DE RAADZAAL
3—3
Omslag over alle werkgevers.
Ingediend is het wetsontwerp tot wet
telijke regelen inzake kinderbijslagver-
ttkerlng.
In dit wetsontwerp wordt voorge
steld, den kinderbijslag te stellen op:
10 ct. voor arbeiders met een loon
per maand van f. 100 of minder, per
week f. 24 of minder, per dag f. 4 of
minder.
15 ct. voor arbeiders met een loon
resp. over genoemde tijdvakken van
f. 100f. 150; f.24—f.36 en f.4—f.6.
20 ct. voor arbeiders met een loon
reep. over deze tijdvakken van f. 150—
f.200; f.36—f.48 en f. 6—f. 8.
25 ct. voor arbeiders, die verdienen,
per maand meer dan f. 200, per week
meer dan f. 48 en per dag meer dan t. 8.
De kinderbijslag wordt uitgekeerd
over lederen dag, waarop de arbeider
heeft gewerkt. Dagen, waarop niet ge
arbeid is, maar waarover de arbeider
van zijn werkgever loon heeft ontvan
gen, worden mede ais arbeidsdagen
beschouwd. Over zeven achtereenvol
gende dagen wordt den arbeider echter
nooit meer uitgekeerd dan zesmaal het
hem per arbeidsdag aan kinderbijslag
toekomende bedrag.
De uitbetaling van den kinderbijslag
geschiedt ten minste eenmaal in de
drie maanden.
Het stelsel van kinderbijslagen vindt
reeds, aldus de Memorie van Toelichting,
toor een niet onbelangrijk aantal werkne-
-ers toepassing. De concurrentie tusschen
verschillende ondernemingen blijft ech
ter vele werkgevers, die overigens voor-
jstanders van kinderbijslagen zijn, er van
weerhouden, deze In te voeren, zoolang
daartoe niet algemeen wordt overgegaan.
Een eerste ontwerp van een wettelijke
regeling is in 1922 ten departemente sa
mengesteld. Met het in 1934 bij den Hoogen
Raad van Arbeid aanhangig gemaakte
voorontwerp van wet inzage verplichten
bedrijfskindertoeslag werd beoogd een voor-
riening van meer beperkte strekking.
Bij de behandeling in den Hoogen Raad
van Arbeid bleek de groote meerderheid
van den Raad op het standpunt te staan,
dat boven den in het voorontwerp gekozen
vorm van verpllchtverklaring van vrijwil
lig getroffen bedrijfsregelingen, de formeele
verbindendverklaring de voorkeur verdien
de. De weg van verbindendverklaring eener
ïniderbijslagregeling kan slechts voor een
beperkt aantal bedrijven worden doorge
voerd. Voor de meeste bedrijven zal. althans
binnen afzlenbaren tijd, op deze wijze geen
voorziening kunnen worden getroffen.
De minister van Sociale Zaken meent
daarom, dat het algemeen belang de
doorvoering van het beginsel van den
kinderbijslag over de geheele linie van
het bedrijfsleven vordert, weshalve hij
de voorbereiding van een algemeene
wettelijke regeling opnieuw ter hand
heeft genomen.
De thans tot stand te brengen voorzie
ning heeft uitsluitend betrekking op loon-
trekkenden. Redenen van practischen aard
verbieden, naar het oordeel van den mi
ester. bij deze gelegenheid tevens een voor-
tiening voor zelfstandigen in overweging te
temen.
Bij de vaststelling van den inhoud der
geling is uitgegaan van de omstandig
heid. dat de feitelijke loonbepaling ten on-
Jent voor het grootste deel der loontrek-
«nden geen rekening houdt met verschil
len in den omvang van het gezin.
Het thans Ingediende wetsontwerp be-
°°gt een grondslag te leggen voor een meer
jeohtvaardige verdeeling van het totale
bedrag, dat wordt verloond, door met name
'■erpllchtend te stellen, dat bij de loonbe-
MUng van hen, wier gezin den feitelljk-ge-
wddelden omvang overtreft, met de daar
mee samenhangende grootere lasten wordt
tekening gehouden.
Het zou intussohen, zooals voor de hand
JSt, tot ongewensohte gevolgen leiden, in-
sien de indivldueele werkgever werd be-
«t met het geven van bijslagen. Te ver-
Jachten valt dan immers, dat soms arbei
ders met groote gezinnen moeilijker werk
jouden vinden of eerder voor ontslag in
aanmerking zouden komen. Degenen, in
Jter belang de maatregel bedoeld was. zou
ten juist daardoor gedupeerd worden.
Zulks kan worden ontgaan door een
tegeling, waarbij de kosten van alie in
een bepaalden tijdsduur verschuldigde
kinderbijslagen worden omgeslagen over
alle werkgevers naar evenredigheid van
het door hen aan hun arbeiders uitbe
taalde loon, zoodat het voor den indi-
Jidueelen werkgever van geen belang
15 cf en hoeveel arbeiders, die aanspraak
°P kinderbijslag kunnen maken, in zijn
htenst werkzaam zijn.
Gereefd ls naar een eenvoudigen opzet
h ce regeling. In het belang van de ge-
tln "filtratie der sociale verzeke-
.Tpwetten, is op tal van punten nauwe
"sluiting gezocht aan de bepalingen van
J.Jjdktewet zooals hieronder nader zal
te' ontwerp kent reoht op kinderbijslag
toe aan arbeiders, die in dienst zijn van
een onderneming of in daarmee gelljkge-
stelden loondienst. Het ontwerp voorziet
niet in de uitkeering van kinderbijslag tij
dens verhindering om te werken, b.v. we
gens ziekte of ongeval of tijdens werkloos
heid van den arbeider. Het ligt in de be
doeling, daarvoor een aanvullende regeling
te treffen in de betreffende sociale verze
keringswetten.
De kring van verzekerde personen komt
in het algemeen overeen met die van de
Ziektewet.
De Ziektewet bepaalt, dat de arbeider,
wiens overeengekomen vast loon in geld,
verdiend in loondienst van één of meer
ondernemingen, meer bedraagt dan 3000
gulden per Jaar, niet onder die wet valt. De
Ongevallenwet daarentegen stelt geen loon
grens, doch beperkt de uitkeering tot een
zeker maximum. Het wil den minister
voorkomen, dat ook voor de Kinderbijslag
verzekering geen loongrens behoort te wor
den gesteld.
De bestaande kinderbijslagregelingen in
ons land loopen, waar het recht op kinder
bijslag betreft, belangrijk uiteen. In een
aantal gevallen wordt voor elk kind bene
den een bepaalden leeftijd bijslag verstrekt
Andere regelingen kennen den bijslag eerst
toe, te beginnen met het tweede, derde,
vierde of vijfde kind beneden den gestelden
leeftijd.
De leeftijdsgrens verschilt al evenzeer.
Voor de overheidsdiensten is de grens veelal
16, 17 of 18 jaar, voor de particuliere be
drijven meestal 14 of 15 jaar.
In het ontwerp wordt recht op kin
derbijslag toegekend aan den arbeider,
die hier te lande zijn woonplaats heeft
en wiens gezin meer dan twee kinderen
beneden den leeftijd van vijftien jaar
telt. Bijslag wordt gegeven voor elk
kind, te rekenen van het derde kind,
dat den leeftijd van vijftien jaar nog
niet bereikt heeft. Onder kinderen wor
den verstaan wettige, gewettigde en
aangehuwde kinderen, op den eersten
dag van het ingetreden kalenderjaar
deel uitmakend van het gezin van den
arbeider.
Blijkens de gezinsstatistiek 1930 telde ons
land 1 720 744 gezinnen met een totaal aan
tal kinderen van 3.751.866. Het rekenkundig
gemiddelde van alle gezinnen was dus 2 18
Tegenover 1.128.953 gezinnen met geen. één
of twee kinderen stonden 591.791 gezinnen
met drie of meer kinderen. Voor toekenning
van bijslag van het derde kind af bestaat
dus, mede in aanmerking nemend de ge
stelde leeftijdsgrens, wel aanleiding. Een
uitkeering van het eerste kind af zou de
kosten der voorziening zeer belangrijk doen
toenemen en derhalve een aanmerkelijk
zwaarderen last op het bedrijfsleven leg
gen.
Ook ten aanzien van de hoogte der ult-
keeringen vertoonen de bestaande kinder
bijslagregelingen groote verschillen. In
sommige gevallen wordt toegekend een vast
bedrag per week of per maand, neerkomen
de op f. 12 of f. 60 per kind per Jaar. in
andere gevallen bedraagt de bijslag 3 pCt.
(een enkele maal meer dan 3 pCt.l van het
loon. veelal dan echter beperkt tot een
maximum bedrag.
Een procentsysteem heeft het voordeel
van een zoo sterk mogelijke affiniteit tus
schen loon en kinderbijslag. Een dergelijk
systeem levert echter zeer ernstige bezwa
ren op wegens den uitgebreiden admini
stratieven arbeid en de hooge kosten daar
aan verbonden. Het ln het ontwerp geko
zen stelsel voldoet, naar de meening van
den minister, aan den eisch van een een
voudige administratie, zoodat de op te
brengen premlën zoo efficiënt en econo
misch mogelijk kunnen worden besteed,
terwijl anderzijds het verband tusschen
loon en bijslag toch in voldoende mate
behouden blijft.
De middelen tot dekking der toe te
kennen kinderbijslagen en der admini
stratiekosten moeten worden opge
bracht door dc werkgevers naar een
premiestelsel. De premie zal worden be-,
rekend over het totale loonbedrag, dat
de onderneming aan haar arbeiders
uitkeert, ongeacht, of dat loon wordt
ontvangen door een ongehuwden dan
wel door een gehuwden arbeider, hetzij
met of zonder kinderen.
Volgens een zeer voordeelige kosten
raming zal de verschuldigde premie
vermoedelijk bepaald kunnen worden
op ongeveer een percent van het loon.
Het ontwerp kent geen premieverhaal op
de arbeiders, wijl dit met het oog op den
aard der materie beter achterwege kan
blijven. De uitvoering van de kinderbijslag-
verzekering kan geschieden óf door hét be
drijfsleven zelf óf door middel van over
heidsorganen. In de lijn van de ontwikke
ling der uitvoering van het sociale verze
keringswezen is uitvoering door het be-
I drljfsleven zeil vooropgesteld.
Voor zoover het bedrijfsleven beschikt
over hel orgaan van den bedrijfsraad. ls
de mogelijkheid geopend, dat dit orgaan,
met machtiging der Kroon, een kinder
bijslagfonds opricht en in stand houdt. In
dit geval zijn alle werkgevers in het be
trokken bedrijf van rechtswege bij dit
fonds aangesloten
Voorts is overal daar, waar geen bedrijfs-
radpnfonds zijn beslag krijgt de mogelijk
heid geopend van uitvoering dezer verze
kering door krachtens de v.lektewet erken
de bedrljfsvereenizingen. Daarbij is intus-
schen het oog gericht gehouden op een
wijze beperking dezer Instelling. Als richt
snoer is genomen, dat, tenzij in bepaalde
Prij» von „Quo Vadis II" 30 cti.
„Quo Vadis I en II" iameng*bond«n 55 ets.
bij don boekhandel en kiosken.
In Quo Vadis f II geeff de schrijver anlwoord op veie vra
gen, hem naar aanleiding von Quo Vadis? I gesteld.
Aan de hand van eenige eenvoudige voorbeelden wordt
aangetoond, dot de plannen uit „Quo Vodis?" tot groote
„welvaart" leiden.
Verder bevat dit werkje o m. een copie van een uitnoo-
diging door den schrijver, gericht tot de regeering, in
verband met de door hem ontworpen plannen.
De clou in „Quo Vadis? II" is echter de „begrooting" van
boten en losten, die een gevolg zullen zijn van een uit
voering der plannen uit „Quo Vadis?".
De conclusie, waartoe deze becijfering
komt, is „overweldigend gunstig" en luidt:
Binnen één, hoogstens 2 jaar, kunnen alle
300.000 werkloozen in het productieproces
opgenomen zijn en zullen zij dus normaal,
productief werk hebben.
De kosten, hieraan verbonden, bedragen
aanvankelijk (de eerste 2 jaren) niet meer
millioenen guldens dan de mensch vingers
aan beide handen heeft.
Ten overvloede blijft ernog'niaarlijks extra
voordeel van circa 700 millioen gulden
over, ongeacht nog tal van verdere voor-
deelen, die in Quo Vadis?ll zijn beschreven.
4965
(Ingez. Med.)
gevallen organisatorische verhoudingen
daarvoor een beletsel vormen, per bedrijf
niet meer dan één bedrijfsvereniging tot
stand komt, en wel een zoodanige, welke
voor dat bedrijf representatief te achten
is, in verband waarmede de tot dat bedrijf
behoorende werkgevers in zijn keuze van
aansluiting beperkt wordt tot het fonds
van deze bedrijfsvereeniglng of tot het
nader te noemen overheidsfonds.
Ten slotte is nog een aanvullende rege
ling noodig voor die gevallen, waarin noch
een kinderbijslagfonds van een bedrijfs
raad bestaat, noch aansluiting bij het
fonds van een erkende bedrijfsvereeniglng
plaats kan hebben of heeft. Voor zulke ge
vallen wordt een rijkskinderbijslagfonds in
het leven geroepen dat zal worden beheerd
door het bestuur der Rijksverzekerings
bank, terwijl de Raden van Arbeid als
administratieve uitvoeringsorganen zullen
optreden.
oncentreer op het krachtigste
reclame-middel
EEN ZITTING MET ONVERWACHT SLOT.
Nadat eenige malen achtereen de Leid-
sche Raad een kleine en weinig beteeke-
nende agenda had afgewerkt, werd hem
plotseling een agenda van 47 punten ter
afdoening voorgelegd. En al stonden er
zeker een dikke dertig punten op, die men
direct tot hamerpunten mocht rekenen,
toch bleef er wel zooveel belangrijks over,
dat met zekerheid een avondzitting was
te voorspellen. Doch voor de zooveelste
maal is opnieuw bewezen, dat men om
trent den duur van Leidsche raadszittin
gen nooit Iets kan voorspellen.
Het belangrijkste punt der agenda was
zonder tegenspraak het voorstel van B. en
W. om de opcenten op de personeele be
lasting met 35 te verhoogen en dus op 135
te brengen. Zooals men weet, is dit een
der voorstellen om de begrooting voor 1939
sluitend te maken. Met recht mocht men
dus verwachten, dat daarover zoo het een
en ander ln het midden zou worden ge
bracht, al leek een aanvaarden tenslotte
verzekerd. Maar de heer De Reede kwam
met het voorstel om de kwestie aan te
houden tot de behandeling der begrooting,
opdat men een volledig overzicht zou kun
nen verkrijgen van de positie der gemeen
te. Op zich zelf is daarvoor natuurlijk alles
te zeggen, want zoo'n overzicht kan zeer
nuttig zijn. Van de zijde van B. en W.
werd echter opgemerkt, dat dit onmogelijk
was, daar de wet een beslissing voor 28
dezer eischte. Wethouder Verwey verzette
zich dan ook met hand en tand tegen uit
stel. Niettemin hield de heer De Reede vol,
dat uitstel wel degelijk mogelijk was. Het
eind van het lied was, dat na een eenlgs-
zins vreemd debat tusschen den heer De
Reede en den voorzitter beiden bedoel
den hetzelfde, doch begrepen elkaar blijk
baar niet geheel besloten werd tot een
uitstel van een week, daar de Raad dan
opnieuw bijeenkomt om in deze korte pe
riode den inspecteur der belastingen te
raadplegen wie gelijk heeft in de kwestie
van verder uitstel, tot begin volgend jaar
de begrooting wordt behandeld.
Zoo verdween onverwachts het belang
rijkste agenda-punt en ook het tweede
punt. waarover een groot opgezet debat
mocht worden verwacht, dat der contact
commissies, werd in een handomdraai af
gedaan: het werd in handen gesteld van
een door B. en W. aan te wijzen commissie
ad hoe. Wij willen terstond erkennen, dat
daarmede een gelukkige greep is gedaan,
want deze materie was feitelijk nog te
vaag gehouden om een uiteindelijke beslis
sing te kunnen nemen. Nu kan men een
juiste behandeling grondig voorbereiden
zonder om elkaar heen te draaien.
Daarmede was beslist, dat een avondzit
ting overbodig werd!
Een tegenvaller was daarentegen dat
over het voorstel v. d. Voort, dat werd
overgenomen door den heer Oostveen -
de heer v. d. Voort is immers geen lid van
den Raad meer inzake weer toetreden
der gemeente tot het centraal overleg op
nieuw zoo uitvoerig werd gedebatteerd
zonder dat werkelijk nieuwe gezichtspun
ten meer naar voren werden gebracht.
Trouwens, dit was ook vrij moeilijk, daar
deze kwestie toch reeds eenige malen is
behandeld. In de zienswijze der diverse
partijen was geen wijziging gekomen en
dus sneuvelde het voorstel-Oostveen.
De wees voor aantasting der gemeente
lijke autonomie, die inderdaad niet denk
beeldig is, besliste.
Met genoegen hebben wij gezien, dat de
Raad niet inging op den aandrang van
een groep winkelbedienden en kantoorper
soneel om op Zaterdagavond vroeger de
winkels te sluiten. Dat zou de Sleutelstad,
die 's avonds in het algemeen al weinig
vertier biedt, op den besten verkoopdag der
week tot een doode stad maken, juist ook,
wanneer vele menschen uit de omgeving
de stad bezoeken. Voor den middenstand
zou dat ontegenzeggelijk een strop betee-
kenen en dat in deze tijden, dat hij het
toch al niet zoo breed heeft.
De heer Van Eek bepleitte nog uitstel
voor een nader onderzoek, doch de Raad
oordeelde dit 0.1. terecht overbodig; de
situatie sprak te duidelijk.
Maandag dus opnieuw een zitting.
CopyrtgHj P. L B. Bo« 6
„Pf, wat is het hier ontzettend heet!" Ook de tweede broer I I de zaal heerschte, dank zij den lakël, die de groote kachel
kon het niet laten iets over de groote hitte te zeggen, die in geen oogenblik alleen liet en telkens weer zorgde, dat deze
rood-gloeiend stond.
„Ja, wij braden vandaag jonge haantjes", gaf de prinses
ten antwoord. „Eh.... watehstamelde de tweede
broer van Hans de Stumper. Achter en naast zich hoorde hij
zijn gestamel herhalen door degenen, die alle antwoorden
moesten opschrijven. Dit maakte hem nog veel zenuwachtiger,
zoodat hij geen woord meer kon uitbrengen.
„Er deugt niets van", zei de prinses en meteen wees zij naar
de deur, „ga maar gauw weg!" Daar ging de geleerde broer,
het hoofd gebogen, beschaamd over het geringe succes, dat
hij had gehad. En degenen, die nog aan de beurt moesten
komen, durfden nu heelemaal niet meer naar binnen. Wan
neer de twee knapsten het er zóó slecht af brachten, was
succes voor hen wel uitgesloten. Maar Hans de Stumper dacht
er anders over....