Verbreeding Noordzeekanaal - Jubileum Van Deüenter-school Bandoeng 79iie Jaargang LEIPSCH DAGBLAD Tweede Blad De noodlottige terugkeer FEUILLETON HET WERK aan de verbreeding van het Noordzeekanaal bij de Hera- brug. Een der zinkstukken voor de versterking van den bodem wordt met steenen tot zinken gebracht. DE „VAN DEVENTERSCHOOL" TE BANDOENG - waar uitsluitend Inheemsche onderwijzeressen worden opgeleid, be stond dezer dagen 20 jaar. Groep van leerlingen voor het gebouw DE NIEUWE UNIFORM voor de civiele luchtmacht, welke in Engeland gevormd is. EEN REUSACHT1 GE WANDSCHIL DERING voor de levensmiddelenhal van de Newyorksclie wereld tentoonstelling. DE STRIJD IN CHINA. Onder bescherming van artillerie vuur doen Japansche soldaten een aanval op de Chineesche stellingen ten Zuiden van den Jangtse, bij den opmarsch naar Hankau. DE TROEBELEN IN PALESTINA. Royal Scots Greys, die kort geleden in Palestina zijn aangekomen, op patrouille langs de spoorlijn bij Sarafand. EEN KONING VERLAAT ZIJN SCHOOL Koning Ananda Mahidol van Siam, (mid den) die in Lausanne op school was, reist naar zijn land terug-. VOOR VISSCHERS OM VAN TE WATERTANDEN. Een 22 pond zware karper, gevangen bij het afvisschen van de vijvers in het Nationale Park ,,de Hooge Vel uwe" te Hoenderloo. Door LESLIE FORD. Vertaald door PAULINE FELLINGA. 26) Op een velletje postpapier van mijn bu reautje lagen twee blauw fluweelen bloem bladen. Ik staarde er naar. terwijl hij me kalm aankeek. „Ga zitten, mrs. Latham," zei hij. „Ik wilde u een paar vragen doen." Onder het spreken nam hij een porte feuille en opende die. Ik ging zitten met het akelige gevoel, dat me het mes op de keel werd gezet en dat ik definitief moest beslissen of ik mee zou huilen met de welven in het bosch of niet. Hij haalde uit de portefeuille het grijze velletje postpapier, dat Alice Gould op Sandra's toilettafel had gevonden en legde het zorgvuldig op tafel bij de blauwe blaadjes. Hij nam nog een langwerpige strook papier en legde die er ook bij. Toen zei hij, onverwacht: „Ik wou dat u me eens iets van uw telefoon vertelde." ••Mijn telefoon?" Hij knikte kalm. „Wel, het is een dorpstelefoon, met een bei-inrichting." zei ik. „We hebben er een «uk of twaalf op dezelfde lijn Er is eigen lijk maar één privé telefoon in de plaats en die is op de club. Die is aangelegd opdat de heeren een afzonderlijke lijn zouden hebben voor hun zaken-gesprekken. Het andere systeem is altijd zoo geweest en we doen het er mee. Het is wel erg vervelend, als de lijn soms een half uur lang niet vrij is, of als je weet, dat iemand als Elsie Car ter meeluistert. Maar zoo landelijk is het hier nu eenmaal. Waarom vraagt u er naar?" Hij keek me even aan, een vonk in zijn donkere oogen. „Dat interesseert me juist," zei hij lang zaam. „Dat meeluisteren. Er is iemand op de lijn, die meeluistert, telkens als ik opge beld word. Ik wil weten wie het is." „Ik vrees dat u dat niet zult kunnen ontdekken, kolonel Primrose." zei ik. „De telefoniste in het dorp krijgt geen sein tenzij je aan den zwengel draait." Hij knikte. „Dat begreep ik." zei hij. „Neen, ik kan het niet ontdekken. Maar u kunt het voor me ontdekken als u wilt. Wilt u?" Tlr aPtWJ*lfte „U bent bang. hè? Bang om „Bang om mijn vrienden te bespionnee- ren. Ja, dat is zoo. Sandra Gould heeft al genoeg kwaad gesticht toen ze nog leefde." Hij schudde weer gjn hoofd en keek me vreemd aan. ,Is het niet in u opgekomen, mrs. La tham, dat degeen die Sandra Gould ver moord heeft, héél misschien géén vriend van u is?" „Wat bedoelt u?" zei ik. Hij grinnikte opeens. „De hardnekkig heid, waarmee jullie allemaal aannemen, dat de moordenaar een van jullie eigen troepje is. is een beetje amusant. Maar hoe dan ook, ik moet hulp hebben van insiders." Hij zweeg even, ernstig nadenkend. „Laten we zóó afspreken, mrs. Latham. Traoht u me de informatie te bezorgen, die ik noodig heb. Als het iemand belast, dien u niet belast wilt hebben, kunt u het voor u houden, op conditie dat u het dan ook volledig voor u houdt. Dat u, in dat geval, mij ook niet verraadt. Wilt u dat doen?" Ik knikte onwillig; en hij keek voldaan. „Goed dan. Dan is er nóg iets met uw telefoon, mrs. Latham." Zijn blik was op me gevestigd met een verscherpte berekening, alsof hij overlegde of hij me nog wat verder kon vertrouwen. Ik schuifelde onrustig met mijn voet. Ik wilde net zoo lief, dat hij me niets vertelde, „U bent niet zoo vaak bij uw telefoon geweest de laatste dagen als Lilac en ik," Ik keek zeker nogal verbaasd. Hij ver volgde: „Iemand heeft u aldoor opgebeld en dan opgehangen zonder te spreken. Of ze ver wachtten, dat u zoudt komen en liever niet spraken met mij of de keukenmeid en daarom opgebeld hebben, weet ik niet, misschien is het alleen dat." „Bedoelt u dat als u aan de telefoon komt. ze ophangen zonder te spreken?" Hij knikte. „Het is verscheidene malen gebeórd. Eens toen u, vroeger op den dag uit was en driemaal toen Rosemary en u vanavond in het laantje waren." „Terwijl dr. Potter hier was?" vroeg ik; nogal slim, vond ik zelf. Hij keek me snel aan. „En nadat hij weg was," zei hij, kalm. „Maar wat me het meest interesseert, is dat ze gisterennacht opbelden om 3.15, toen u het huis uit was. Daar werd ik wak ker van en zoo wist ik, dat u uit was. Om dat ik een heele poos gewacht heb, vóór ik er naar toe ging." „Maar weet u zeker dat ze niet opgehan gen hebben, juist omdat u zoo lang ge wacht hebt?" „Neen, Ik heb dien oproep nagegaan, vanmorgen, nadat ik ontbeten had bij den begrafenisondernemer." Ik wachtte tot hij zou doorgaan, onbe wust mijn adem inhoudend. „Hij kwam uit de publieke telefooncel in Church Street. De telefoniste wist niet of het een man of een vrouw was." „Uit het dorp om kwart over drieën?" vroeg ik. „Dat is bespottelijk!" „Waarom?" „Wel, de mensohen gaan je niet opbellen om kwart over drieën om daarna op te hangen. Als ze hem tenminste niet erg om hebben." „Of in groote opwinding zijn, mrs. La tham. De opwinding na een juist beganen moord bijvoorbeeld. Of misschien de op winding van te weten wie de moorde- naar is." Dat alles liet me volkomen in het etuis- ter. „U bedoelt dat de moordenaar mij aan het opbellen is?" Kolonel Primrose aarzelde. „Ik heb die middagoproepen ook nagegaan." Waar komen die vandaan?" „De telefoniste kan het niet met zeker heid zeggen. Het is een lijn met twee aan geslotenen. De ééne is de consistoriekamer van de St. John's kerk in het dorp. Dat is zeker een semie-publieke telefoon?" „Dat zou ik niet weten." Hij knikte. „Ziet u, mrs. Latham, het is een vrij ge woon psychologisch verschijnsel. Iemand heeft iets op zijn hart. Hij zoekt door mid del van de telefoon contact met iemand, die alles van deze ellendige historie af weet. Misschien wil hij spreken en neemt een kloek besluit en krabbelt dan terug als hij aangesloten is. Misschien wil hij alleen weten of we hier nog zijn. Misschien be- splonneert hij u. Maar dat is de hoofdzaak niet." „Wat is het dan?" vroeg ik gedwee. „Dit. lederen keer als die telefoon van u gaat of het nu een echte oproep is of die mysterieuze opbeller, die dadelijk op hangt als ik antwoord luistert er iemand mee. Mijn vermoeden is, dat dit aldoor een ander is dan onze schuwe vriend. Om kort te zijn: het ls een van uw buren, mrs. La tham. Wilt u nu voor me ontdekken, wie?" „Mijn goede man," zei ik, „wees niet dwaas. Hoe kan ik dat?" Hij grinnikte, maar werd dadelijk weer ernstig. „Dat zal ik u zeggen," zei hij. „Het is heel eenvoudig. De persoon die meeluis tert, verraadt zich onbewust, lederen keer weer. Hij heeft een klok dicht bij de tele foon staan, die goed hoorbaar tikt." Ik dacht vlug aan de telefoons van al mijn buren. De klok van de Goulds staat op den schoorsteenmantel, hun beneden- telefoon is in de hall, het toestel boven staat in Alice's kamer bij haar bed. Het is gek, hoe doodeenvoudige dingen je ontgaan. Hoe ik ook dacht, ik kon me maar niet herinneren waar de telefoon van Lucy Lee was en of er een klok bij stond „Het is niet ongewoon, dat er een klok bij de telefoon staat," zei ik. „Tientallen menschen kunnen dat hebben Kolonel Primrose knikte. „Dat weet ik. Maar dit is een speciale klok. Ze heeft een heel raar sprongetje in den tik. Dal merk je direct Verder is het geen groote klok. zou ik denken. Waarschijnlijk niet die van een huiskamer of een hall." (.Nadruk verboden). tWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5